Totaal aantal pageviews

maandag 28 juli 2014

Lexicon S-Z

STEENWIJK VESTINGSTAD lexicon S-Z

samenleving; zie: bevolking, dagelijks leven, gezondheidszorg, kerkgenootschappen, ouderenzorg, woonomstandigheden.
Samen Sterk: winkeliersvereniging te Steenwijkerwold, opgericht in 1955, uitgever van de Kraante van ’t Wold; zie daar. Zie ook: J. Tuut.
Samuel: naam van de Evangelische Gemeente te Witte Paarden.
Sand­dijk of Zanddijk; zie: Heerendijk.
Sangerland: veldnaam (1571) van land op de Steenwijkerkamp. Mogelijk genoemd naar de Steenwijker  drukker en uitgever Harmen Sangers, ook geschreven als Herman ’t Zangers.
S.A.S. (Steenwijker Amateur Schilders): vereniging van vrijetijdsschilders, opgericht in 1980, tot 2002 onder voorzitterschap van mevrouw A.G. Blokdijk.
Saxonia: een in 2007 opgericht samenwerkingsverband tussen de gemeenten Steenwijkerland, Oost- en Weststellingwerf en Westerveld op het gebied van natuur, cultuur en toerisme.
schaatssport. Voor een historisch overzicht van de schaatssport in Steenwijk, zie: HM 2001 n4 p94-103. Zie ook: ijsbaan.
Schaik, Cornelis Joannes van (Vinkeveen 15 april 1882 – Steenwijkerwold 1 januari 1948) was van 1906-1948 pastoor te Steenwijkerwold.
schans: een in het veld opgeworpen versterking, meestal in de vorm van een gebastioneerde vier-, vijf- of zeshoek, ook veldschans genoemd. Schansen werden in de 16e en 17e eeuw door belegeraars opgeworpen als bescherming bij uitvallen vanuit de stad. Een aantal schansen vindt men terug op de door Johan van den Kornput getekende kaart (1581), waaronder de Kapelschans en de Oosterschans. De naam Grote Woldschans is van recente datum. Zie ook hoofdstuk 7.
Schans, De: in 1983 tot stand gekomen parkeerterrein aan de oostzijde van de stad, bij de voormalige Oosterschans.
Schansweg: een in 1974 aangelegde wegverbinding tussen Zuidveen en de oostzijde van Steenwijk.
schar; zie: scheer.
Schee, Johannes van der (roepnaam: Jo; Poortugaal 20 januari 1933 – Steenwijk 15 januari 1998), ambtenaar. Werkte sinds 1952 in overheidsdienst, eerst te Rotterdam en Zwijndrecht en van 1969-1991 bij de gemeente Steenwijk als chef van de afdeling bevolking, burgerlijke stand, verkiezingen en militaire zaken. Was, als sociaal bewogen mens, ook daarnaast actief, onder meer bij V.V. Steenwijk.
Scheenstra, Gerrit Johannes Jens (zoon van Willem S.; roepnaam: Ger; Steenwijk 25 november 1949), onderwijzer. Was van 2001 tot 2007 voorzitter van de Commissie Oudheidkamer. Schrijver van bijdragen aan een historische reeks in de OSC en van Steenwijk in oude ansichtkaarten (2008).
Scheenstra, Hendrik (oudste kind van Rudolf S.; roepnaam: Henk; Steenwijk 1 januari 1903 – Meppel 10 mei 1994), sigarenmaker en -winkelier. Schreef in afleveringen over de geschiedenis van Steenwijk in de Steenwijker Expres: Beleg en ontzetting van Steenwijk (1981) en het boekje Herinneringen aan Steenwijks verleden (1985). Ref.: SW p370.
Scheenstra, Rudolf (Onna 9 september 1881 - Steenwijk 27 april 1957), sigarenmaker, vakbondsman. Speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van de arbeidersbeweging en voerde in 1921 de stakingen in de Steenwijker sigarenindustrie aan. Was medeoprichter van de Ned. Sigaren- en Tabaksbewerkers Bond en van het fanfarekorps Tot Steun in de Strijd. Naar hem is in 1961 genoemd het verenigingsgebouw van de FNV aan de Korte Woldstraat, thans aan de Gasthuisstraat. Ref.: HM 1991 n4 p124-130; SW p370.
Scheenstra, Sjoerd Hendrik (Witte Paarden 28 oktober 1933), jurist. Werkte sinds 1963 als beleidsmedewerker bij de gemeente Zaandam. Was sinds 1967 burgemeester van Asperen en Heukelum en van 1979- 1998 van Oegstgeest. Ref.: OSC 1 juli 1992.
Scheenstra, Willem (jongste zoon van Rudolf S.; Steenwijk 28 juli 1918 – Meppel 3 november 1998), postambtenaar. Was 25 jaar bestuurslid van de Hengelsportvereniging Steenwijk en rapporteur van de KNVB, tien jaar secretaris van natuurvereniging De Noordwesthoek en bestuurslid van de HVS (1993-1998). Schreef, vaak in verhalende trant, artikelen over de geschiedenis van Steenwijk waaronder: Steenwijk in de Franse Tijd (1989). Ref.: HM 1999 n1 p2-5; SW p370.
scheepsveer, scheepvaart; zie: beurtvaart.
scheer (ook: scher, schere, schar of schare): een aandeel (vgl. Eng. ‘share’) in de marke, een stuk land (soms ook een water) van onbepaalde grootte waarnaar de lasten werden berekend, in feite hetzelfde als een ‘waardeel’.
Scheer, Johanna Frederika Barbera van der (roepnaam: Jo; Almelo 24 maart 1907 – Meppel 24 januari 2000), bibliothecaresse. Was van 1948 tot 1972 directrice van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Steenwijk. Zij was daarnaast een verdienstelijk dichteres die publiceerde in Tijd en Taak en andere publicaties. Ref.: HM 1995 n3.
Scheerebrug: provinciale ophaalbrug (1952) in de weg tussen Scheerwolde en Nederland over de Wetering.
Scheerwolde: nieuw dorp in de gemeente Steenwijkerland, 7.5 km westzuidwestelijk van Steenwijk, met ongeveer 550 inwoners. Tijdens de ontginning (1928-1968) van het uitgeveende gebied ten zuidwesten van Steenwijk, werd in 1952 begonnen met de bouw van het dorp. Het werd op 1 juli 1953 door H.M. Koningin Juliana geopend en kreeg de naam Scheerwolde, naar het oude kerspel en schoutambt Scherwolde; zie daar.
Scheerwolde, Voetbalvereniging: opgericht in 1957; clubkleuren: rood-wit.
Scheidenbergje: voormalige grensmarkering (1822) waar de postweg van Steenwijk naar Meppel de grens tussen Overijssel en Drenthe kruiste. Waarschijnlijk was het een grafheuvel.
Schenck van Toutenburg, George (van Duitse afkomst - Vollenhove 2 februari 1540), militair, bestuurder. Werd, door zijn huwelijk met Anna de Vos van Steenwijk, grootgrondbezitter in Overijssel en Drenthe. Werd in 1521 bisschoppelijk stadhouder van Friesland. Veroverde in 1523, met de Geldersen, Steenwijk. Daardoor verloor de stad de helft van zijn inkomsten alsmede de Zuidermeenthe en enige landerijen tot onderhoud van het toen binnen de stad gebouwde blokhuis (het Kasteel). In 1534 maakte keizer Karel V een einde aan deze toestand. Zie ook: Friesland; Kasteel.
Schep, Pieter (vaak Scheps genoemd; Amsterdam 8 juli 1888 – Meppel 21 december 1961; begr. Steenwijk AB), schilder. Woonde sinds 1944 op verschillende plaatsen in en om Steenwijk. Kleurrijk figuur die zich, al zwervende, met tekenen en schilderen bezig hield. Ref.: HM 2006 n1 p25-32.
schepel: oude vlaktemaat gelijk aan 0.0903 ha (Steenwijker Maat; zie daar). Het schepel als inhoudsmaat is gebaseerd op de hoeveelheid zaaizaad benodigd voor een schepel bouwland.
schepen: lid van de magistraat (stadsbestuur).
scher (of: schere); zie: scheer.
Scherewegje: pad langs het Paardenwater. De naam duidt op de daar groeiende waterscheerling.
Schermer, Johannes Nicolaas Cornelis Maria (roepnaam: Jan; Bussum 3 juli 1909 – Steenwijk 8 oktober 1998), priester-rector. Was sinds 1935 kapelaan van de parochie Steenwijkerwold en van 1937-1974 rector van het onderwijscentrum De Voorzienigheid. Ref.: SW p406.
Scherwolde (vroeger ook: Scaderwolde, Scaerwolde, Scharwolde): voormalig kerspel en schoutambt, 6-11 km westzuidwestelijk van Steenwijk; in 1832: kadastrale aanduiding van sectie N van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. De naam bestaat uit de elementen ‘scheer’ en ‘wold’ en betekent: bosgebied waarin de markegenoten ieder hun aandeel hebben. In 1270 had Scherwolde al een eigen kerk, gesticht vanuit IJsselham en gewijd aan Sint Nicolaas. De pastoor werd benoemd door het kapittel van de Sint Clemenskerk in Steenwijk. De locatie van de voormalige kerk zoekt men aan de Wetering, ongeveer 2.5 km ten noordwesten van het tegenwoordige Scheerwolde. Het kerspel omvatte, behalve het dorp Scherwolde, het hele gebied ten westen van de Lakeweg met de tegenwoordige buurtschappen Muggenbeet, Nederland en Wetering. Scherwolde was een zelfstandig schoutambt met een schout die tevens voor Steenwijkerwold fungeerde. Het schoutambt Scherwolde werd omstreeks 1600 opgeheven en toegevoegd aan dat van Steenwijk. Na de vervening raakte het gebied ernstig in verval; de bewoners vertrokken of bleven in armoede achter. Ref.: J. Mooijweer. Bedeeld en welgedaan: de N.H. Armvoogdij in Scheerwolde, ’t Nederland en de Wetering (1999). Zie ook: Scheerwolde.
Scherwolder Ribben: kadastrale aanduiding (1832) van de verveende landen van Scherwolde, gebruikt als hooiland en sinds 1941 opgegaan in de Polder Wetering Oost.
Scherwoldiger Weteringe: oude benaming voor Wetering; zie daar.
schietbaan; zie: schutterij.
schilderkunst; zie: hoofdstuk 15.
schilders; zie: kunstschilders.
schildwachthuisje; zie: theehuisje.
Schipper, Hendricus Hemmes (Doetinchem 6 mei 1876 – Elim gem. Hoogeveen 14 februari 1936; begr. Willemsoord), predikant. Was van 1901-1931 hervormd predikant te Willemsoord, waar hij van grote betekenis is geweest voor de plaatselijke bevolking.
Schipper, Jan (Workum 26 oktober 1955), was werkzaam in het bankwezen. Werkte van 1972-2005 bij de Amrobank (later ABN AMRO) te Steenwijk. Was sinds 1982 vele jaren lid van onder meer de Commissie Oudheidkamer, bestuurslid van de SLOS en penningmeester van De Laatste Eer. Publiceerde over antiek zilver en zilversmeden. Schreef daarover onder meer: Het Steenwijker stadszilver (1995).
Schipper, Klaas (Verlaat, gem. Steenwijkerwold 16 april 1910 – Steenwijk 18 september 2003), landbouwer. Reed in de periode 1941-1956 vijfmaal de Friese Elfstedentocht uit. Werd in 1947 tweede, na een val voor de eindstreep, maar werd alsnog met vier anderen gediskwalificeerd wegens vermeend ‘opleggen’. Ref.: OSC 2 februari 1992.
Schipper, Pier (Oldehove 21 december 1900 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Steenwijk AB), slager. Werd, wegens het verschaffen van onderdak aan onderduikers, door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p133-140.
Schippers, Hendrik Willem (roepnaam: Henk; Raalte 10 april 1950 – Steenwijk 13 februari 2000), sociaal geograaf, burgemeester. Was leraar aardrijkskunde, later wethouder en loco-burgemeester van Enschede en, vanaf 1995, burgemeester van Steenwijk. Heeft actief bijgedragen aan de ruimtelijke ontwikkeling van Steenwijk, vooral van het woongebied Steenwijkerdiep en het bedrijvenpark Oostermeentherand.
Schippersbrug: moderne metalen voetgangersbrug (2004) over de gemeentelijke passantenhaven in het Steenwijkerdiep. De doorvaarthoogte bedraagt 3.30 m. Vernoemd ter nagedachtenis van burgemeester H.W. Schippers (1950-2000).
schippersgilde; zie: beurtvaart.
schippersvereniging; zie: Schuttevaer.
schipsloot: smalle vaart, gegraven voor de afvoer van turf met kleine schepen. Bekend zijn de Nijensleker Schipsloot en de Langesloot, die ook wel Schipsloot genoemd werd.
Schmidt, Frederik Wilhelm (roepnaam: Frits; Hasselt 17 januari 1951), historicus, directielid onderwijs. Sinds 1972 werkzaam in het onderwijs, vanaf 1976 aan het Almere College te Dronten, eerst als docent geschiedenis, sinds 1980 als conrector en later als directielid. Promoveerde in 1994 aan de RU in Utrecht op Te laate genodigt of in ’t geheel vergeten; de positie van Hasselt en Steenwijk binnen het bestuur van het gewest Overijssel 1621-1795. Is redactielid van Overijsselse Historische Bijdragen, publiceert sinds 1991 en is auteur van hoofdstuk 5.
Schokker, Zacharias (Blesdijke, gem. Weststellingwerf, 27 februari 1847 – Steenwijkerwold 12 mei 1916), veehouder. Was in 1911 medeoprichter en tot aan zijn dood secretaris van de coöperatieve stoomzuivelfabriek Ons Belang in Tuk.
scholen; zie: onderwijs.
Scholestraat: straat in Steenwijk, in 1856 genoemd naar de voormalige Latijnse School (1627-1748). Deze straat, in het verlengde van de Gasthuisstraat, maakte ooit deel uit van de oude heirweg en werd nog in 1444 Oosterstraat genoemd. De gebogen verbinding met de tegenwoordige Oosterstraat heette tot 1962 de Kromme Elleboog. Ref.: SN p84-85.
Scholten, Johannes (roepnaam: Johan; Steenwijk 29 juli 1907 – Bloemendaal 14 februari 1999), fotograaf. Werkte sinds 1924 als fotograaf in Groningen, in de jaren 30-40 in Steenwijk en na de 2e WO in Haarlem. Hield internationale exposities en verwierf verschillende onderscheidingen. Ref.: SW p402.
Scholten, Wicher (Steenwijk 20 juni 1893 – Hasselt 15 juni 1974), kunstschilder. Werkte als keramiektekenaar in Amsterdam, van 1922-1931 als lithografisch tekenaar in Hannover en daarna als schilder, tekenaar, etser en ontwerper in Hasselt. Ref.: SW p141-142.
Scholtensloot: voormalige turfsloot, ongeveer 5 km west­zuid­westelijk van Steenwijk. Deze liep van de Haar­sloot, onder een ophaal­brug in de Hooidijk, door het Ruxveen naar het Steenwijker­diep, en was ongeveer 2.3 km lang. De Scholtensloot is geheel opge­gaan in de Polder Gelderingen.
Scholtensteeg: straatje in de voormalige woonbuurt Achter de Kerk.
School A: in 1857 voortgekomen uit de Franse School aan de Oosterstraat. Het was de school voor kinderen van welgestelde ouders en bood ook een ULO-opleiding. In 1909 werd een nieuwe School A aan de Stationsstraat in gebruik genomen die in 1959 werd gesloten. Het personeel is toen overgegaan naar de nieuwe school in De Gagels, de Emmaschool.
School B: stadsburgerschool in 1874 gebouwd aan de Kornputsingel, meestal de Walschool genoemd; zie daar. In 1921 ging de school over naar de (nieuwe) School B aan de Noordersingel 14. Dit gebouw werd in 1977 inwendig verbouwd en bood tot 2007 onderdak aan taakgestuurd onderwijs volgens het Daltonprincipe, sinds 2021 aan restaurant De Bovenmeester.
School C: in 1881 in gebruik genomen nieuwe ‘armenschool’ in de Onnastraat, in 1959 opgeheven. De school ging over naar de Wilhelminaschool in de Wilhelminastraat en de Emmaschool in De Gagels. Het gebouw werd gedeeltelijk afgebroken; het resterende deel werd verbouwd tot overdekt zwembad, later tot jongerencentrum De Buze.
School met den Bijbel; zie: Christelijke School.
schoorsteenregister; zie: vuurstedenregister.
Schot voor Steenwijk, Het: gedicht over het beleg van Steenwijk (1580-1581) in 1848 geschreven door Hendrik Tollens.
schout (ook: schulte): tot 1810 de titel van de vertegenwoordiger van de landsheer (de bisschop van Utrecht), door hem benoemd en belast met het bestuur en de rechtspraak bij de lage gerechten in zijn rechtsgebied, de schoutambten. In de steden vormden de schepenen met de schout het stadsgerecht, ook magistraat genoemd. De oudst bekende schout van Steenwijk was Johan die Joncker, genoemd in 1340. Andere bekende schouten waren: Lambert Sloet (15e eeuw), Roelof van Wterwijck, Johan van Tongeren en Ludolf van den Vene (16e eeuw) en Egbertus Dannenbergh en Pieter van der Licht (18e eeuw). De laatste schout van Steenwijk, Steenwijkerwold, Eese en Scherwolde was Christiaan Jan Fabius (1803-1810). Ref.: J.P.J. Postema. Tussen graaf en maire (1987) p. 47-49. Zie ook: drost.
schoutambten. Waren Steenwijk, Steenwijkerwold en Scherwolde aanvankelijk afzonderlijke schoutambten, van 1643-1811 was er één gezamenlijke schout. Uit de schoutambten zijn in 1811 de tegenwoordige gemeenten voortgekomen.
Schrale, Hielke Siebrand (Otterlo 13 augustus 1904 – Diever 15 september 1944), tandarts, oorlogsslachtoffer. Gefusilleerd door de SD. Ref.: HM 1994 n4 p120-123; SW p314.
Schrijversfestival; zie: Stichting Schrijversfestival Steenwijk e.o.
schuldmudden: belasting die aan de bisschop voldaan werd in de vorm van hoeveelheden graan.
schulte; zie: schout.
Schultinck: aanzienlijke Steenwijker familie. Ref.: C. de Graaf en J.A. de Boo. Memoriael van het geslachte ende afkomste van Michiel Schultinck (2005).
Schure, Johannes Gerardus ter (roepnaam: Jan; Steenwijkerwold 21 juni 1922 – Nijmegen 11 april 2003), bisschop. Bracht zijn jeugd door in zijn geboorteplaats Witte Paarden tot 1935; werd in 1951 priester gewijd. Pater Jan werd in 1957 overste van de Salesianen in Rijswijk en Den Haag en in 1961 provinciaal overste. Sinds 1978 was hij vicaris-generaal van monseigneur J. Gijsen. Paus Johannes Paulus II benoemde hem in 1984 tot hulpbisschop van Roermond en in 1985 tot bisschop van ‘s –Hertogenbosch. Zijn uitspraak in 1998, toen hij zijn ambt verruilde voor dat van pastoor in Alphen aan de Maas, luidde: “ik ben zuur gekomen, maar zoet gegaan”.
Schurf Kampen: zuidwestelijk deel van de Zuidermeenthe. Kadastrale aanduiding (1832) van landen, gelegen tussen de Aa en het Steenwijkerdiep, 1.2 km ten westen van de stad.
Schurink, Johannes: naam van drie verschillende stadsomroepers van Steenwijk die hun ambt in de periode 1845-1886 hebben uitgeoefend. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
schut; zie: verlaat.
Schutenhekke: voormalig straatje dat liep van de Prins Bernhardstraat naar de Meppelerweg tussen de tegenwoordige huisnummers 20 en 22. Genoemd naar Johannes Schute (1895-1978), destijds meubelmaker bij Nieweg en Banis aldaar.
Schuts, De: naam van de landerijen ten zuiden van de buurtschap Verlaat.
schutsluis; zie: sluizen.
schutspatroon; zie: Andreas, Clemens, Sint Adelbertus, Sint Hubert.
Schutte, Jan (Zuidveen 9 mei 1906 – Steenwijk 23 augustus 1974), dagbladcorrespondent. Was werkzaam bij Ons Belang (later Novac) in Tuk en actief in het vakbondswerk voor het CNV. Daarnaast was hij sinds 1932 correspondent van de OSC en andere bladen. Daarbij had hij in 1934 de primeur van de ‘brandstofloze motor’ van Johannes Wardenier.
schutterij: door het stadsbestuur georganiseerde groep burgers die het recht had wapens te dragen en de plicht om te helpen bij de bewaking en verdediging van de stad. Na de onafhankelijkheid in 1813 bleef de schutterij bestaan en werd ook ingezet bij calamiteiten en ter assistentie van de politie. Er waren vier tamboers die de schutters optrommelden om in actie te komen. Men oefende oorspronkelijk waar nu de Doelenstraat is, later op een schietbaan aan de Kallenkoterallee. In 1904 werd de schutterij opgeheven. Ref.: HM 1995 n1 p2-10.
Schuurman, Gerrit: stadsomroeper van Steenwijk sinds 1663. Ref: HM 1987 n1 p17-25.
Schuurman, Jan Bloemert (Giethoorn 19 februari 1767 – Steenwijk 15 september 1841), arts. Was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk. Kreeg vooral bekendheid als Geneesheer in de Gewone Koloniën te Frederiksoord (1814-1826). Ref.: H.G. Roelfsema-van der Wissel. De gezondheidszorg in de Noord-Nederlandse koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid tussen 1818-1859 (2006).
Schuurman, Jannes: stadsomroeper van Steenwijk ca. 1700. Ref: HM 1987 n1 p17-25.
Schuurman, Luloff Nieuwhout (Zwolle 24 april 1801 – Zwolle 17 oktober 1888), stadssecretaris. Werkte van jongs af op de gemeentesecretarie en was van 1847-1875 stadssecretaris van Zwolle. Schreef het dichtstuk De belegering van Steenwijk door de Spanjaarden in 1580 (1835). Productief samensteller van wetteksten en besluiten met aantekeningen en registers, alle te Zwolle gedrukt en uitgegeven.
Schuurman, Petrus Meinard (zoon van J.B. Schuurman; Steenwijk 29 november 1804 – Steenwijk 6 december 1880), jurist. Was vele jaren kantonrechter in Steenwijk. Liet een onvoltooid manuscript over de geschiedenis van Steenwijk na.
Schuurmans Kolkje: gedeelte van de voormalige Steenwijker Aa waar vroeger gezwommen werd, ongeveer tussen Dieptol en Het Schar in de Oostermeenthe.
scouting: sinds 1973 benaming van wat daarvóór padvinderij heette, een vorm van vrijetijdsbesteding gericht op persoonlijkheidsvorming. In Steenwijk bestaat sinds 1947 de Johan van den Kornputgroep. Het clubgebouw is aan de Pasmanweg 2 in Tuk. Ref.: HM 2010 n1 p16-21.
Scriverius, Antonius Johannes (Zwolle 5 januari 1814 – Zwolle 17 december 1878), jurist. Was van 1837-1844 en van 1851-1853 burgemeester van Steenwijkerwold en van 1844-1852 burgemeester van Steenwijk. Daarnaast was hij van 1850-1862 lid van Provinciale Staten en van 1854-1878 notaris te Zwolle.
scutting(e): oude benaming voor een verlaat; zie daar.
Secreet (ook: Secreetberg): oude naam van een stuk grond ten noorden van de stad, even buiten de Oosterpoort, waarschijnlijk gebruikt als stortplaats van stadsafval.
secretaris; zie: stadssecretaris.
Senden, Gerhard Hendericus van (Middelbert 17 oktober 1823 – Steenwijk 15 april 1863), predikant, schrijver. Was sinds 1849 hervormd predikant te Kruisland, sinds 1851 in Leur en vanaf 1861 in Steenwijk. Schreef leerredenen en artikelen over de Brabantse bevolking.
Serckeboeck; zie: zerkenboek.
Sevéne: plaatselijke schrijfwijze van Zuidveen.
Siekeboom; zie: Boomsluiters.
Sierck, Jan II van (ook: van Zyrick; overleden in 1305) was 1291-1296 bisschop van Utrecht. Hij was een krachtig bestuurder, hervormde de kerkelijke rechtspraak en voerde het openbaar notariaat in. Op 29 februari 1295 verhief hij de parochiekerk van Steenwijk tot kapittelkerk; zie daar. In de Domkerk van Utrecht is een aan hem gewijde kapel.
Siermann, Leo August (Sneek 14 september 1887 – Steenwijk 12 december 1961), winkelier. Nam de winkel aan de Woldstraat over van zijn broer Richard Joachim Siermann, toen deze in 1914 overleed. In zijn Goedkoope Bazar werden, naast huishoudelijke artikelen, ook door H.W.K. gemaakte ansichtkaarten verkocht. De winkel werd voortgezet door Gerard H.G. Siermann en in 1981 gesloten.
sigarenindustrie: van omstreeks 1890-1950 een voor Steenwijk belangrijke bron van inkomsten. Aanvankelijk veel thuiswerkers en tientallen kleine bedrijfjes, later ook gerenommeerde fabrieken zoals De Tabaksplant, Gebr. De Vries en Westerhof, De Witte Raaf en De Adelaar; zie daar. In 1921 waren er stakingen onder de Steenwijker tabaksarbeiders. In het Stadsmuseum Steenwijk zijn diverse voorwerpen uit de Steenwijker sigarenindustrie tentoongesteld. Ref.: SO p78-79; SW p225-235.
Sint Adelbertus: schutspatroon van Egmond. Adelbertus stak, met Willibrord, in 690 vanuit Ierland het Kanaal over om hier te prediken en wonderen te verrichten. In het zuidkoor van de Grote Kerk bevindt zich een 16e eeuws eikenhouten beeldje van deze heilige. Ref.: SO p26.
Sint Andreas; zie: Andreas.
Sint Andreaskerk; zie: Rooms Katholieke Sint Andreaskerk.
Sint Catharinagasthuis; zie: Gasthuis.
Sint Clemens; zie: Clemens.
Sint Clemenskerk; zie: Grote Kerk, Rooms Katholieke Sint Clemensparochie.
Sint Clemensschool: school voor Rooms Katholiek basisonderwijs aan de Molenstraat 25. Gebouwd in 1922 naar ontwerp van Batenburg en Van Zanten.
Sint Clemenstoren (ook: Steenwijker Toren): toren behorende bij de Grote- of Sint Clemenskerk; rijksmonument, gemeentelijk eigendom. Werd gebouwd ter vervanging van de oude Romaanse tufstenen toren die in de eerste helft van de 15e eeuw werd afgebroken toen de kerk in westelijke richting aanzienlijk werd uitgebreid. De eerste steen werd in 1466 gelegd door Claes ter Maeth, deken van de Sint Clemenskerk. De nieuwe bakstenen toren, gebouwd in de stijl van de Westfaalse Late Gotiek, kwam in 1511 gereed. Al in 1558 woei de zeer hoge spits eraf. De toren werd sindsdien afgedekt door een stompe kap (een ‘gedrukte piramide’) die in 1914 door de firma Aberson werd vervangen door de huidige spits. Deze is 34 m hoog en werd, evenals de balustrade en vier hoektorentjes, ontworpen door W.A.M. ter Riele. Op de derde verdieping bevindt zich een hoogreservoir van 150 m3 voor de in 1905 aangelegde waterleiding. Op 20 april 1943 werden de klokken op last van de bezetter uit de toren gehaald. In 1966 werd een automatische luidinstallatie in gebruik genomen; voorheen werd met handkracht geluid. In de periode 1999-2005 werd de toren grondig gerestaureerd. Deze is, met een hoogte van 86 m, de tiende hoogste kerktoren van Nederland. Aan de basis meet de toren 11 bij 11 m; de muurdikte bedraagt daar 2.80 m. In juli en augustus is de toren op woensdag, vrijdag en zaterdag opengesteld voor beklimming (tot de trans, 226 treden, 52 m boven NAP). Ref.: HM 2001 n3 p61-64; HM 2009 n4 p19-32; SO p27. Zie ook: Boonstra-van de Boer, Grote Kerk, torenuurwerk, watertoren, hoofdstuk 16.
Sint Gerardus Majellaschool: in 1896 opgerichte kweekschool voor onderwijzeressen bij De Voorzienigheid in Gelderingen. Is in 1984 als pabo naar Zwolle overgegaan.
Sint Hubert: schutspatroon van de jacht. Vandaar ook de naam van het jachthuis op het landgoed de Eese dat de eigenaar Antoni Brants daar in 1881 heeft laten bouwen.
Sint Maartenslieden: zogenoemde groepen vluchtelingen die zich aan het einde van de 13e eeuw vestigden te Steenwijk (Oostwijk en Westwijk), Onna en Giethoorn. De benaming, die op bisschoppelijke belangen wijst, werd al in 1176 gebruikt en heeft waarschijnlijk betrekking op de bewoners van westelijker gebieden die, na de desastreuze stormvloeden van 1170-1287, een ander heenkomen zochten. De bisschop van Utrecht, Jan II van Sierck (of Zyrick; 1291-1296), verleende hen rechten (en plichten) tot verblijf en concessies voor de ontginning van woeste gronden ten zuiden van Steenwijk. Naar Sint Maarten (Martinus van Tours), beschermheilige van bedelaars en vluchtelingen en schutspatroon van Utrecht en Groningen, werden deze rechten Sint Maartensrechten en de betrokkenen Sint Maartenslieden genoemd. De Sint Maartenslieden hebben tot in de 16e eeuw een belangrijke rol gespeeld in de ontginningsgeschiedenis van Noordwest-Overijssel. Ref.: E.M. Meijers. De Sint Maartenslieden van Giethoorn (1948).
Sint Maartenspad: voormalig landweggetje van de Oosterpoort naar de weilanden in de Oostwijk; thans verbindingsstraatje tussen Meppelerweg en Poortersplein.
Sint Ursula: heilige wier naam verbonden is met een legende waaraan de naam van de Elfduizendmarkt ontleend is; zie daar. Ref.: HM 2006 n4 p135-139; SO p14-15.
skeelersport. Voor een historische terugblik op de skeelersport in Steenwijk, zie: SW p526-527.
Slag bij Ane; zie: Ane.
Slag bij Ansen en Ruinen; zie: Ansen.
Slagenslootje: voormali­ge sloot langs de zuidwestkant van de Tukseweg te Steenwijk. De naam duidt op de westelijk daarvan gelegen 'slagen­', de vroe­gere Voorslagen.
Slager, Jacob (roepnaam: Jaap; Steenwijk 21 april 1923 – Steenwijk 28 januari 2012), ondernemer. Representant van de naoorlogse Steenwijker joden, naar zijn gevoel zichzelf beschouwend als ‘de burgemeester van een afgebrand dorp’. Ref.: HM 2012 n2 p56-65; OSC 12 maart 1999.
Slegt, Jacob (Jakop; Landsmeer 5 september 1934 – Weesp 14 december 1990), binnenhuisarchitect, pentekenaar. Woonde en werkte in Weesp, van 1972-1987 in Kallenkote. Surrealistisch tekenaar en schilder, vooral van stadsgezichten. Bekend is zijn postuum uitgegeven boek Het Weesp van Jakop Slegt (2005). Ref.: BKN.
Slicher van Bath, Bernard Hendrik (Leeuwarden 12 februari 1910 – Wageningen 27 september 2004), historicus, hoogleraar. Promoveerde op Mensch en land in de Middeleeuwen; bijdrage tot een geschiedenis der nederzettingen in Oostelijk Nederland (1944). Dit proefschrift vormt een belangrijke bijdrage aan de nederzettingsgeschiedenis en de kennis van plaats- en boerderijnamen, ook voor Steenwijk en omgeving.
Slingerbos: parkje met vijver en slingerpaden achter de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg te Steenwijk. Ontstaan in 1935 door ontgraving voor uitbreiding en ophoging van de begraafplaats. Ref.: J. van Dijk. Het Slingerbosje (1994).
Slingergruppe: een bronbeek van de Steenwijker Aa, vergraven tot afwateringssloot. Ontspringt ten zuiden van Diever en mondt na 3.5 km uit in de Wapserveense Aa.
Sloet, Lambert (geboren ca. 1420): was in 1450 en van 1454-1475 schout van Steenwijk en Paasloo.
SLOS; zie: Stichting Lokale Omroep Steenwijkerland.
Slothof: voormalige hofstede op de plaats van de vroegere erve Croevinge onder Steenwijkerwold. Het was een voornaam huis, omgeven door een slotgracht, dat na de hervorming een middelpunt bleef voor de katholieken in de wijde omgeving. Overblijfselen van de omwalling bevinden zich achter de in 1912 gebouwde Rooms Katholieke kerk, Gelderingen 79.
Sluisweg: zijweg van de Eesveenseweg, de oude toegangsweg naar de Woldmeenthe. Vooraan links bevindt zich het Gemaal De Meenthe, sinds 1983 buiten werking en sinds 2006 onderkomen van de HVS. Vooraan rechts was lange tijd een woonwagenkamp en daarachter de gemeentelijke stortplaats. De naam, in 1979 vastgesteld, herinnert aan een schutsluisje uit 1921. Dit gaf voor kleine vaartuigen, via het afvoerkanaal van Gemaal De Meenthe, toegang tot de Woldmeenthe. Ref.: HM 2000 n2 p37-44.
Sluiter, Johannes (Eibergen 26 september 1664 – Steenwijk 23 juli 1742), predikant. Was sinds 1687 hervormd predikant te Raalte, sinds 1707 in Steenwijk. Publiceerde van 1714-1740 enkele boeken, waaronder: Bibel-poesie (1714; 2e dr. 1733).
sluizen: sinds de 14e eeuw heeft Steenwijk en omgeving verschillende sluizen gekend. De oudste waren uitwateringssluizen of zijlen: de Vollenhoofse Zijl en de Steenwijker- of Grote Zijl in Blokzijl, de Barenzijle in Baarlo en de Spleterszijl onder Blankenham. Alleen de eerste is overgebleven na enkele malen te zijn verbouwd tot schutsluis. Sinds het in gebruik nemen van het gemaal Stroink (1919) en vooral na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) hadden de uitwateringssluizen hier geen functie meer.
Om voor de scheepvaart op de Steenwijker Aa voldoende vaardiepte te bewerkstelligen, werden vanaf omstreeks 1400 verschillende schutsluisjes gebouwd. De oudste hadden een enkele kering waardoor slechts kortstondig kleine vaartuigen konden passeren. Ze werden ook wel aangeduid als keerschut, schut of verlaat. Bekend waren het Woldschut (kort vóór 1395, onder de Woldbrug in Steenwijk), het verlaat aan de Schurfkampen (kort na 1523) waarbij de buurtschap Verlaat is ontstaan, het verlaat bij de Grote Spijkerboor (1619) vier km westzuidwestelijk van Steenwijk, en drie verlaten die in het begin van de 17e eeuw in de bovenloop werden gebouwd: het Westerverlaat, het Vledderverlaat en het Oosterverlaat. Het Woldschut werd in 1865 vervangen door een gemetselde schutsluis aan de Paardenmarkt die, na aanleg van het Dolderkanaal, in 1932 werd gedempt. In 2008 werd deze schutsluis als historisch element opgenomen bij de herinrichting van het gebied. In 1921 werd een schutsluisje gebouwd dat geschikt was voor de passage van ‘vlotten’ naar de toen ingepolderde Woldmeenthe. De sluishoofden hiervan werden als monument in het landschap behouden.
Sluys, Cornelis van der (Brouwershaven 4 juni 1881 – Amsterdam 4 januari 1944), ontwerper. Was decoratieschilder, illustrator van kinderboeken, tekenaar, kunstnijveraar, meubelfabrikant en sinds 1925 binnenhuisarchitect in Den Haag. Was sinds 1921 een zeer productief ontwerper van ESKAF aardewerk. Ref.: NBK.
Smidt, Jan Pieter de (Steenwijk 12 april 1903 – Delfzijl 30 maart 1962), onderwijzer. Was onderwijzer in Murmerwoude, Echtenerbrug, Wolsum en Delfzijl. Schreef, op basis van archiefonderzoek, artikelen in onder meer de OSC over de geschiedenis van Steenwijk, waaronder: 800 jaar geleden werd de naam Steenwijc voor het eerst genoemd (1940). Ref.: SW p236.
Smit, Albert (pseudoniem: Joris Goedleven; Steenwijk 5 december 1848 – Steenwijk 6 augustus 1935), drukker, schrijver/dichter. Had sinds 1871 met Hermannus Spanjaard een drukkerij en uitgeverij, sinds 1890 ook een boek- en papierwinkel. Schreef van 1897 tot 1933 vier bundels gedichten en verhalen in Steenwijker dialect: Verzen en Schetsen. Schreef verder de streekroman In de veenderij (1895) en het geschiedenisboekje Uit Steenwijk’s Verleden (1931). Ref.: HM 1984 n2 p46-53, SW p60.
Smit, Harm (Steenwijk 28 augustus 1893 – Den Haag 28 augustus 1985). Was winkelier, later installateur in Den Haag. Gesprekken over Steenwijk uit zijn jeugd, omstreeks de jaren 1900-1910, werden gepubliceerd onder de titel Steenwijk rond 1900 in: HM 1988 n3 p67-112.
Smit, Harmen (roepnaam: Harry; Steenwijk 26 november 1945), administratief medewerker, verzamelaar. Werkte bij de Landbouwbank in Steenwijk, sinds 1985 in Meppel. Fotografeert stadsbeelden en verzamelt ansichtkaarten van oud Steenwijk waarvan vele gepubliceerd zijn. Daarnaast actief in vrijwilligerswerk voor ouderen en gehandicapten. Ref.: OSC 16 augustus 1996.
Sneek. Van de Friese steden onderhield Sneek de meeste scheepvaartbetrekkingen met Steenwijk. Sinds 1785 was er een beurtveer op Sneek, vanaf 1845 verzorgd door de Steenwijker Berend Roeles. De Woudvaart in Sneek wordt nog wel Steenwijkervaart genoemd.
sociale werkvoorziening; zie: NoordWestGroep N.V.
Son, Geert van (roepnaam: Ger; Steenwijk 3 november 1941 – Steenwijk 9 februari 1992), onderwijzer, musicus. Was onderwijzer in Steenwijk en Vledder. Genoot sinds de jaren zestig landelijke bekendheid met het Combo Ger van Son, later Orkest Ger van Son, met een zeer gevarieerd repertoire. Ref.: SW p176.
Sonnevanck: villa aan de J.H. Tromp Meestersstraat 12, in 1933 gebouwd naar een ontwerp van de Steenwijker architect H.J. van Ommen.
Spa, Jacob Jan (roepnaam: Jaap; Den Haag 12 oktober 1939), taalkundige. Bracht zijn jeugd door in Overijssel. Was werkzaam in het middelbaar onderwijs (1965-1967), aan de VU te Amsterdam (1967-1970), de Université Nationale du Zaïre (1970-1974) en de Universiteit van Amsterdam (1974-1989). Woont sindsdien in Frankrijk, waar hij tot 2005 doceerde aan de universiteiten van Aix-en-Provence en Limoges. Is geïnteresseerd in klanksystemen van talen en publiceerde over Frans, Afrikaanse talen en Overijsselse dialecten. Schreef onder meer: De dialecten van Kallenkote, Steenwijk en Steenwijkerwold; klank- en vormleer (2004). Auteur van hoofdstuk 9.
Spaanse bezetting. Na een bezetting van tien jaar werd Steenwijk op 4 juli 1592 door Prins Maurits en Graaf Willem Lodewijk op de Spanjaarden veroverd en daarmee het gehele noorden van ons land aan de Spaanse bezetting ontrukt. Zie ook hoofdstuk 6.
Spanjaard: Steenwijker familie van boekverkopers, drukkers en uitgevers. Obbe Hermanus, Harmanus en Obbo Spanjaard waren de voorgangers van Drukkerij Hovens Gréve BV.
Spanjaard, Harmanus (zoon van Obbe Hermanus; Steenwijk ged. 22 oktober 1747 – Steenwijk 20 oktober 1813), boekdrukker en uitgever. Was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk.
Spanjaard, Jan (zoon van Obbo S.; Steenwijk 21 augustus 1821 – Steenwijk 20 augustus 1853), boekhandelaar aan de Markt te Steenwijk.
Spanjaard, Machiel (zoon van Harmanus S.; ged. Steenwijk 3 juni 1790 – Steenwijk 1 januari 1832) was boekdrukker, van 1814-1832 organist van de Grote Kerk in Steenwijk en sinds 1823 onderwijzer van de 3e school (armenschool).
Spanjaard, Obbe Hermanus (Heerenveen ged. 27 september 1716 – Steenwijk begr. 3 augustus 1779), sinds 1741 in Steenwijk, bekend als boekdrukker en uitgever van onder meer de Steenwijker Almanak.
Spanjaard, Obbo (zoon van Harmanus S.; ged. Steenwijk 10 november 1784 – Steenwijk 1 augustus 1866) was, naast zijn beroep als boekdrukker, van 1818-1866 gemeenteraadslid, later ook wethouder van Steenwijk.
Spektakel van Steenwijk: jaarlijks evenement voor wielrenners, georganiseerd door het in 1968 opgerichte Wielercomité Steenwijk. Het wielerspektakel wordt gereden op de eerste zaterdag na de Tour de France over een parcours langs het Stationsplein in Steenwijk. Het geldt als de oudste profkoers van Noord-Nederland. Ref.: H.R.G. Ymker. Veertig jaar Spektakel van Steenwijk 1968-2007 (2008).
Spieker; zie: Paasloo (3).
Spijkervet: bekende Steenwijker familie; (1): Hendrik Spijkervet, ‘tapper’. Hij had een herberg aan de Markt (thans nummer 76, bekend als ’t Geveltien) en bezat (1832) diverse wei- en bouwlanden rondom de stad; (2): zijn zoon Jan Mulder Spijkervet (overleden 1813). Hij was gehuwd met Aaltje Roelofs Hofman en, gezien zijn naam, molenaar van beroep; (3): hun zoon Roelof Spijkervet (Steenwijkerwold 4 september 1803 – Steenwijk 4 juni 1873) was gehuwd met Trijntje Steunebrink en, na haar overlijden, met Roelofje Karsten. Hij was koperslager en bezat (1832) eveneens bouwlanden; (4): hun zoon Hendrik Spijkervet (Steenwijk 8 november 1843 – Steenwijk 10 november 1902) was gehuwd met Lusje ten Berge. Hij was spekslager, later koopman van beroep. Hij liet aan de Markt 24 een fraai woonhuis bouwen in Neorenaissance stijl; (5): hun zoon Lambertus Spijkervet (Steenwijk 22 november 1868 – Steenwijk 28 juli 1925) was gehuwd met Jantje Geertruida van Blanken. Hij was koopman, stalhouder en opdrachtgever voor de bouw van de zeer bezienswaardige Paardenstallen in de Kalverstraat; zie daar.
Spikman, Jan (Havelte 20 juli 1931), administrateur. Was van 1951-1960 en 1963-1991 werkzaam bij de gemeente Steenwijk, sinds 1973 als hoofd van de sector financiën. Was daarnaast geruime tijd secretaris van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, medeoprichter en secretaris van De Meenthe, penningmeester van de Stichting Zonnekamp en secretaris van de Stichting Stadsherstel Steenwijk.
spint: oude vlaktemaat gelijk aan 0.0225 ha (Steenwijker Maat; zie daar). Het spint als inhoudsmaat is gebaseerd op de hoeveelheid zaaizaad benodigd voor een spint bouwland.
Spitzen; zie: Wasserij Spitzen.
Spitzen, Hendrik (Tuk ged. 6 juni 1790 – Tuk 10 oktober 1871) bakker in Tuk naar wie het Bakkersveld werd vernoemd.
Spitzen, Otto Antonius (Steenwijkerwold 18 oktober 1823 – Zwolle 3 augustus 1889), geestelijke. Was van 1846-1851 kapelaan te Zwolle, tot 1857 professor te Warmond, tot 1866 pastoor te Heino, daarna te Zwolle. Was erekapelaan van Z.H. Paus Pius IX. Publiceerde van 1848-1884 diverse theologische titels.
Spitzen, Wilhelmus Gerhardus Gregorius (roepnaam: Wim; Steenwijk 22 mei 1962), militair, sportleraar. Is sinds 1985 militair sportleraar en tennistrainer, daarnaast kenner van Steenwijkse munten en penningen en vooral van ESKAF aardewerk. Schreef onder meer: Steenwijkse munten en penningen (1988) en ESKAF: Eerste Steenwijker Kunst-Aardewerk Fabriek 1919-1934 (met A. Verschuuren en K. Gaillard; 2000).
Spleterszijl (ook: Splitterszijl): voormalig uitwateringssluisje onder Blankenham waar een tak van de Steenwijker Aa in de Zuiderzee uitmondde. Werd voor het eerst genoemd in 1381, voor het laatst in 1640. Ref.: WN p65.
Spoorhaven (ook: Stationshaven): een in 1865 gegraven haven aan de noordzijde van het station te Steenwijk. In verband met de aanleg van de spoorlijn werd de Steenwijker Aa ten noorden van de stad omgeleid. Vanaf de Paardenmarkt, waar een schutsluis lag, werd de Aa verbonden met de Spoorhaven. Deze werd aangesloten op de Aa bij de Wipbrug in de Eesveenseweg. Het tussenliggende gedeelte van de oorspronkelijke loop van de Aa verdween grotendeels onder het spoorwegem­placement. De aanleg van de Spoorhaven hield verband met een verwachte, maar niet gerealiseerde toename van het vervoer over water. In 2008 werd het gebied ingericht als parkeerterrein aan de noordkant van het station.
spoorlijn: op 1 september 1868 was de spoorlijn van Arnhem, over Deventer, Zwolle en  Steenwijk tot Leeuwarden gereed. Driemaal daags kon men van – en naar Steenwijk reizen. Er waren haltes in Nijeveen, Willemsoord en Peperga tot 1927, toen het traject over de gehele lengte tussen Meppel en Leeuwarden verdubbeld werd. In 1943 liet de bezetter één van beide sporen tussen Steenwijk en Wolvega opbreken; pas aan het eind van de jaren zeventig werd de lijn weer verdubbeld. Op 15 mei 1952 werd de elektrificatie van het traject voltooid waarna de stoomtreinen snel uit de exploitatie werden genomen. De drukke spoorwegovergang in de Eesveenseweg werd in 1984 geautomatiseerd. Thans zijn er vanuit Steenwijk elk half uur verbindingen in de richting Leeuwarden en Zwolle. Ref.: HM 1984 n1 p26-28. Zie ook: IJzeren Brug, Kraanbrug, station.
Spoorsloot: een in 1865 gegraven sloot langs de toen aangeleg­de spoorlijn te Steenwijk. Ten oosten van de Eesveenseweg liep de Spoorsloot langs de noordzijde van de spoorlijn, ging vlak vóór de overweg daar met een duiker onderdoor en liep verder langs de noordzijde van de tegenwoordige Tramlaan. Aan het eind van de negentiende eeuw ging de Spoorsloot deel uitmaken van een aanvoer­systeem van water voor de verversing van de stads­grach­ten. Daartoe werd vanaf de Spoorsloot een 200 m lange verbindingssloot naar de Looijersgracht gegraven. De Spoorsloot werd in 1926 gedempt.
spoorwegstation; zie: station.
sport; zie: atletiek, LTC, schaatssport, skeelersport, voetbal, wielersport, zwemsport.
sporthal; zie: De Meenthe.
Spreen, Hendrik (roepnaam: Henk; Onderdendam 19 oktober 1942), historicus, leraar. Was van 1973 tot 2002 leraar geschiedenis en maatschappijleer aan de RSG in Steenwijk. Medeoprichter, bestuurslid (sinds 1985) en secretaris (sinds 1990) van de HVS. Schrijver van vele artikelen en boeken over de geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder over samenleving, wonen en werken, onderwijs, beeldende kunst, belegering en Tweede Wereldoorlog. Zijn meest bekende boeken: Steenwijk in 40-45 (1995), Stad en Wold (met J.D. van der Tuin; 1999) en De veelzijdige glazenier Willem Bogtman (1882-1955) (2007). Auteur van hoofdstukken 6 en 8.
Staatsbosbeheer; zie: Boswachterij Het Steenwijkerwold, Paasloo.
Stad: kadastrale aanduiding (1832) van sectie E van de voormalige gemeente Steenwijk, de eigenlijke stad met wallen en grachten. De oppervlakte, gemeten binnen de stadsgracht, bedroeg bijna 18 ha. De oppervlakte van het gebouwd gebied, dus zonder wallen en bolwerken, was bijna 13 ha. Zie ook: Steenwijk (1).
Stadboek: verzameling wettelijke voorschriften zoals deze in de loop der tijd door het stadsbestuur werden samengesteld. In het Oud-archief der stad Steenwijk bevindt zich het Stadtboick, heurder rechten, statuten ader plebisciten uit 1544, opgesteld door stadssecretaris Henrick Boeghel. Ref.: SO p34-35.
Stad en Wold: standaardwerk (548 p.) over de geschiedenis van de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold in de 20e eeuw. Het werd samengesteld door de Historische Vereniging Steenwijk en Omstreken, gedrukt door Drukkerij Hovens Gréve B.V. te Steenwijk en gepresenteerd op 24 november 1999 in het gemeentehuis van Steenwijk.
stadhuis (vroeger: raadhuis). Het eerste en oudste stadhuis van Steenwijk stond aan het midden van de oostzijde van de Markt (thans nr. 76). Het ging bij de grote brand in 1523 verloren. Tijdelijk werd het huis op de hoek van de Markt en de Kerkstraat als stadhuis gebruikt. In 1564 werd een nieuw raadhuis op de hoek van de Koningstraat en de Markt in gebruik genomen. In 1650 besloot het stadsbestuur het huis ernaast te verbouwen tot stadswijnhuis. In 1657 werd het raadhuis uitgebreid met twee huisjes in de Waagstraat. In de 18e eeuw werd de trapgevel vervangen door een schilddak met daarop een klokkentorentje. In 1842 werd het geheel (thans nr. 72) vervangen door een nieuw stadhuis annex stadswijnhuis (dat in 1867 werd opgeheven). Tot 1890 diende het tevens als gemeentehuis van Steenwijkerwold. In 1919 nam het stadsbestuur de villa Rams Woerthe als stadhuis in gebruik; van 1973-1992 diende dit als gemeentehuis van Steenwijk. Het oude gebouw aan de Markt werd gebruikt als kantongerecht; twee bovenkamers werden ingericht als Openbare Bibliotheek (1920-1966). Het gebouw, in gebruik als café-restaurant brandde op 27 februari 2013 geheel uit. Ref.: HM 1986 n2 p19-23; HM 2009 n2 p2-11. Zie ook: gemeentehuis, ‘t Geveltien.
stadsarchief; zie: Oud-archief der Stad Steenwijk.
stadsarmenschool; zie: armenschool.
stadsbestuur; zie: bestuur, magistraat.
Stadsbleek: weiland over de Aa aan de Tukseweg, in eigendom van de stad, waarop men vroeger linnengoed te bleken legde.
stadsboerderijen: voormalige boerenwoningen in de binnenstad van Steenwijk met staldeuren aan de straatzijde. Hoewel verbouwd, zijn er nog tientallen herkenbaar, onder meer aan de Molenstraat, de Onnastraat en de Nieuwe Onnastraat.
stadsbrand. Van de vele branden die ooit de stad geteisterd hebben, was die bij de verwoesting van Steenwijk in 1523 verreweg de ernstigste. Daarbij werd de hele stad in de as gelegd met uitzondering van de (drie) kerken en zeven woonhuizen. Bij opgravingen in de binnenstad komt de aslaag nog dikwijls aan het licht. Zie ook: brand.
stadsbrouwerij; zie: bierbrouwerij.
stadsburgerschool: stadsschool voor de inwoners (burgers) van de stad. Steenwijk kende in de 19e eeuw, naast twee stadsburgerscholen, een armenschool en twee bewaarscholen.
stadsdienaren; zie: politie.
stadsfiguren: markante Steenwijkers die grote bekendheid genoten door hun niet-alledaagse gedrag en door velen op handen werden gedragen, bijvoorbeeld Mini Hoomoed en Freekie Oosterhof; zie daar.
Stads Galgenveld; zie: Galgenveld.
stadsgerecht; zie: magistraat.
stadsgracht: het oudste bericht over het graven van de Steenwijker stadsgracht dateert uit 1413, toen de bisschop daar toestemming voor verleende. Twee berichten uit 1419 meldden de uitvoering ervan; het hele werk heeft ongeveer dertig jaar geduurd. Van 1591-1627 werden acht bolwerken uitgebouwd, waartoe de stadsgracht verlegd en verbreed werd. In die tijd werd de gracht op peil gehouden door een rosmolen aan de noordwestzijde van de stad. De ophaalbruggen werden in 1830 vervangen door gemetselde duikers die in 1900 door betonnen werden vervangen. In 1865 werd de gracht aan de noordwestzijde van de stad gedempt. In dit gebied kwam later de Paardenmarkt. In de periode 1953-2002 was een gedeelte van de Looijersgracht gedempt om als parkeerplaatsje dienst te doen. De oorspronkelijke stadsgracht had rondom een lengte van ruim 1700 m. Zie ook: rosmolen, stadswal.
stadsgrenzen; zie: gemeentegrenzen, stadsvrijheid.
Stads Heideveld (ook: Oud Stadsveld of Stadsveld): kadastrale aanduiding (1832) van heidegebied, 2 km ten oosten van de stad. Een deel ervan was ooit in gebruik als galgenveld. Zie ook: Tippe van Spijkervet.
stadsherberg (1): tot het midden van de 19e eeuw ondergebracht in het stadhuis. (2): in 1644 was er ook een stadsherberg aan het Eind van ’t Diep aan de oostzijde van de Wetering.
stadsherstel; zie: Stichting Stadsherstel Steenwijk.
stadskantoor; zie: gemeentehuis, stadhuis.
stadskerk; zie: Kleine Kerk.
Stadslogement (ook: De Smederij van Steenwijk): hotel in de Gasthuisstraat in Steenwijk, gesitueerd rondom een smederij uit 1836.
stadsmolen: in 1597 gebouwde houten standerdmolen op de westelijke stadswal. Deze korenmolen had het stadsbestuur ingezet in de strijd tegen het ‘huchten’ (toe-eigenen van koren door de molenaars). In 1608 werd de molen particulier eigendom, later kwam hier De Koorndrager. Ref.: HM 2000 n2 p52-56.
stadsmuren: in 1591 legden de Spaanse bezetters ‘bemuurde’ bolwerken aan bij de Wold- en Oosterpoort. Waarschijnlijk ging het om houten borstweringen; voor zover bekend heeft Steenwijk verder geen stadsmuren gehad.
Stadsmuseum Steenwijk (voorheen: Oudheidkamer): aan de Markt 64, opgericht in 1941 en sinds 1947 gevestigd in het voormalige woonhuis van de familie Reiners. Op de beganegrond een grote collectie ESKAF aardewerk, een collectie zilver van Bijkamp, wapentuig, brandweermateriaal en een winkeltje annex keukentje uit grootmoeders tijd. In de grote zaal worden wisselexposities gehouden. Op de verdieping bevindt zich de Steenwijkkamer (overzicht geschiedenis van Steenwijk en een maquette van Steenwijk omstreeks 1700), een vergader- en filmzaaltje en een collectie die betrekking heeft op het onderwijs, handvaardigheid en huishouding. Ref.: HM 2007 n1 p43-56; SO p89-91 en p102.
stadsomroepers: de eerst bekende stadsomroeper van Steenwijk was Johan Geerts Preistinge, die in 1568 door de magistraat van Steenwijk werd aangesteld. De laatste in gemeentelijke dienst was Steven ten Veen, die in 1963 geen opvolging kreeg. Bertus van Brummelen werd in 1986 vanuit particulier initiatief gekozen tot stadsomroeper, maar kreeg na zijn dood in 1997 ook geen opvolging. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
stadsooievaar: tot ver in de 18e eeuw nestelend op het dak van het stadhuis in Steenwijk. Ref.: HM 2003 n1 p22-24.
stadsorganisten; zie: organisten.
Stadspark; zie: Park Rams Woerthe.
Stadsplan 2000: project waarbij in de periode 1997-1999 een rigoureuze herinrichting van de binnenstad en de zuidelijke stadswallen werd uitgevoerd. Ref.: SW p307.
stadsplattegronden: van de tientallen stadsplattegronden van Steenwijk is die van Jacob van Deventer (1557) de oudste, die van Johan van den Kornput (1581) de meest gedetailleerde en die van Joan Blaeu (1649) de meest bekende. In het najaar van 2001 werd in de toenmalige Oudheidkamer de expositie gehouden Steenwijk in kaart gebracht. Ref.: HM 2001 n3 p65-71. Zie verder hoofdstuk 7.
stadspompen; zie: waterputten.
stadspoorten: al bij de vroegste omwalling van Steenwijk (13e eeuw) zullen er ook poorten gebouwd zijn. Er waren twee poorten in de oude heirweg: de Oosterpoort en de Meyeringepoort (later: Gasthuispoort). Aan de zuidkant van de stad was de Onnapoort die, via de Trappenweg en het Gelderse Pad, toegang naar het zuiden gaf. Kort vóór 1395 werd de Woldpoort gebouwd als nieuwe toegang naar het noorden. In de Spaanse tijd (1582-1592) werden de hoge middeleeuwse poorten vervangen door minder kwetsbare waldoorgangen. De Onnapoort verdween, maar werd in 1594 weer opgebouwd. Van genoemde poorten, die alle in de 19e eeuw afgebroken werden, zijn geen gedetailleerde afbeeldingen bekend, een ets van de Woldpoort uitgezonderd.
stadsputten; zie: waterputten.
stadsraad: lid van een stedelijke raad; raadsman.
stadsrecht (ook: stadrecht): de gezamenlijke door de landsheer aan de stad verleende vrijheden en privileges, waarbij de nederzetting eigen bestuur en rechtspraak kreeg. De officiële oorkonde waarin de bisschop van Utrecht stadsrechten en vrijheden schonk aan Steenwijk is bij de grote stadsbrand in 1523 verloren gegaan. In de literatuur worden de jaartallen 1225, 1255 en 1295 genoemd. Bij de herdenkingen in 1955 en 2005 is uitgegaan van het jaar 1255. In een brief uit 1327 worden de stadsrechten wel bevestigd maar wordt geen jaartal genoemd. Uit de vermelding dat Steenwijk dezelfde rechten had als Deventer, Kampen en Zwolle kan worden opgemaakt dat Steenwijk tot Overijssel behoorde sinds het stadsrechten kreeg. Ref.: P. Berends. Het oudste stadrecht van Steenwijk (1917); J.I. van Doorninck. Steenwijksche privilegiën (1875); A. Telting. Stadregten van Steenwijk (1891).
stadsschool: school opgericht en bekostigd door het stadsbestuur, in Steenwijk sinds 1592.
stadssecretaris: functionaris die het stadsbestuur assisteert in verslaglegging, registratie en archivering van schriftelijke stukken. Tot 1562 werd hij benoemd telkens voor enkele jaren, daarna was het een vaste aanstelling. Bekende secretarissen waren: Henrick Boeghel, Zigher en Everhardt ter Steghe, Barthold en Borchard ten Broecke, Hillebrand Tuttel, Willem de Lille en Alardus Fledderus. Zie ook hoofdstuk 4.
stadstol: tot 1930 door de stad geheven tol, zowel aan de uitvalswegen als aan de doorgaande vaarwegen. Zie ook: tolheffing.
Stadsveld; zie: Stads Heideveld.
stadsvernieuwing. In de periode 1997-2009 heeft een ingrijpende herinrichting plaats gehad van de gehele binnenstad, stadswallen en grachten, stadstoegangen en parkeerplaatsen.
Stads-Vhene: voormalige veenlanden ten westen van Wetering, later Stads Weren genaamd. De kosten voor het graven van het Steen­wijkerdiep in 1626 werden voor een deel gedekt uit de op­brengsten van het 'vierste Stads-Vhene'.
stadsvrijheid (ook: jurisdictie): rechtsgebied van de stad, ook dat buiten de stadswal en poorten. Voor Steenwijk werd de beschrijving van de stadsgrens op 22 oktober 1460 door bisschop David van Bourgondië bevestigd. Deze kwam in grote lijnen overeen met die tussen de latere gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold. Zie ook: gemeentegrenzen.
Stadswaag; zie: Boterwaag.
stadswacht; zie: schutterij.
stadswal: de vroegste omwalling zal dateren uit de 13e eeuw, kort nadat Steenwijk stadsrechten kreeg. In de eerste helft van de 15e eeuw werd de stadsgracht gegraven en daarmee de wal verhoogd en verbreed. In de periode 1591-1627 werden acht bolwerken aangelegd en de wallen daartussen opnieuw aangepast waardoor Steenwijk een vestingstad met allure werd. Tot 1829 verkeerde de vesting in nog min of meer oorspronkelijke staat. Toen werden de Wold- en Oosterpoort afgebroken en volgden ook de wallen. Omstreeks 1840 was de wal aan de noordwestzijde van de stad, vanaf de Woldpoort, al afgegraven. De wal bij de Onnapoort werd kort na 1855 afgegraven. In 1870 werd het gedeelte tussen de Gasthuispoort en Woldpoort afgegraven voor woningbouw en aanleg van de Kornputsingel. In 1908 werd de Noordwal afgegraven voor de bouw van de Rijks H.B.S. en in 1921 werd de wal bij de Oosterpoort afgegraven voor de bouw van het postkantoor. De zuidelijke stadswal en drie bolwerken vormen een Rijksmonument dat in de periode 1950-1952 werd opgeknapt en beplant met lindebomen. In 1984 werden er van de 421 bomen veertig omgezaagd en vijftig chirurgisch behandeld. In de periode 1997-1999 werd de zuidelijke stadswal over een lengte van ruim 500 m volledig gereconstrueerd naar de situatie van kort na 1627. Zie ook: bolwerken, Hogewal, Molenwal, Noordwal, Onnawal, stadsgracht, stadspoorten. Ref.: HM 1999 n4 p89-128. Zie ook hoofdstuk 16.
stadswapen; zie: wapen.
Stadsweide: kadastrale aanduiding (1832) van sectie A van de gemeente Steenwijk, landen aan de noordzijde van de stad, de Ooster- en Woldmeenthe en de Torenlanden gezamenlijk; zie daar.
Stads Weren: kadastrale aanduiding (1832) van landen halverwege Nederland en Scheerwolde, ten zuiden van de Rietweg, het voormalige Stads-Vhene, ongeveer 25 ha.
stadswijken: rondom de eigenlijke stad Steenwijk liggen de woonwijken Clingenborgh, De Beitel, De Gagels, De Nieuwe Gagels, Eeserwold, Oostermeenthe, Oostwijken, Paddepoel, Steenwijk-West, Torenlanden en Woldmeenthe.
stadswijnhuis; zie: stadhuis.
stadszegels: vroeger gebruikt ter legitimatie van oorkonden, contracten en akten van het stadsbestuur. Steenwijk kende een grootzegel en een kleinzegel; van het laatste bleef het lakstempel bewaard in het Stadsmuseum Steenwijk. Ref.: SO p32.
stadszilver: een aanzienlijke hoeveelheid zilveren voorwerpen, sinds 1560 verworven en in bezit van de stad Steenwijk. In 1813 werd de inhoud van de zilverkast verkocht, met uitzondering van de bodebus; zie daar. Ref.: HM 1995 n4 p137-142.
stakingen. In Steenwijk en omgeving hebben in het verleden een aantal bijzondere stakingen plaats gevonden. Vanaf 1845 waren er stakingen in het veen; in 1902 bereikten de veenarbeiders hiermee, dat een nieuwe algemene turfmaat werd ingevoerd. In 1921 staakten de Steenwijker tabaksarbeiders, onder aanvoering van Rudolf Scheenstra, voor een beter loon. In mei 1943 vond een melkstaking plaats. In 1955 staakten werknemers in de perserij van Kornelis’ Kunsthars Producten Industrie N.V. in verband met een nieuwe loonmaatregel. In 1986 nam het personeel van de NOVAC in Tuk deel aan een landelijke staking in de zuivelindustrie. Zie ook: arbeidersbeweging.
Stallen van Spijkervet; zie: Paardenstallen.
Stam, Jan (Dordrecht 14 december 1947), leraar. Bestuurslid (sinds 2007) van de HVS.
standbeelden; zie: Boonstra-van de Boer, Kornput.
Stapele, Marinus Gerard van (Winterswijk 23 juli 1904 – Steenwijk 14 juni 1977), jurist. Was van 1948-1967 notaris te Steenwijk. Was tijdens de 2e WO actief betrokken bij het plaatselijk verzet.
Stapele-Manoth, Geertruida Jacoba van (roepnaam: Truus; echtgenote van voorgaande; Amsterdam 13 juni 1905 – Eesveen 31 mei 1986), maatschappelijk werkster. Nam initiatief tot oprichting van instellingen voor jeugd- en gezinszorg en was actief betrokken bij het plaatselijk verzet en zorg voor de joden tijdens de 2e WO. Ref.: SW p316.
station. In 1865-1868 werd het oostelijk deel van de Torenlanden geëgaliseerd en opgehoogd voor de aanleg van het stationsemplacement. De Steenwijker Aa werd, tussen de Paardenmarkt en de Eesveenseweg, gedempt en omgeleid. Aan de noordkant van het station werd de Spoorhaven gegraven. Er verrees in 1868 een fraai stationsgebouw van de derde klasse (eenzelfde als in Leeuwarden en Alkmaar), ontworpen door K.H. van Brederode. Het werd op 15 januari 1868 officieel in gebruik genomen en op 8 februari 1973 vervangen door nieuwbouw. Sinds 1985 is het een P+R (Parkeer en Reis) station, het eerste in Overijssel. In 2008 werd, door de ingebruikname van een groot parkeerterrein en een loopbrug over het spoor, het station ook bereikbaar vanaf de noordzijde. Zie ook: spoorlijn, tramlijn.
Stationshaven; zie: Spoorhaven.
Stationskoffijhuis: voormalig café aan de Stationsstraat op de hoek van de Willem de Zwijgerstraat. Het werd in 1864 gebouwd voor Jan Nijk en in 1962 afgebroken.
Stationsplein: werd, met directe omgeving, in 1971-1973 en in 2000 geheel gereconstrueerd. In 1971 kwam De Meenthe (theater, sporthal en vergadercentrum) tot stand, in 1973 gevolgd door het nieuwe stationsgebouw annex postkantoor en in 2000 een nieuw busstation, kantoorgebouwen en parkeerplaatsen. Ref.: SW p420-421.
Stationsstraat: naam in 1901 gegeven aan het gedeelte van de Eesveenseweg vanaf de Oosterpoort tot aan de spoorlijn, daarvóór sinds 1868 ook wel Stationsweg genoemd. Zie ook: Nieuwe Stationsstraat.
Stavoren (of: Staveren): voormalige middeleeuwse koopmansstad in Zuidwest-Friesland. Voor Steenwijk van belang vanwege de oude heirweg naar Duitsland, waarlangs Steenwijk ontstaan is. Ook van belang was de invloed van het Sint Odulfsklooster, dat goederen (kapellen) bezat tot dichtbij Steenwijk (o.a. IJsselham, Kuinre en Scherwolde). Steenwijk behoorde vóór 1010 tot het dekenaat Drenthe, dicht bij de grens van het dekenaat Stavoren. Ref.: HM 1998 n3 p72-82, HM 2004 n2 p49-64.
stedenband; zie: Stichting Jumelage etc.
Steege, Jan ter (Groningen 26 augustus 1936 – Zwolle 5 juli 2006), predikant. Stond vanaf 1962 als predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente achtereenvolgens te Oosterwijtwerd en Eenum, Vrouwenparochie, Aalzum en Wetsens, Nieuwleusen en van 1985 tot 1998 te Steenwijk. Schreef van deze plaatsen over de lokale geschiedenis en van Steenwijk in het bijzonder over samenleving, zorg, kerkelijk leven, kerken en orgels en over de levens van tientallen predikanten. Wij noemen: Zij hielden de lofzang gaande; over de orgels, organisten en orgeltrappers van de Hervormde Gemeente in Steenwijk (1992) en Een sieraad voor de stad; de geschiedenis van de Kleine Kerk te Steenwijk (2002). Ref.: HM 2006 n4 p114-121.
Steenakkers (1): gebied, later ook buurtschap, 3 km oostelijk van Steenwijk, gelegen tussen Onna en Kallenkote; vanouds zeer rijk aan veldkeien; (2): naam in 1951 gegeven aan de verbindingsweg tussen Onna en Kallenkote, de vroegere Veldlaan.
steenbergen: oorspronkelijke naam voor ‘hunebedden’; zie daar.
steenboete: een zogenoemde ‘lichte’ straf voor sommige overtredingen, in plaats van een geldboete. De steenboete was in Steenwijk zeer gangbaar doordat er zwerfstenen in overvloed waren en de magistraat van de opbrengst niets hoefde af te staan aan de bisschop.
Steendijk (of Nieuwe Steendijck): oude benaming voor de tegen­woordige Tukseweg, noordwestelijk van Steenwijk, kort vóór 1395 aangelegd. De naam wijst erop dat de weg in ophoging is aangelegd (een dijkweg) en met stenen was geplaveid. In 1460 werd bepaald dat de onderhoudsplicht van de ruim 1.5 km lange dijkweg was opgelegd aan de bewoners van 65 hoeven in Steen­wijkerwold, 5 op de Eese en 24 in Paas­loo.
steenhouwerij; zie: Willigen.
steenkloppen: bezigheid die tot in de vorige eeuw bedreven werd, ook als vorm van werkverschaffing.
steenpunten: bezigheid waarbij zwerfstenen werden opgespoord door met een puntige staaf in de grond te prikken. Het zoeken en leveren van stenen werd eeuwenlang als straf opgelegd; tot aan de 20e eeuw was het een bedrijvigheid en vorm van bijverdienste. Zie ook: zwerfstenen.
Steenwal: vroegere naam van de kade aan de noordkant van het Steenwijkerdiep in Steenwijk. Van hier werden veldkeien, al of niet in stukken geklopt, verhandeld en verscheept naar Holland.
Steenwiek: specifiek Steenwijker schrijfwijze van de plaatsnaam Steenwijk, in tegenstelling tot de schrijfwijze Stienwiek in Drenthe en Stellingwerf en Stienwyk in Friesland.
Steenwijck, Hendrick van (bijgenaamd De Oudere; vermoedelijk geb. te Steenwijk ca. 1550 – Frankfurt am Main begr. 1 juni 1603), schilder. Leerling van Hans Vredeman de Vries. Was een verdienstelijk schilder van kerkinterieurs en andere architectuur. Ref.: HM 1994 n1 p3-6.
Steenwijcker Schrijf-Almanach: in 1768 de naam van de Steenwijker Almanak; zie daar.
Steenwijk (1): stad in Overijssel, 30 km ten noorden van Zwolle, 100 km ten oostnoordoosten van Amsterdam. Steenwijk was tot 2001 hoofdplaats van de gelijknamige gemeente, sindsdien hoofdplaats van de gemeente Steenwijkerland. De stad telt ongeveer 17.000 inwoners.
Vroegste geschiedenis. Steenwijk is als handelsnederzetting ontstaan aan de oude heirweg van Stavoren naar Duitsland, waar deze het stroomdal van de Steenwijker Aa kruiste. Hier werd in de 8e eeuw het eerste houten kerkje gebouwd, mogelijk gewijd door Willibrord. De oudst bekende naamsvermelding, Stenwic, dateert van 13 maart 1141. Het betreft een brief van bisschop Hartbert waarin hij bepaalt dat de inkomsten van de kerk van Steenwijk voortaan toekomen aan het Sint Mariaklooster in Ruinen. Sinds 1206 gingen deze inkomsten weer naar de bisschop. Steenwijk is van oudsher de toegangspoort naar het noorden. De strategische betekenis bleek al tijdens de oorlogen die de bisschoppen in 1227 (slag bij Ane) en van 1228-1232 met de Drenten voerden, waarbij Steenwijk als bisschoppelijke uitvalsbasis fungeerde. Steenwijk kwam daardoor, evenals Groningen, steeds meer ‘buiten’ Drenthe te liggen. Zie ook: beleg van Steenwijk, bevolking, Drenthe; legende, Overijssel, Stad, Stadsmuseum Steenwijk, stadsrechten, wapen, wijken.
Steenwijk (2): voormalig schoutambt (1460-1811), daarna gemeente (1811-1973) bestaande uit de Stad, de Stadsweide, de Steenwijker Kamp, de Oostwijk en de Westwijk. Bij de gemeentelijke herindeling van 1973 werd de gemeente Steenwijk uitgebreid met het grootste gedeelte van de gemeente Steenwijkerwold. In 2001 is deze gemeente Steenwijk opgegaan in de nieuwe gemeente Steenwijkerland. Ref.: H. Bruinenberg. Duizend jaar Steenwijk (1965).
Steenwijk, Harmjan van: pseudoniem van Jan Tuttel; zie daar.
Steenwijk, Voetbal Vereniging: oudste voetbalvereniging van Steenwijk, opgericht 12 augustus 1912; clubkleuren: rood-wit. Heette oorspronkelijk: Klein maar Dapper. Ref.: Voetbal Vereniging Steenwijk 1912-1982 (1982).
Steenwijker Aa (vaak kortweg Aa genoemd): voormalig riviertje in Zuidwest-Drenthe en Noordwest-Over­ijssel, waarvan gedurende de laatste vijf eeuwen de loop is veranderd, omgeleid, geregulariseerd en gekanali­seerd en waarvan op nog slechts enkele plaatsen herkenbare restanten zijn aan te wijzen. Het stroomgebied van de Steenwijker Aa heeft een oppervlakte van ongeveer 14.600 ha en ligt in Drenthe, Overijssel en voor een klein deel in Friesland. Het is in beheer bij het Waterschap Reest en Wieden. Het stroomdal, ontstaan door smeltwatererosie gedurende de laatste ijstijd, is tussen Eesveen en Kallenkote 4 km breed, tussen Steenwijk en Tuk slechts 1.5 km. In de Middeleeuwen vonden be­langrijke wijzigingen plaats door de aanleg van de Zuiderzee­dijk en de bouw van uitwateringssluisjes (zijlen). Voor de stad Steenwijk was de Aa van levensbelang (watervoorziening, verde­diging, visserij, scheepvaart). Vooral de vervening heeft tot ingrij­pende wijzigingen in de hydrografische gesteldheid van het stroomgebied geleid. Als vaarweg naar zee waren de moge­lijkhe­den van de Aa beperkt (ondiep en gemiddeld slechts 6 m breed). Er vonden regelmatig bocht­afsnij­dingen en uitdiepingen plaats en om de water­stand te verho­gen werden er sluisjes (verlaten) gebouwd waar dik­wijls tol werd geheven. In de periode 1626-1632 kwam, voor de scheepvaart, het Steenwijkerdiep tot stand. In de vorige eeuw onderging de Aa ingrijpende wijzigingen: de kanalisatie van de boven­loop, de ontginning van de uitgeveende gronden en een aanzienlijke verbetering van de waterhuishouding in het gehele stroomgebied. Ref.: HM 2000 n3 p86-100; WN.
Steenwijker Almanak: de oudste vorm van de tegenwoordige Gemeentegids, sinds 1664 als de Nieuwe Cronijk uitgegeven. In 1768 spreekt men van de Steenwijcker Schrijf-Almanach, omstreeks 1800 van de Nieuwe Steenwijcker Schrijf-Calender, omstreeks 1850 van de Steenwijker Almanak. Aan het begin van de 20e eeuw verscheen tevens het Jaarboekje voor Steenwijk, uitgegeven door G. Hovens Gréve, dat na de 2e WO de Steenwijker Almanak verving. Deze gemeentegids heette van 1973-2001 Kijk op Steenwijk en sinds 2001 Kijk op de Kop. Ref.: SO p48-49. Zie ook: Spanjaard.
Steenwijker Belangen: voormalige vereniging die zich ten doel stelde de belangen van Steenwijk als centrum van industrie, middenstand en toerisme te bevorderen. Werd opgericht in 1923 op initiatief van D.H. Wicherson. Zie ook: VVV.
Steenwijker boekdrukkers. Al in de zestiende eeuw telde Steenwijk enkele boekdrukkers, waaronder Herman ’t Zanger (ook: Harmen Sangers) aan wie de veldnaam Sangerland herinnert. Zie verder: Hovens Gréve, van Kerkvoorde en Hollander, Smit, Spanjaard, Stuyfzandt, Terpstra, Walles en Van Wieringen.
Steenwijker Boekenmarkt: sinds 1997 jaarlijks terugkerend landelijk evenement op de laatste zondag van juni op de Markt in Steenwijk, georganiseerd door A. de Lange jr.(1960).
Steenwijker Boys: voetbalvereniging, opgericht in 1947; clubkleuren: geel-zwart. Ref.: A. Appeldoorn en H. Ymker. Steenwijker Boys vijftig jaar, 1947-1997: een halve eeuw voetbalgeschiedenis (1997).
Steenwijker Dagblad. Sinds 1950 verschenen Steenwijker editie van de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, in 1973 veranderd in Het Dagblad. De naam van deze Tijl-uitgave veranderde later in Zwolse Courant en vervolgens in Stentor.
Steenwijker dialect: plaatselijke vorm van het Nederlands, voortgekomen uit het Nedersaksisch, nauw verwant aan het Stellingwerfs. Slechts enkelen hebben gepubliceerd in het Steenwijker dialect: A.W. Kamp, R. Pit, P.J. Plat, W. Scheenstra en A. Smit. Ref.: J.J. Spa. De dialecten van Kallenkote, Steenwijk en Steenwijkerwold; klank- en vormleer (2004). Zie ook hoofdstuk 9.
Steenwijkerdiep (1) (ook: Diep, Nieuwe Diep, Nieuwe Vaart): vaarweg van Steenwijk tot Wetering, 9.3 km zuidwestelijk van Steenwijk. Na eeuwenlang moeizaam varen met kleine schepen door de bochtige en ondiepe Steenwijker Aa, werd in de jaren 1626 tot 1632 het Steenwijkerdiep gegraven om een betere verbin­ding met Blokzijl te verkrijgen. Daardoor werd het mogelijk om met grotere schepen te varen. Deze waren bovendien ge­schikt om de Zuiderzee mee over te steken en hoefden niet in Blokzijl overgeladen te worden. In Steenwijk was het Diep aan weerszijden voorzien van een houten beschoei­ing om in het laden en lossen van de schepen te voorzien. Op de zuide­lijke oever van het Diep lag een lijn- of jaagpad. Het Diep werd verschillende malen verbreed en verdiept. Op 1 januari 1932 ging het in eigendom, beheer en onderhoud over van de Stad naar de Provincie. Het behoort tot vaarwegklas­se I, d.w.z. geschikt voor schepen met een laadvermogen tot 300 ton. De maximaal toegestane diepgang bedraagt 1.60 m. Ref.: HM 1992 n4 p22-32, WN. Zie ook: haven. (2): voormalig rijkswerkkamp dat in 1943 werd afgebroken. (3): een in 2004 tot 2007 ontwikkeld woongebied ter weerszijden van het Steenwijkerdiep aan de westzijde van Steenwijk. Ref.: R. Tienkamp. Steenwijkerdiep 1632 – heden (2007). Zie ook: Waterpoort.
Steenwijker Expres; zie: Steenwijkerland Expres.
Steenwijker IJsclub; zie: ijsbaan.
Steenwijker Kaai: voormalige kade langs de Steenwijkerzijl in Blokzijl, heet nu het Oude Verlaat. Ref.: HM 1987 n4 p99-102.
Steenwijker Kamp (ook kortweg: De Kamp): stuwwal uit de voorlaatste ijstijd waarop, aan de noordwestzijde, de stad Steenwijk is ontstaan. Het gebied heeft een oppervlakte van 414 ha, waarvan inmiddels het westelijke derde deel wordt ingenomen door stedelijke bebouwing. Het ‘resterende’ gedeelte, de oude es, bestaat grotendeels uit bouwland, doorsneden door eeuwenoude wegen en paden. Op het hoogste gedeelte, ter weerszijden van de Schansweg, bevindt zich een vindplaats van hoge archeologische waarde (een meldingsgebied) met sporen uit de Steentijd en de Romeinse tijd. Op de Steenwijker Kamp lagen de zeer oude kleinschalige bouwakkers van het middeleeuwse Steenwijk, waaraan verschillende veldnamen herinneren. Ooit was het gebied bebost, thans is het een open glooiend landschap met mooie vergezichten op de stad en over de lagere omgeving. In de naam duidt ‘kamp’ op een overwegend individuele aanpak van de ontginning tot akkerland. In de periode 1945-1951 vond een ingrijpende ruilverkaveling plaats, waardoor ook enkele oude wegen verdwenen. Het hoogste punt (12.4 m boven NAP) bevindt zich 1.5 km ten zuidoosten van de stad. Ref.: H. Spreen. Op en om de Steenwijker Kamp door de eeuwen heen (2004); H.A. Visscher. Op Geopad naar de Steenwijkerkamp (2004).
Steenwijkerkolk: straatje in Blokzijl, genoemd naar een voormalig gat naast de Steenwijkerzijl, ontstaan door dijkdoorbraak.
Steenwijker kwartiertje (uitdrukking): tijd die verstrijkt voordat daadwerkelijk begonnen wordt.
Steenwijker Laagveenontginning (ook: Polder van Meijer): een polder van 175 ha, gelegen tussen de Steenwijker Aa en de Eesveensedijk, ongeveer 3 km ten noordoosten van Steenwijk. In dit gebied, dat bij het landgoed De Bult behoorde, werd nog in de 19e eeuw turf gewonnen. In 1908 kocht U.D. Reinders uit Hoogezand de uitgeveende gronden en liet ze in 1914 inpolderen en ontginnen onder leiding van P.K. Meijer. Van 1919-1964 was het een zelfstandig waterschap; daarna ging het over naar het waterschap Vollenhove.
Steenwijkerland: gemeente ontstaan in 2001 bij de gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel door samenvoeging van de gemeenten Brederwiede, IJsselham en Steenwijk. De naam van de nieuwe gemeente is in gebruik met ingang van 1 januari 2003.
De gemeente heeft een oppervlakte van 33.000 ha, waarvan 4.072 ha open water, en grenst aan de provincies Drenthe, Friesland en Flevoland. Het landschap is zeer gevarieerd: in het noordoosten de hogere gronden en uitlopers van het Drents Plateau (keileem en zand met bos, heide en oude akkers), in het zuidwesten eveneens een tijdens het Pleistoceen gevormd gebied en daartussen een uitgestrekt laaggelegen waterrijk gebied (veen en klei met polders, weiden en moerassen).
Het inwonertal per 1 januari 2006 bedroeg 43.117, verdeeld over 25 kernen waaronder de steden Steenwijk, Vollenhove en Blokzijl. De gemeente profileert zich, vooral door haar cultuurhistorie, natuur en landschap, receatie en toerisme, bedrijvigheid en evenementen als een zogenoemde vijfsterrengemeente. Steenwijk is de grootste kern en vormt vanouds het winkel- en dienstencentrum voor de omliggende plaatsen. Ook heeft het een P+R station met halfuurlijkse intercity-verbindingen. Vollenhove heeft, als vroegere residentie van de bisschop van Utrecht en als stad der havezathen, een middeleeuwse uitstraling. De betrekkelijk jonge vestingstad Blokzijl oogt Hollands en trekt veel watertoeristen. De zetelverdeling van de gemeenteraad in 2006: PvdA 6, CDA 5, CPB 3, VVD 3, Buitengewoon Leefbaar 2, Christen Unie 2, PAS 2 en SP 2. Zie ook: Noordwest-Overijssel.
Steenwijkerlandcongres: Stad en Regio in Perspectief, gehouden op 19 mei 2005 in De Meenthe te Steenwijk, ter gelegenheid van 750 jaar Steenwijk en 5 jaar gemeente Steenwijkerland. Van de acht voordrachten Over de ontwikkeling van stad en regio in het perspectief van verleden, heden en toekomst is naderhand afgezien van publicatie.
Steenwijkerland Expres: huis-aan-huisblad, sinds 1975 als Steenwijker Expres wekelijks uitgebracht door Tijl. Vanaf 1 oktober 1999 uitgegeven door Boom Pers vanuit de vestiging aan de Scholestraat 42 te Steenwijk.
Steenwijker Maat: stelsel van lengte-, vlakte- en inhoudsmaten zoals dit, tot de invoering van het Metriek Stelsel in ons land in 1820, in gebruik was in Steenwijk en verre omgeving (Zuidwest Drenthe, Stellingwerven en Noordwest-Overijssel). Als lengtemaat golden de Steenwijker roede (16 voet), gelijk aan 4.7 m, de voet (12 duim), gelijk aan 0.294 m en de duim, gelijk aan 2.45 cm. De 16-voets Steenwijker roede onderscheidde zich van de 14-voets Groninger – en Zwolse roede. Verder was er een lengtemaat voor de perceelsbreedte: de akker, gelijk aan 7.2 m. Als Steenwijker vlaktemaat werden gehanteerd de morgen (9 schepel), gelijk aan 0.8127 ha, het mud (4 schepel), gelijk aan 0.3614 ha, het schepel (4 spint), gelijk aan 0.0903 ha en het spint, gelijk aan 0.0225 ha. Verder gebruikte men de (vierkante) roede, gelijk aan 22.13 m². Een bijzondere vlaktemaat was de herenmud, gelijk aan anderhalve mud of zes schepel. Als inhoudsmaat kende men het mud (4 schepel), het schepel (4 spint), het spint (4 vierendeel), het vierendeel (4 kop) en de kop, alle gebaseerd op de hoeveelheid zaaizaad benodigd voor de gelijknamige oppervlakte aan bouwgrond. Na 1820 werd nog lang vastgehouden aan de oude benamingen, ook al hadden deze betrekking op decimale waarden: mijl voor km, roede voor 10 m, el voor m, palm voor dm, duim voor cm en streep voor mm. Ook de zeer oude benaming ‘bunder’, vroeger gelijk aan anderhalve morgen, wordt nog wel gebruikt in plaats van de hectare. Zie ook: broodwegers, dagmaat.
Steenwijker Meenthe (of kortweg: Meenthe): de laaggelegen veengronden ten noorden van de Steenwijker Aa, van oudsher in gemeenschappelijk gebruik van de inwoners van Steenwijk. De Meenthe bestaat uit: Zuidermeenthe, Wold- of Middelmeenthe en Oostermeenthe. De Zuidermeenthe is verder onderverdeeld; zie daar. Aan een langdurige strijd over eigendom en verdeling kwam een einde door bestuurlijke maatregelen op basis van het door J.H.E. Meesters uitgebrachte rapport. Ref.: J.H.E. Meesters. De Steenwijker Meenthe, een bijdrage tot de marke- en stadsgeschiedenis (1881); A. Middendorp. Oorsprong, gebruik en beheer der Steenwijker meenthen, geschiedkundig beschouwd (1883).
Steenwijker Nieuws- en Advertentieblaadje: van 20 september tot 22 november 1845 door W.J. Lorgion te Steenwijk uitgegeven weekblaadje. Ref.: HM 1991 n1 p18-21.
Steenwijker Onlusten; zie: plooierijen.
Steenwijker Oudheden: zeer fraai uitgevoerd kijkboekje over Steenwijks erfgoed, uitgegeven ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Steenwijk als stad in 2005.
Steenwijker Roeivereniging ’t Diep: opgericht 21 maart 1986 met botenhuis aan de Hooidijk 2.
Steenwijkerstraatweg: naam van de oude Rijksweg 32 van Meppel tot de Pijlebrug.
Steenwijker Toren; zie: Sint Clemenstoren.
Steenwijkervaart: oude naam voor de Woudvaart in Sneek.
Steenwijkerweg: naam van de oude Rijksweg 32 van Wolvega, over De Blesse en Willemsoord tot afslag 7 van de A32 (Steenwijk Noord).
Steenwijkerwold (1): voormalig schoutambt (1523-1811), kerspel sinds 1285, later gemeente (1811-1973) rondom de stad Steenwijk. Bij de gemeentelijke herindeling van 1973 opgegaan in de gemeente Steenwijk en sinds 2001 behorende tot de gemeente Steenwijkerland. Steenwijkerwold staat vanouds bekend om de losse bebouwing en de vele verspreide buurtschappen. Bij de kadastrale registratie van 1832 was de gemeente verdeeld in de secties: Willemsoord, Eese, Eesveen, Oosterhoek en De Bult, Buitenland, Kallenkote, Onna, Zuidveen, Woudslagen, Gelderingen, Westenwoud, Scherwolde, Muggenbeet en Nederland. De laatste drie behoorden tot omstreeks 1600 tot het schoutambt Scherwolde. Binnen de genoemde secties waren er diverse kleinere buurtschappen. Ref.: H. Bruinenberg. Wij in Steenwijkerwold (1964); Kraante van ’t Wold; H.A. Visscher. Op Geopad naar Steenwijkerwold (2004). Zie ook: bevolking, Boswachterij Het Steenwijkerwold, buurtschappen, wapen, wijken.
Steenwijkerwold (2): dorp in de gemeente Steenwijkerland, 4 km westnoordwestelijk van Steenwijk. De naam werd in 1972 gegeven aan de samenvoeging van de dorpen Gelderingen en Kerkbuurt. Het dorp telt ongeveer 2.000 inwoners en heeft twee kerken: de Hervormde Kerk (2) en de Rooms Katholieke Sint Andreaskerk; zie daar. Verder zijn er drie basisscholen: de R.K. Don Boscoschool, de Christelijke Immanuelschool en de Openbare Woldschool.
Steenwijkerwold, Legerplaats; zie: Johannes Postkazerne.
Steenwijkerwold, Onderlinge (Vereniging tot Onderlinge Verzekering tegen brandschade Steenwijkerwold): opgericht in 1905. Ref.: E. Kuiper. In de brand, uit de brand (1905-2005).
Steenwijkerwold, Sport Vereniging: voetbalvereniging, opgericht in 1973; clubkleuren: blauw-wit. Ref.: L.J. Damhuis en L. Los. Voetbal in Steenwijkerwold door de jaren heen (1983).
Steenwijkerwolds volkslied: geschreven door H.J. Trommel: Lofzang op ’t Wold (1968).
Steenwijkerzijl (of Grote Zijl): voormalige uitwateringssluis te Blokzijl, dienende om overtollig water op de Zuiderzee te lozen en kleine schepen door te laten. De oudste vermelding (1375) betreft een “groeten siele” behorende aan de geërfden van de schoutambten Steen­wijk, Steenwijkerwold en Scherwolde. Toen omstreeks 1550 een kanaal van Muggenbeet naar het Noorderdiep en een havenkom (de Kolk) werd aangelegd, heeft men op de plaats van de Steenwijkerzijl een nieuwe houten schutsluis gebouwd, ook wel de Steenwij­ker Blokzijl genoemd. Het beheer ervan was in handen van de stad Steenwijk. In de jaren 1762-1764 werd deze schutsluis ver­nieuwd en bleef in gebruik tot het begin van de 19de eeuw, toen het Oude Verlaat, zoals de sluis ook wel heette, gedempt werd. Ref.: HM 2003 n3 p93.
Steenwijk-hoek; zie: Openbare Bibliotheek Steenwijk.
Steenwijkkamer; zie: Stadsmuseum Steenwijk.
Steenwijk Kunststofstad: naam waarin het belang van de kunststofverwerkende industrie in Steenwijk tot uitdrukking wordt gebracht. De belangrijkste bedrijven op dit gebied zijn: DYKA BV, Kornelis Caps & Closures en Eleq BV. Zie ook: Stichting Poly-Plasticum.
Steenwijk-Oost: naam van een ruilverkavelingsproject van 2.924 ha dat in 1977 gereed kwam.
Steenwijks beleg; zie: beleg van Steenwijk.
Steenwijk’s Boekhuys: boek- en kantoorboekhandel aan de Markt 38 te Steenwijk. De naam werd omstreeks 1960 gegeven door Harm Bollema, nadat hij de zaak van zijn schoonvader Egbert Logtmeier had overgenomen.
Steenwijksmoer: veengebied 3 km ten westen van Coevorden, in de 16e eeuw ontgonnen door de heren De Vos van Steenwijk.
Steenwijks ontzet; zie: beleg van Steenwijk.
Steenwijks volkslied: geschreven door A.W. Kamp: Houdt Steenwijk (1931).
Steenwijk-West: woonwijk aan de zuidwestzijde van de stad, na 1917 in verschillende fasen gebouwd en grotendeels vernieuwd. Zie ook: Bloemenbuurt, Rode Dorp.
Stegeman, Tiemen Roebert (Emst 12 december 1916 – Meppel 16 januari 2006), leraar. Was vanaf 1937 onderwijzer te Sint Jansklooster, Almelo, Vaassen, Lochem, Dwingeloo en Winterswijk en van 1957 tot 1980 leraar, later directeur, aan de Rijks Middelbare Landbouwschool te Meppel. Schreef onder meer: Waterig Nederland (1984), Zwervend door de Kop van Overijssel (1984), Giethoorn en de werkverschaffing (1987) en Noordwesthoekers aan de praat; elf levensverhalen (1990).
Steghe, Everhardt ter (zoon van Zigher ter Steghe), jurist. Volgde zijn vader op als stadssecretaris van Steenwijk. Het door hem in 1609 uitgebrachte Stadboeck van Steenwijck bevindt zich in het Oud-archief van Steenwijk.
Steghe, Zigher ter (Steenwijk 1535 – Steenwijk 1605), jurist. Werd in 1557 aangesteld als stadssecretaris van Steenwijk. Kreeg op 12 januari 1576 de opdracht van het stadsbestuur een nieuw stadrechtboek samen te stellen. Dit Koerboeck der Stadt Steinwijck kwam op 11 januari 1579 gereed en werd zelfs tot 1713 gehanteerd. Ref.: F.A. Ebbinge Wubben. Aanteekeningen van Mr. Z. ter Stege vermeerderd met nalezingen en bijvoegsels (1859). Zie ook hoofdstuk 10.
Stellingwerf: zuidoostelijk gedeelte van de provincie Friesland, bestaande uit de gemeenten Oost- en Weststellingwerf. Behoorde sinds de 10e eeuw, evenals Steenwijk, tot het dekenaat Drenthe. Met de Drenten, verzetten de Stellingwervers zich in de 13e en 14e eeuw hevig tegen de heerschappij van de bisschop. Nog in 1413 werden Steenwijk en de Eese opnieuw door de Stellingwervers aangevallen. Ref.: HM 2009 n3 p26-34; M.H. de Vries. De historie van Weststellingwerf; uit het land van de griffioen (1977). Zie ook hoofdstuk 4.
Steltman: bekende Steenwijker familie, afstammend van goud- en zilversmeden uit Heerenveen: (1) Johannes Steltman (Meppel 25 januari 1818 – Steenwijk 3 augustus 1855), gehuwd met Beertje Rijkmans; (2) hun oudste zoon: Lubbertus Steltman (Steenwijk 19 januari 1844 – Hattum 11 juli 1910) en (3) hun jongste zoon: Harmen Steltman (Steenwijk 20 november 1851 – Steenwijk 7 mei 1912). Ref.: SO p50.
Stenenbrug; zie: Varkenweidebrug.
Stenovicum: verlatijnste naam van Steenwijk.
Stentor; zie: Steenwijker Dagblad.
Stenwic: oudst bekende (1141) schrijfwijze van Steenwijk; zie daar.
Steunebrink: Steenwijker familienaam, waarschijnlijk afkomstig van de in 1447 vermelde erve Stonebrinck onder Steenwijkerwold. Ene Johan Stonebrinck wordt genoemd in regesten van 1566-1569. Klaas Berends Steunebrink (Steenwijk 28 juni 1696 – Steenwijk 28 januari 1776) was, evenals zijn vader, rentmeester van het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Lucas Steunebrink (ged. Steenwijk 22 juni 1742 – Steenwijk 6 februari 1816) was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk. Ref.: CK p26; Homepage Sylvia Siekman. 
Steur, Johan Adrianus Gerard van der (roepnaam: Job; Haarlem 9 februari 1899 – Nijmegen 18 augustus 1966), ingenieur. Werkte van 1928 tot 1935 als uitvoerend ingenieur van de N.V. Ontginningsmij. Land van Vollenhove te Steenwijk. Ontwierp zowel de inrichting van de polders als de boerderijen daarin. Schreef onder meer: Partiële bemaling van het waterschap Vollenhove (1934). Ref.: RHN p23-27.
Stichting Instituut Collectie Krop: opgericht in 2008 met als doel het beheer van de door de gemeente Steenwijkerland aan de stichting overgedragen collectie van de Steenwijker kunstenaar Hildo Krop. Dit houdt tevens in: het behouden, verzamelen/uitbreiden en onderzoeken van de collectie.
Stichting Jumelage Steenwijkerland-Herzebrock Clarholz: vriendschappelijke stedenband sinds 1983 onderhouden door de toenmalige gemeente Brederwiede, in 2001 voortgezet door de gemeente Steenwijkerland. Sinds 2006 vindt een jaarlijkse culturele uitwisseling plaats.
Stichting Lokale Omroep Steenwijkerland (SLOS): plaatselijke radio- en TV-omroep, opgericht 20 april 1983. De TV-uitzendingen liepen in de jaren negentig ten einde. Na een verhuizing in 1996 naar de Oostwijkstraat werden de radiouitzendingen daar voortgezet, later bekend als MIX105 Steenwijkerland. Zie ook: Video Noord-Nederland.
Stichting Menno van Coehoorn: opgericht in 1932 ter bevordering van de instandhouding en herkenbaarheid van voormalige verdedigingswerken en de daarbij behorende infrastructuur. Gevestigd te Utrecht.
Stichting Poly-Plasticum: eerste kennis- en informatiecentrum in Nederland voor de kunststof, sinds 28 april 2003 gevestigd aan het Stationsplein 5 te Steenwijk. Presentatie- en expositieruimte over de geschiedenis van de productie en gebruiksmogelijkheden van celluloid, bakeliet, melamine en moderne kunststoffen. In 2010 overgegaan naar Zwolle. Zie ook: Steenwijk Kunststofstad.
Stichting Schrijversfestival Steenwijk e.o.: opgericht in 1987, organiseert jaarlijks in maart literaire bijeenkomsten op verschillende locaties in Noordwest-Overijssel en Zuidwest-Drenthe.
Stichting Stadsherstel Steenwijk: opgericht 12 mei 1993 ter instandhouding, verbetering en restauratie van beeldbepalende, door de overheid beschermde, panden binnen de toenmalige gemeente Steenwijk. Er werden ongeveer 200 projecten gerealiseerd, waaronder diverse panden, de muziekkoepel in Park Rams Woerthe en de Varkenswaag. Doordat de gemeente niet langer de benodigde financiële middelen beschikbaar stelde, werd de stichting op 1 januari 2004 opgeheven.
Stichting Steenwijker Vrouwenraad: opgericht in 1983 ter bevordering van de samenwerking tussen de vrouwenorganisaties in de toenmalige gemeente Steenwijk; opgeheven in 1997.
Stichting voor Liefdadigheid; zie: Rusthuis.
Stienwiek: Drentse en Stellingwerfse schrijfwijze van Steenwijk.
Stienwyk: Friese schrijfwijze van Steenwijk.
Stiller, Kurt: commandant van een in september 1944 in Steenwijk neergestreken Einsatzkommando. Onder zijn leiding werden in de herfst verschillende schanddaden in Steenwijk en Steenwijkerwold begaan. Ref.: HM 1994 n4 p117-151.
Stockop, Teunis (Steenwijk 17e eeuw), metselaar. Samensteller van Het Serckeboeck van St. Klement ofte Groote Kercke tot Steenwiick (1658). Zie ook: zerkenboek.
Stokvis, Wolf (Amsterdam 18 september 1849 – Steenwijk 19 maart 1938), rabbijn. Was sinds 1868 werkzaam als voorganger in Dwingeloo, Tilburg, Delft, Amsterdam, New York en Boston. Van 1885-1929 was hij voorganger en godsdienstleraar van de joodse gemeente in Steenwijk. Als geleerde vertaalde hij gedichten naar het Hebreeuws en publiceerde hij in de periode 1875-1938 in het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Hij maakte deel uit van verschillende besturen en werd alom gerespecteerd. Zijn graf bevindt zich op de Joodse Begraafplaats in Steenwijk. Ref.: OSC 9 maart 1929, SN.
Stommelius, Johannes (1602 – Steenwijk 16 november 1645), predikant. Was van 1625-1645 de tweede hervormde predikant te Steenwijk. Ref.: HM 1990 n1 p3-7.
Stonebrinck; zie: Steunebrink.
Stonehenge Festival: sinds 1995 jaarlijks underground metal festival op en rond het podium in De Buze te Steenwijk, met optredens van indrukwekkend scala aan internationale bands.
stoomgemaal; zie: Stroink.
Stoommeubelfabriek Het Noorden; zie: Monsieur.
stoomtramlijn; zie: tramlijn.
Stopnaaldenbuurt: voormalige achterstandsbuurt in Witte Paarden, zo genoemd naar het sokken stoppen en kleding herstellen als bron van inkomsten.
Storck, Wynand (Amsterdam – Amsterdam 26 mei 1853), winkelbediende. Schreef in de periode 1837-1848 boeken over bepaalde episoden uit de vaderlandse geschiedenis, waaronder: Beleg van Steenwijk; geschiedenisverhaal uit de 16e eeuw (1841).
storm. Op 13 november 1972 en 14 augustus 1985 werden Steenwijk en omgeving getroffen door een zeer zware storm. Zie ook: overstromingen.
stouwe (ook: waterstouwe): een Oost-Nederlandse benaming voor een binnendijk. In verveende gebieden ondervond men dikwijls hinder van overstromingen vanuit de hoger gelegen, nog niet ver­veende gebieden. Als remedie werd dan een stouwe aange­legd, in feite dus een veendijk. Ook de sloot langs een stouwe werd wel zo genoemd.
Stouwe: een ongeveer 6 km lange sloot, die voor een groot deel ook de grens tussen Overijssel en Drenthe vormt, circa 3.5 km zuidoostelijk van Steenwijk. Voor zover grenssloot (het ooste­lijk gedeelte) wordt ook wel van Bovenstouwe, Onnigerstouwe of Stouwsloot gespro­ken. De Beneden Stouwe (vroeger ook: Waterplassloot) vormt de verbinding tussen de Thijssen­gracht en de Drentse grens. De Noordse Stouwe is de noordwestelijke tak, die van de Klossenbrug in Giethoorn-Noord naar de Langesloot loopt.
straatfiguren; zie: stadsfiguren.
straatklok: gemeentelijk monument bij de Oosterpoort. De klok, die op menige oude ansichtkaart prijkt, werd bij de herinrichting van dit stadsdeel in 2002 enige tientallen meters verplaatst.
straatnamen: ingevoerd in Steenwijk (1870) en Steenwijkerwold (1959) als hulpmiddel bij adressering. Daarvóór maakte men gebruik van een indeling in wijken; zie daar. In 1970 werd een gemeentelijke commissie voor straatnaamgeving ingesteld, in 1983 opnieuw. Ref.: D. Buiter. Steenwijk; de straat waarin wij wonen (1985); HM 1993 n3 p84-88.
straatverlichting. In de 18e eeuw kende Steenwijk al een bescheiden vorm van straatverlichting door middel van olielampen; in 1791 waren er olielantaarns op palen. In 1859 werd een gasfabriek gebouwd aan de Tukseweg die gaslantaarns in de straten van gas voorzag voor de openbare verlichting. Sinds 1921 beschikt Steenwijk over elektriciteit; de eerste elektrische straatverlichting was aan de Oosterpoort. In 1926 waren er al 150 elektrische straatlantaarns en in 1933 werd de laatste gaslantaarn vervangen door elektrische verlichting. Ref.: HM 1986 n4 p23-30.
streekplan: structuurplan per regio, opgesteld door de Provincie. Het Streekplan 2000+ werd gecombineerd met het Waterhuishoudingsplan 2000+ en het Milieubeleidsplan 2000+.
Streekraad Noordwest-Overijssel: overlegorgaan voor regionale ontwikkeling (1959-1973). Ref.: SW p367. Zie ook hoofdstuk 13.
streektaal; zie: Steenwijker dialect.
Stroink: uit Twente afkomstige familie van bestuurders die in de 19e en 20e eeuw grote invloed hebben gehad op de sociaal-economische ontwikkeling van de gemeente Steenwijkerwold. Het imposante familiegraf bevindt zich op Vrede Hof te Willemsoord. Het grafmonument, ontworpen door de beeldhouwer Gijs Jacobs, kwam in 1942 tot stand.
Stroink, Albertus François (1) (Oldenzaal 26 maart 1828 – Willemsoord 9 februari 1900), burgemeester. Was van 1859 tot 1864 burgemeester van Gramsbergen en daarna, tot aan zijn dood, van Steenwijkerwold.
Stroink, Albertus François (2) (zoon van (1); Willemsoord 25 maart 1876 – Haren 26 juni 1956), bestuurder. Werkte als ambtenaar bij de gemeentesecretarie van Enschede en Steenwijkerwold en van 1914 tot 1947 als dijkgraaf van het waterschap Vollenhove. Was van 1918-1919 lid van Provinciale Staten. Verder was hij van 1928-1968 directeur van de N.V. Ontginningsmij. Land van Vollenhove te Steenwijk en van 1917-1941 wethouder van de gemeente Stad Vollenhove. Hij schreef onder meer: Verslag der commissie ingesteld door het Waterschap Vollenhove tot het onderzoeken van het vraagstuk van de partiële bemaling van dat waterschap (1925). Zijn naam werd gegeven aan het in 1920 in gebruik genomen zeer grote stoomgemaal tussen Vollenhove en Blokzijl. Ref.: SW p115.
Stroink, Albertus François (3) (zoon van (2); Vollenhove 20 oktober 1919 – Haren 27 juni 2000), jurist. Was secretaris van de Groninger Maatschappij van Landbouw. Schreef een aantal biografische en genealogische bijdragen, waaronder: De Stroinks in de Noordwesthoek van Overijssel (1991-1992).
Stroink, Georg Willem (zoon van (1); Willemsoord 25 mei 1871 – Den Haag 27 november 1941), bestuurder en landbouwhervormer. Begon als volontair bij de gemeentesecretarie in Gramsbergen, later in Steenwijkerwold en Avereest. Volgde in 1900 zijn vader op als burgemeester en secretaris van Steenwijkerwold, welke functie hij bekleedde tot 1939. Was van 1907-1919 lid van Provinciale Staten. Was initiatiefnemer en voorzitter van diverse instellingen op landbouwkundig gebied, waaronder de Landbouwbank. Te zijner nagedachtenis werd in 1959 de Hoevendijk omgedoopt tot Burgemeester G.W. Stroinkweg. Ref.: HM 1991 n3 p65-112; SW p94.      
stroomdal; zie: Steenwijker Aa.
structuurplan: stedenbouwkundig plan dat in grote lijnen de beoogde indeling van een groter gebied, zoals een gemeente, weergeeft. Zie ook: bestemmingsplan.
Stuart: Steenwijker familie van zilversmeden, waarvan we noemen: (1) Albert Stuart (gedoopt Steenwijk 10 november 1765 – Steenwijk 28 oktober 1842), zilversmid, gehuwd met Grietje Meijnen Bijkamp; (2) hun zoon: Nicolaas Alexander Stuart (Steenwijk 18 oktober 1801 – Steenwijk 20 september 1832), zilversmid, gehuwd met Grietje Wicherson; (3) hun zoon: Albert Stuart (Steenwijk 9 maart 1830 – Assen 14 september 1880), goud- en zilversmid, gehuwd met Antje Hemmes, later met Geziena Wiechers; (4) hun zoon: Nicolaas Alexander Stuart (Assen 16 november 1860 – Assen 24 juni 1922), horlogemaker, gehuwd met Geesje Gerritsen. Ref.: B. Boivin. Stuart zilversmeden; vier eeuwen familiegeschiedenis (1984).
Stukken, De: veldnaam (1811) voor landen ten westen van de Tukseweg, ter weerszijden van de Kapelsloot, behorende tot de Zuidermeenthe.
stuwwal: heuvelrug die tijdens de voorlaatste ijstijd (ca. 200.000 jaar geleden) gevormd is door
voortschuivend landijs dat een deel van de ondergrond heeft vermalen en meegevoerd en waarover grote zwerfkeien vanuit Skandinavië zijn aangevoerd. Bij Steenwijk heeft een ijstong op deze wijze een stuwwalboog gevormd ter weerszijden van het dal van de Steenwijker Aa. Zie ook hoofdstuk 2.
Stuyfzandt, Hendrick: werd van 1655-1696 vermeld als boekverkoper en drukker aan de Oosterstraat in Steenwijk. Drukte voor Abraham de Wees en Jillis Kok in Amsterdam.
Suitveen; zie Zuidveen.
Swieten, Gerard Adriaan van (Den Haag 1 september 1860 – Den Haag 1 augustus 1881), jong overleden zoon van de majoor der cavalerie F.H.L. van Swieten. Deze legateerde zijn vermogen aan de Maatschappij van Weldadigheid, onder meer op voorwaarde dat de instelling, waaraan het geld besteed zou worden, de naam van zijn zoon zou dragen. De naam werd aan drie scholen gegeven: de tuinbouw- en de bosbouwschool in Frederiksoord en de landbouwschool in Willemsoord. Ref.: L. Lambregts. Een steen in de vijver (1985).
Swinderen, Harmen van (ca. 1490 – Steenwijk ca. 1560), geestelijke. Was als kanunnik en leraar (Mr.) verbonden aan het kapittel van de Sint Clemenskerk en pastoor te Vledder. Bepaalde bij testament dat armlastige ouderen uit zijn erfenis onderdak en een jaarlijkse uitkering zouden krijgen. Door het stadsbestuur werd een provisor aangesteld als bestuurder van de Swindermanstichting. Pas in 1979 bleken er geen gegadigden meer te zijn voor een jaarlijkse ‘proeve’ en werd de instelling opgeheven. Het Swindermanpoortje aan de Scholestraat is de nog enige herinnering; het uitgebeelde “Swindermannegien” stelt niet de weldoener, maar een armlastige voor. Ref.: SN p38; SO p19.
synagoge. In 1813 werd voor de joodse godsdienstoefeningen een kamer aangekocht in de Gasthuisstraat, die in 1819 werd uitgebreid tot synagoge. Op 6 april 1870 werd door burgemeester D. Wicherlinck de eerste steen gelegd voor een nieuwe synagoge in de Gasthuisstraat op de hoek van de Kornputsingel. Deze werd op 12 augustus 1870 ingewijd. Na de 2e WO was er onvoldoende draagvlak voor het behoud van de synagoge. Deze werd in 1952 verkocht en tot garagebedrijf verbouwd. Het gebouw werd in 1984 afgebroken om plaats te maken voor een bankgebouw. Op 24 oktober 2007 werd een gedenkplaat in de gevel onthuld. Ref: J.A. van Rossum. De laatste synagoge van Steenwijk 1870-1952 (2007). Zie ook: Jodenpol.
taal; zie: Steenwijker dialect.
tabaksindustrie; zie: sigarenindustrie.
Tabaksplant, De: één van de oudste voormalige tabaks- en sigarenfabrieken in ons land en de grootste die Steenwijk gekend heeft. In 1826 als tabakskerverij in Gorredijk begonnen, in 1828 in Steenwijk voortgezet door Gerrit Rijkmans (1803-1870). Overgenomen door zijn zoon Jan Rijkmans (1826-1896) en vooral door diens zoon Jannes Rijkmans (1861-1927) tot grote bloei gebracht. In 1898 werd een nieuwe fabriek aan de Neerwoldstraat, ontworpen door Bato Rouwkema, in gebruik genomen. Kort daarna waren er 133 sigarenmakers werkzaam. De bekendste merken waren: Albert Cuyp en Titus. De opmerkelijke luchtbrug over de Neerwoldstraat werd in 1956 afgebroken. Ref.: SW p226.
Tachtigjarige Oorlog (1568-1648): opstand van de Nederlanden, tegen het centraal gezag in Brussel als vertegenwoordiging van de naar Spanje vertrokken koning Filips II, die zich ontwikkelde tot een nationale vrijheidsoorlog. In de vaderlandse geschiedenis over deze periode komen vooral het beleg en ontzet van Steenwijk nadrukkelijk aan de orde. Zie ook hoofdstuk 6.
Tassis, Johann Baptiste von (Spaans: Juan Baptista de Taxis; 1522 – Bonn 20 april 1588), militair. Spaans legeraanvoerder van Duitse afkomst, streed onder bevel van De Robles en Verdugo. Kreeg vooral bekendheid door de verovering van Steenwijk op 17 september 1582 en de overwinning op de Friezen bij Boksum (1586).
Technische School; zie: Ambachtsschool.
Teersloot: de sloot die vroeger achter de gasfabriek aan de Tukseweg te Steenwijk liep en in de Aa uitmondde ter hoogte van de Paardenmarkt. De naam houdt verband met de stank van het afvalwater van de gasfabriek die hier van 1859 tot 1952 heeft gestaan.
telefoon. De eerste huisaansluiting in Steenwijk vond plaats in 1904 bij J.H. Tromp Meesters, gevolgd door het stadhuis op de Markt. Tot 1940 liepen de gesprekken via handbediende telefooncentrales; daarna konden abonnees zelf de kiesschijf hanteren.
televisie; zie: Ardesch, Nieuws TV Steenwijkerland, Stichting Lokale Omroep Steenwijkerland.
Telting: Steenwijker familie van rechtsgeleerden; (1): Albartus Telting, gehuwd met Gesina ten Broecke; (2): hun zoon Albartus Telting (Steenwijk 21 oktober 1745 – Franeker 23 juli 1802), gehuwd met Tetje Paulus Scheltema, verhuisden in 1781 naar Franeker; (3): hun zoon Isaac Telting (Steenwijk 5 april 1776 – Franeker 1 november 1846), notaris, wethouder en stadssecretaris te Franeker; (4): diens zoon Albartus Telting (Franeker 11 oktober 1803 – Franeker 17 september 1863); (5): diens zoon Isaac Telting (Leeuwarden 22 januari 1831 – Den Haag 5 november 1895), auteur van vele rechtshistorische publicaties; (6): diens zoon Albartus Telting (Leeuwarden 18 augustus 1857 – Den Haag 5 augustus 1907), verzorgde vele bronnenuitgaven en schreef onder meer: Stadregten van Steenwijk (1891). Zie ook hoofdstuk 10.
tennis; zie: LTC.
Terpstra, Willem Sijbrand (Heerenveen gem. Schoterland 9 december 1876 – Steenwijk 29 januari 1964), boekhandelaar. Nam in 1905 de boekhandel van H. Spanjaard aan de Markt over. De drukkerij en binderij werden later overgedaan aan R.H. Bijkerk. Naast boeken, werden ook kunst-, muziek- en kantoorartikelen verkocht en vanaf 1906 ook fraaie ansichtkaarten van Steenwijk en omgeving.
theater; zie: De Meenthe.
theehuisje: gebouwd in het begin van de 19e eeuw in de achtertuin van de familie C.J. Fabius, burgemeester van Steenwijkerwold, aan de Oosterstraat. Naar latere bewoners werd het ook wel het Koepeltje van Beerta genoemd. Na de aanleg van de Burg. Goeman Borgesiusstraat was het van daaraf goed zichtbaar en werd soms ten onrechte als schildwachthuisje aangeduid. Het werd in 1972 afgebroken om ruimte te maken voor de Hema.
theekoepel: gebouwd in of kort na 1889 in de overtuin van Kornputsingel 14, destijds eigendom van J.H. Tromp Meesters, na 1898 in het Park Rams Woerthe. Na jarenlang verval brandde de koepel op 4 mei 1974 af en werd in 2002 vervangen door een replica. Ref.: HM 2002 n3 p78-79.
Themans, Bernard (Enschede 16 oktober 1904 – Mauthausen 4 oktober 1941), rabbijn. Was van 1929-1937 leraar en voorzanger (cantor) van de joodse gemeente van Steenwijk. Ref.: H.E. Dominicus. Mauthausen; een gedenkboek (2e dr. 1999).
Thesingh, Abraham Hendrik (Utrecht 22 juli 1887 – Bilthoven 27 november 1965), leraar, verzekeraar. Was van 1912-1952 leraar Duits aan de Rijks HBS te Steenwijk en aan de Tuinbouwschool te Frederiksoord. Was in 1925 oprichter en eerste directeur van het Onderling Ziektekostenverzekeringsfonds van Hoogere Rijksambtenaren. Verhuisde in 1952 naar Arnhem, waar hij tot 1960 aanbleef als directeur van OHRA. Ref.: HM 2005 n3 p85-91.
Thij: oude buurtschap, ongeveer 3 km westnoordwestelijk van Steenwijk, aan de weg van Steenwijk naar Steenwijkerwold. In 1285 kregen de bewoners toestemming van het kapittel van de Sint Cle­menskerk een eigen kapel te bouwen, die in 1401 werd vervangen door de huidige Hervormde Kerk van Steenwijkerwold (tot 1972: Kerkbuurt). Van 1972-1993 moest Thij het zonder plaatsnaamborden doen. De naam werd in 1417 geschreven als Tye, mogelijk het erdoor stromen­de beekje, de Reune. De betekenis zou dan verband houden met het oudfries ‘tia’ in de betekenis van 'tijgen' of 'trek­ken'. Een andere verklaring gaat uit van het woord ‘tie’ of ‘tye’, een ‘rechtsplaats van de buurrechters’. Aan de Thijendijk stond van 1953-1968 een luchtwachttoren.; zie: HM 2011 n4 p147-154.
Thijendijksbrug: provinciale ophaalbrug over het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl in de Thijendijk, 3 km ten westen van Steenwijk.
Thijhof, Het: Algemene Begraafplaats; zie daar.
Thomassen à Thuessink, David (Zwolle 27 november 1734 – Groningen 19 december 1817), jurist, bestuurder. Studeerde rechten in Groningen en promoveerde daar in 1753. Was sinds 1755 advocaat, van 1761-1795 ontvanger in Den Bosch, daarna burgemeester van Zwolle en landdrost van het Land van Vollenhove. Kocht in 1782 een deel van het landgoed De Woldberg en liet er in 1798 als zomerverblijf Huize De Bult bouwen.
Thoren, Berent ten (1): in de 2e helft van de 16e eeuw een vooraanstaand Steenwijker. (2): in 1630 stadsbode van Steenwijk, mogelijk een nazaat van (1).
thuiszorg; zie: gezondheidszorg.
Tiel Groenestege; zie: Groenestege (2).
Tiendaagse Veldtocht: veldtocht van 2 tot 12 augustus 1831 van het Nederlandse leger tijdens de Belgische Opstand, geleid door prins Willem van Oranje. Hieraan werd ook deelgenomen door Steenwijker schutters, van wie Johannes Kortenhorst, Pieter Boensma, Reiner Jans, Rikke van Dolder, Klaas Wesselson, Pieter Jongedijk, Everhardus Meijer, Hendrik Bont en Evert Prinsen de strijd niet overleefden. Ref.: HM 1995 n1 p2-10. Zie ook: schutterij.
tiende: in vroeger eeuwen een verplichte afdracht aan de kerk van een tiende deel van de oogst.
Tienkamp, Roelof (Drachten 24 januari 1951), journalist. Is sinds 1970 werkzaam bij Kon. Boom Uitgevers als redacteur, daarnaast als freelance schrijver. Schrijft, evenals zijn partner Jolanda de Kruyf, vooral over mensen in hun leef- en werkomgeving, met als motto: achter ieder mens schuilt een verhaal. Hij schreef onder meer: Schenkhuizen en taveernes (1976), Gemeentehuis Steenwijk, een helder visitekaartje (1992), Steenwijkerdiep: 1632 – heden (2007), de wekelijkse krantenserie De buren van nummer 17 en bijdragen aan Kijk op het Noorden en Kijk op Oost-Nederland.
Tiesnitsch, Jurjen (Stiens 23 november 1944), pedagoog, leraar. Bestuurslid (sinds 1994) en vice-voorzitter (sinds 2001) van de HVS. Schrijft over de mens in vroeger tijd, vooral over taal, onderwijs en muziek. We noemen: Het Steenwijker Fanfarecorps (1890-1916) (1990), Muziek in Stad en Wold (1999) en Paul Ruiter, een gedreven muziekpedagoog (2002). Auteur van hoofdstukken 10 en 15.
Tietema, Popke (Oldemarkt 5 april 1913 – Tuk 7 september 1995; begraven te Steenwijkerwold), verzetsstrijder. Was, met zijn echtgenote Stijntje Doeve, actief in de illegaliteit tijdens de 2e WO, vooral in Oldemarkt en omgeving. In 1980 ontving hij hiervoor het Verzetsherdenkingskruis. Ref.: Bevrijdingsuitgave Steenwijk-Noord (1995) p. 1-20; SHD p278.
Tiggelacker: veldnaam (1571) van een stuk land op de Steenwijker Kamp waar tichelaarde werd gegraven.
Tijks, Johannes Freerk (Middelstum 6 februari 1903 – Steenwijkerwold 20 maart 1949), arts. Studeerde in 1930 af als arts aan de RU in Groningen en vestigde zich in 1933 als huisarts in Steenwijk. Woonde boven zijn praktijk aan de Oosterstraat nummer 15. Was in 1947 mede-initiatiefnemer tot oprichting van de Algemene Stichting Gezinsverzorging Steenwijk en Omstreken.
tijns; zie: cijns.
Tilgrup: oorspronkelijk een bronbeek van de Steenwijker Aa, vergraven tot afwateringssloot. Ontspringt ten zuidoosten van Appelscha en verenigt zich na 10 km met de Vledder Aa.
Tillema, Hendrik (Groningen 19 november 1829 – Leiden 31 januari 1908), onderwijzer, schrijver. Werkte als boerenknecht in De Wijk, sinds 1866 als onderwijzer en boekhouder in Leiden. Schrijver van enkele novellen over het Zuidwest-Drentse volksleven. In Folmers en zijne tijdgenooten (1868) beschreef hij onder meer de Elfduizendviering en een bezoek aan een duivelbanner in Steenwijk.
Timmerman, Dirk (roepnaam: Dick; Steenwijk 16 november 1938), gemeenteambtenaar. Bestuurslid en penningmeester (sinds 2002) van de HVS.
Tipgever: actie waarbij inwoners van de gemeente Steenwijk, bij het aanbrengen van nieuwe bedrijven voor het industrieterrein Groot Verlaat, commissie ontvingen over de grondkosten.
Tippe, De (1): naam van het spits toelopend stuk land tussen de Eesveenseweg en de Eesveense Wetering aan het zuideinde van Eesveen. (2; ook bekend als Tippe van Spijkervet): voormalige veldnaam voor het spits toelopend stuk land van L. Spijkervet, tussen de Meppelerweg en het begin van de Kallenkoterallee, ooit een deel van het Stads Heideveld, sinds 1996 straatnaam.
toerisme. Voor een historisch overzicht van de toeristische ontwikkeling van Steenwijk en omstreken wordt verwezen naar: J.K. Janssen. Honderd jaar recreatie….en steeds meer toerisme, in: SW p463-501.
Toledo, Benjamin van (Oostvoorne 8 november 1866 – Arnhem 19 december 1937), politieambtenaar. Was van 1896-1922 in dienst van de gemeente Steenwijk, eerst als veldwachter, sinds 1900 als inspecteur, korpschef en chef-marktmeester. Hij werd opgevolgd door Uiltje Bergsma.
tolheffing. Als vorm van directe belastingheffing werd vroeger zowel langs de doorgaande wateren als langs de wegen tolgeld geïnd. Aan het Eind van ’t Diep werd in de periode 1636-1930 tol geheven op de daar passerende schepen, de zogeheten Dieptol. In Blokzijl werd turftol geheven op de daar overgeladen turf. In de 18e eeuw werd ook begonnen met tolheffing langs de wegen, al naar wanneer deze verhard werden. Uit die tijd dateren begrippen als tolhuis, tolhek, tolgaarder, tolboom en boomsluiter. Voetgangers en passagiers waren vrij van tol. De oudste tollen waren even buiten de Gasthuispoort en de Woldpoort. Aan de oude heirweg naar Friesland werd tot 1830 tol geheven bij Kwikkels. Aan de rijksstraatweg werd sinds 1830 tol geheven ter hoogte van de Bramenweg onder Nijeveen, aan de Tukseweg 200 m buiten de Woldpoort en 400 m voorbij Witte Paarden. Aan de Oldemarktseweg werd van 1846-1910 tol geheven bij de Weerbrug, op de grens tussen de gemeenten Steenwijkerwold en Oldemarkt. Deze concurreerde met een particuliere tol in Westenwold. Aan de Eesveenseweg stonden tolhuizen bij de gemeentegrens, 900 m voorbij de spoorlijn, en een tussen Eesveen en Nijensleek. Hier werd van 1856-1930 tol geheven. In 1821 kwam er een tol aan de Gasthuisdijk in Zuidveen en ook was er een bij de grens tussen Steenwijkerwold en Wanneperveen bij Roekebos. Van 1869-1909 werd tol geheven aan de Kallenkoterallee, bij de gemeentegrens even over het spoor links en sinds 1895 was er ook een tol bij de provinciegrens aan het Westeinde van Wapserveen. Sinds 1871 werd ook tol geheven aan de Bultweg. Nadat sinds 1 mei 1900 geen tol meer werd geheven op de rijkswegen en in 1930 het beheer van de andere doorgaande wegen werd overgenomen door de provincie, kwam er een eind aan de tolheffing.
’t Tolhekke: een in 1968 geopend zwembad en een in 1969 opgerichte zwemclub, genoemd naar de voormalige tol bij de nabijgelegen Weerbrug. Het zwembad, ruim 7 km ten westnoordwesten van Steenwijk, was oorspronkelijk gezamenlijk eigendom van de voormalige gemeenten Steenwijkerwold en Oldemarkt, na 2001 wordt het beheerd door een stichting. Het verwarmd openluchtbad werd in 1974 uitgebreid van een 25- tot een 50-meterbad en werd in 2001 geheel gerenoveerd.
Tollens, Hendrik (Rotterdam 24 september 1780 – Rijswijk 21 oktober 1856), fabrikant, dichter. Schreef vooral verhalende gedichten over episodes uit de vaderlandse geschiedenis, zoals Het Schot voor Steenwijk (1848). Ref.: LNL.
Tom Poeslijntje: voormalig spoorlijntje dat de Duitsers tijdens de 2e WO lieten aanleggen naar het toen in aanbouw zijnde vliegveld bij Havelte. Tom Poes was de bijnaam van de toenmalige NSB-burgemeester van Steenwijk, J.P. de Lang.
toneel. Voor een overzicht van de Steenwijker toneelgeschiedenis zie: SW p160-168.
Tongeren, Johan van: was 1542-1574 schout van Steenwijk.
Toor, Johannes Paulus Franciscus (roepnaam: Jan; Leiden 21 januari 1927), leraar, kunst- en cultuurliefhebber. Was van 1956-1963 onderwijzer en van 1963-1969 leraar te Amsterdam, van 1969-1974 directeur LHNO te Landsmeer en van 1974-1986 directeur IHNO/LHNO in Steenwijk. Bekleedde daarnaast verschillende bestuurlijke functies ten dienste van onderwijs, lokale omroep en het culturele leven in Steenwijk en omgeving. Ref.: WWN1.
T.O.P. Onna, Muziekvereniging: opgericht in 1945. De betekenis van T.O.P. is: Tot Ons Plezier. Ref.: SW p346-352.
torenblazen: traditie om op oudejaarsavond vanaf de transen van de Sint Clemenstoren gewijde muziek ten gehore te brengen. Sinds 1914 uitgevoerd door A.J. Boetze, later door het in 1918 opgerichte Crescendo. Ref.: HM 2005 n4 p136-137.
torenklokken; zie: luidklokken.
Torenlanden: van oudsher de stadsweiden gelegen tussen de stad en de Woldmeenthe; in 1832 de kadastrale aanduiding van landen behorende tot sectie A, ten noorden en noordwesten van de stad, direct buiten de stadsgracht. In 1938 werden hier de eerste woningen gebouwd. Na 1945 werd dit een nieuwe stadswijk waarin sinds 1954 relatief veel particuliere woningen werden gebouwd.
Torenplein, Torenstraat: pleintje, straatje in de voormalige woonbuurt Achter de Kerk.
torenuurwerk. Het oude uurwerk van de Sint Clemenstoren werd in 1791 gesmeed door de klokkenmaker Carel Willems Bakker uit Goor. Het heeft dienst gedaan tot 1941, werd in 1990 gerestaureerd en is op de beganegrond van de toren tentoongesteld. Zie verder: HM 1985 n1 p21-30; HM 2012 n1 p10-23.
Tot Steun in de Strijd; zie: muziek en zang.
Touker, Roy (geb. Den Haag), journalist. Werkt voor de Zwolse Courant (later: Stentor) als redacteur/verslaggever, de laatste jaren vooral op het gebied van justitie en rechtbankverslaggeving. Schreef over Steenwijk onder meer: Rams Woerthe; een moment voor een monument (1981), J.J. Hoeksema-kunstroute (1995), Steenwijk, een prachtige gemeente (1995) en Rams Woerthe, een meesterwerk (2000, 2e dr.).
Toutenburgh; zie: Schenck van Toutenburgh.
touwpluizen: bezigheid die in de 19e eeuw als vorm van werkverschaffing verricht werd. Versleten touw werd uitgeplozen om te dienen als vulling van naden in beplanking.
touwslagerij; zie: lijnbanen.
toverij; zie: bijgeloof.
Tramlaan: werd in 1917 aangelegd en in 1971 verbreed en in westelijke richting doorgetrokken tot de Mr. Zigher ter Steghestraat.
tramlijn: van Steenwijk over Frederiksoord, Noordwolde, Boyl, Elsloo en Makkinga naar Oosterwolde. De lijn werd op 16 mei 1914 geopend en had een vijfmaal-daagse retourdienst. In Steenwijk lag het tramstation tegenover het spoorwegstation. In 1947 werd eerst het personenvervoer gestaakt; op 29 september 1962 werd de lijn ook voor het goederenvervoer opgeheven. In 1964 werd de kruising van de tramlijn met het spoor verwijderd. Ref.: HM 2001 n4 p106-118.
Tranendal: vroegere benaming voor het oudste (inmiddels afgebroken) gedeelte van de woonwijk aan de Verlaatseweg en Aastraat. De naam komt van de bewoners die naar hier moesten verhuizen uit de in 1930 gesaneerde volksbuurt Achter de Kerk en zich ontheemd voelden.
Trappenweg (vóór de 19e eeuw: Bastrappenweg): middeleeuwse kerkweg over de Steenwijker Kamp. Liep oorspronkelijk van Zuidveen rechtstreeks naar de Grote Kerk van Steenwijk. Werd bij de omwalling in de 13e eeuw kortgesloten op de Onnastraat. De tegenwoordige Kalverstraat en Wilhelminastraat maken nog deel uit van het oorspronkelijke tracé. Na de 16e eeuw voerde de Trappenweg, via de Gasthuisdijk, naar Kolderveen, Dinxterveen en Wanneperveen. De naam kan verband houden met grote troepen trapganzen die hier vroeger jaarlijks vanuit Oost-Europa kwamen foerageren “dat er in de herfst dikwijls geheele velden mede bedeckt waren”.
treinvervoer; zie: spoorlijn.
trekgat (ook: petgat): rechthoekige plas ontstaan door natte vervening. Sommige trekgaten werden naderhand voor de visserij verpacht. Zie ook: zetwal.
trekpad; zie: jaagpad.
Trenthe: in de 9e en 10e eeuw de naam van het graafschap waaruit later de provincie Drenthe is ontstaan.
Triene de Katte: bijnaam van Trijntje de Groot. Volgens overlevering spookte zij ’s nachts rond de Grote Kerk. Ref.: HM 1995 n4 p131-134.
Trommel, Hendrik Jan (Utrecht 9 mei 1905 – Heerenveen 27 augustus 1981, begraven te Willemsoord), predikant, schrijver. Werkte van 1934-1946 als zendeling in voormalig Nederlands Oost-Indië. Was daarna hulpprediker, later hervormd predikant te Haarlem, Eygelshoven, Julianadorp, Nieuw Weerdinge en na zijn pensionering van 1965-1970 te Willemsoord. Componeerde in 1968 het Steenwijkerwolds volkslied: Lofzang op ’t Wold. Schreef een aantal gedichtenbundels, waaronder: Het beste moet nog komen (1977), korte verhalen en publiceerde in de Kraante van ’t Wold en het Hervormd Zondagsblad voor Noordwest-Overijssel. Ref.: SW p423.
Tromp Meesters: aanzienlijke Steenwijker familie, nazaten van de houthandelaar Salco Meesters. Deze familie heeft ruim anderhalve eeuw belangrijke functies in het bedrijfsleven en plaatselijk bestuur vervuld en zeer veel bijgedragen aan het maatschappelijk welzijn van de Steenwijker bevolking. Ref.: HM 1998 n2 p45-51; HM 2003 n4 p117-156. Zie ook hoofdstuk 10.
Tromp Meesters, Jan (oudste zoon van Salco Meesters; Steenwijk 10 juni 1847 – Amsterdam 9 oktober 1918), houthandelaar. Liet in 1896 de villa Nijenstede bouwen aan de zuidkant van de Meppelerweg, even buiten de stad. Was van 1906-1916 lid van Provinciale Staten. Ref.: HM 2003 n4 p131-136.
Tromp Meesters, Jan Fresemann (tweede zoon van Jan Hendrik Tromp Meesters; Steenwijk 5 februari 1892 – Merano 16 december 1936), beeldhouwer. Volgde in België lessen in beeldhouwen bij Jules Vermeire en vestigde zich in Starnberg bij München. Maakte voor de viering van het 350-jarig ontzet van Steenwijk in 1931 een bronzen plaquette. Deze stelt het beleg van Steenwijk voor en bevindt zich in de voorgevel van het voormalige stadhuis aan de Markt. Bijzonder is ook het beeld van een treurende vrouw op het familiegraf van de Tromp Meesters op de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg. Ref.: HM 2003 n4 p148-150; SO p83.
Tromp Meesters, Jan Hendrik (jongste zoon van Salco Meesters; Steenwijk 30 mei 1855 – Amsterdam 25 september 1908), industrieel, filantroop. Liet in 1899 de villa Rams Woerthe bouwen op de voormalige Paasweide, aan de westzijde van de stad. Heeft zich vooral ingezet voor de verbetering van het onderwijs, de huisvesting en gezondheidszorg in Steenwijk. Met zijn inzet en financiële bijdragen kwamen er een ambachtsschool, HBS, wijkgebouw en pompstation voor drinkwatervoorziening. Was van 1887-1896 lid van de gemeenteraad, van 1899-1908 voorzitter van de Steenwijker Kamer van Koophandel en van 1904-1908 lid van Provinciale Staten. Aan hem herinneren onder meer de Jan Hendrik Tromp Meestersstraat (1908) en een door Willem Bogtman vervaardigd glas-in-loodraam (1949) in de gevel van de RSG aan de Lijsterbesstraat. Ref.: HM  2003 n4 p137-148; SW p90.
Tromp Meesters, Salco; zie: Meesters, Salco.
Tuin, Johannes Dirk van der (roepnaam: Joop; Velsen 24 oktober 1940), waterbouwkundige, lexicograaf. Werkte van 1963 tot 2001 bij het Waterloopkundig Laboratorium in Delft, sinds 1983 als hoofd documentaire informatie. Schreef meertalige vakwoordenboeken voor Elsevier (1987-1993) en Kluwer (1991-1999). Bestuurslid (sinds 1987) en voorzitter (sinds 1989) van de HVS. Publiceert over prehistorische en middeleeuwse geografie, verklaring van plaats- en waternamen, waterstaatsgeschiedenis en schrijft biografieën. Auteur van hoofdstukken 1, 3 en 12. Ref.: WWN2.
tuinbouw: vanouds met succes bedreven door tuinders op de Steenwijker Kamp. Zij richtten in 1905 de vereniging Eendracht Maakt Macht op en beschikten over 80 ha tuinbouwgrond. In 1912 werd ook de pas ingepolderde Oostermeenthe bestemd en ingericht als tuinbouwgebied. Echter bleken de oogsten tegen te vallen en in 1920 bleek bovendien de grond er minder geschikt voor het gestelde doel. De groenteteelt op de Steenwijker Kamp wordt sinds de sluiting van het veilinggebouw in 1972 niet langer bedrijfsmatig uitgeoefend.
Tuinbouwschool: te Frederiksoord gesticht in 1884 door de Maatschappij van Weldadigheid. De school, vernoemd naar G.A. van Swieten, telde in 1990 nog ongeveer vijfhonderd leerlingen, maar werd in 2004 gesloten. De 7 ha grote schooltuin kreeg landelijke bekendheid.
Tuit, Jacob (roepnaam: Jaap; Steenwijkerwold 13 februari 1953), historicus, leraar. Sinds 1975 werkzaam als leraar geschiedenis aan verschillende onderwijsinstellingen. Mede-initiatiefnemer, medeoprichter en bestuurslid (1984-1994) van de HVS. Zijn belangstelling gaat uit naar de sociaal-economische en politieke geschiedenis van deze regio. Schreef onder meer: Het Sint Catharinagasthuis binnen Steenwijk (1987).
Tuk (vroeger ook: Tuck of De Tuck): plaats in de gemeente Steenwijkerland, 2 km westnoordwestelijk van Steenwijk, met ongeveer 1.700 inwoners. Ontstaan langs de oude heirweg waar deze, vanaf de hoogte, het dal van de Steenwijker Aa bereikte. In 1484 was sprake van “het erf Remmelinghe bij den Tuck”. De naam is mogelijk afgeleid van het middelhoogduits ‘tücken’, wat neerkomt op ‘plotseling omlaag buigen’ of ‘duiken’. Van 1890 tot de gemeentelijke herindeling in 1973 diende de villa Oostwoud in Tuk als gemeentehuis van de gemeente Steenwijkerwold. Plaatselijk Belang Tuk, opgericht in 1915, is een bloeiende vereniging die zich in het verleden sterk gemaakt heeft voor verbetering van openbare voorzieningen.
Tukseweg: verbindingsweg tussen Steenwijk en Tuk. De naam werd in 1920 officieel vastgesteld; daarvóór sprak men van Steendijk.
tumulus (meervoud: tumuli); zie: grafheuvels.
turf: gedroogd veen, tot in de vorige eeuw gebruikt als huisbrandstof. Het werd in de veenderijen gestoken (of gebaggerd) en te drogen gezet op zetwallen. Beter dan de gewone grauwe turf, was de zwarte turf afkomstig van de diepe mosvenen. Gedroogde turf werd met ‘vlotten’ of ‘bokken’ naar Steenwijk vervoerd en aan de Aa bij de ‘hoopsteden’ opgestapeld. Van daar werd de turf verhandeld en met tjalken verscheept, vooral via Blokzijl, naar de grote steden in Holland. Een treffende uitbeelding van de lokale geschiedenis van de turfwinning vindt men in ’t Olde Maat Uus in Giethoorn. Zie ook: tolheffing, veen.
turfbok: praam voor het vervoer van turf; zie ook: bok.
Turfhaven (ook: Turfvaart): een in 1890 gegraven zijtak van de Steenwijker Aa, evenwijdig aan het Steenwijkerdiep en daarop aansluitend. Schepen van en naar Giethoorn hoefden hierdoor niet langer gebruik te maken van de Aa, die in 1898 werd opgenomen in de vijverpartijen van het Park Rams Woerthe. De Turfhaven, ongeveer 250 m lang, verloor gaandeweg haar betekenis en werd in 1936-1937 als werkverschaffingsobject gedempt. De Gedempte Turfhaven heeft als straat hieraan zijn naam ontleend.
turftol: tol die bij verschillende verlaten geheven werd, afhankelijk van de hoeveelheid en soort turf. Op zwarte turf werd tweemaal zoveel tol geheven als op bruine turf. Zie ook: tolheffing.
Tusschen Aa(n)dijk: oude benaming voor de dijk op de linker oever van de Steenwijker Aa, lopende vanaf de Kleine Kamp tot voorbij de Koematen en Oevers westzuidwestelijk van Steenwijk. De naam Tusschen Aën wordt reeds genoemd in 1460 en bena­drukt het bestaan van twee wateren: de Olde Aa en de Nije Aa; zie daar.
Tusschen Anen en Slagen: kadastrale aanduiding (1832) van hooilanden 3 km westzuidwestelijk van Steenwijk. Zie ook: aa.
Tuttel, Hillebrand (Steenwijk 8 juli 1719 – Steenwijk 18 juni 1774), advocaat. Lid van een vooraanstaande Steenwijker familie (18e en 19e eeuw). Speelde een belangrijke rol als medestander van Harmen Coops Fledderus tijdens de Steenwijker Onlusten (1748-1750). Hierna werd hij benoemd tot stadssecretaris. Bij testament van 15 juni 1774 legateerde hij veertigduizend caroliguldens aan een fonds (het Tuttelfonds) waaruit jaarlijks op zijn geboortedag uitkeringen werden gedaan aan armlastigen. Het fonds wordt nog steeds beheerd door de Nederlandse Hervormde Kerk. Ref: HM 2011 n4 p155-162; SN p65. Zie ook hoofdstuk 10.
Tuttel, Jacobus Hilbrand (Steenwijk ca. 1780 – Steenwijk 25 augustus 1824), jurist. Promoveerde in 1802 in Groningen, was van 1812-1824 notaris te Giethoorn en van 1821-1824 Statenlid. Was daarnaast hoofd van de in 1810 opgerichte burgerwacht. Had een actief aandeel in de totstandkoming van de eerste kolonie van Weldadigheid (Frederiksoord).
Tuttel, Jan (pseudoniem: Harmjan van Steenwijk; Almelo 21 juli 1943 – Eelde 30 december 2006), natuurkenner, publicist. Veelzijdig kenner van de Drentse natuur en volkscultuur. Publiceerde sinds 1975 in Recreatie en Toerisme en Driemaandelijkse Bladen en schreef een aantal boeken waaronder: Leven en werken met de seizoenen in de Weerribben en De Wieden (1998).
Tuun, De; zie: Park Rams Woerthe.
Tuut, Jan (roepnaam: Joop; Ruinerwold 3 juli 1920 – Vledder 30 januari 1999), verzetsstrijder. Was tijdens de Tweede Wereldoorlog in Steenwijk en omgeving actief in het verzet onder de schuilnaam Joop van Wijk, naar zijn toenmalige woonplaats. Hij pleegde onder meer overvallen op postauto’s en postkantoren om aan bonkaarten voor onderduikers te komen. Woonde na de oorlog tot 1984 als postkantoorhouder te Willemsoord. Was 27 jaar voorzitter van winkeliersvereniging Samen Sterk en promotor van de Kraante van ‘t Wold.  Ref.: SW p315.
TV Oranje: televisiezender opgericht in 2005 door G. Ardesch.
Twaalfjarig Bestand: wapenstilstand in de Tachtigjarige Oorlog, gesloten op 9 april 1609 te Antwerpen, tussen Spanje en de Noordnederlandse Republiek.
Twee Beitels; zie: Beitel.
Tweede Wereldoorlog. Voor een overzicht van bijzondere gebeurtenissen in en om Steenwijk tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt verwezen naar: H. Spreen. Steenwijk in 40-45; een historisch document (1995). Ref.: HM 2011 n2 p62-73. Zie ook: bevrijding, bevrijdingsmonument, Herdenkingsmonument 1944, Indisch Monument, Joodse Steenwijkers, oorlogsgraven, Verzetsherdenkingskruis en vliegveld. Zie verder hoofdstuk 13.
Twin, De: sinds 1965 vakantiecentrum aan de noordzijde van het Steenwijkerdiep, 6 km ten zuidwesten van Steenwijk. De naam, Engels voor ‘tweeling’, duidt op het ontstaan uit twee voormalige rijkswerkkampen: Lakeweg en Pikbroek.
Tye: oude schrijfwijze van Thij; zie daar.
Tympenveen: het meest oostelijke van de Binnenvenen van Zuid­veen. De naam werd in 1563 vermeld, na de 17e eeuw niet meer. Deze houdt verband met de perceels­vorm als we uitgaan van 'timp' of ‘tippe’ in de betekenis van ‘puntig stuk’.
Uffelte: oud Drents esdorp, 11 km ten oosten van Steenwijk, aan de heirweg naar Ruinen. In 1310 telde het 20 huizen. In dat jaar verleende Philippus, deken van Steenwijk, in opdracht van de bisschop van Utrecht, toestemming aan de bewoners van Uffelte, Hesselte en Hesselterveen een eigen kerk te bouwen. De naam zou, evenals die van Havelte, afgeleid kunnen zijn van ‘hofholte’ (bosgebied behorende bij een hof of pachthoeve van de bisschop).
uitgevers. Bekende Steenwijker uitgevers zijn: Hovens Gréve, en waren: Van Kerkvoorde en Hollander, Logtmeier, (Albert) Smit en Spanjaard. Zie ook: ansichtkaarten.
uitkijktoren: gebouwd in 2008 op de Woldberg, aan de oostkant van de Rijksweg A32.
Unne: oude schrijfwijze van Onna; zie daar.
Ursula, Sint; zie: Elfduizendmarkt.
Utrecht: ook voor de geschiedenis van Steenwijk belangrijke stad, vooral als zetel van de bisschop. Deze had van 1010-1528 het hoogste gezag in het Sticht en Oversticht (zie daar) waartoe ook Steenwijk en omstreken behoorden.
uurwerk; zie: torenuurwerk.
Uuterwijk, Roelof van; zie: Wterwijck.
Uvinge: voormalige buurtschap, opgegaan in Basse, bijna 2 km ten westen van Steenwijkerwold.
vaarboeren: boeren die hun land alleen over water kunnen bereiken.
Vaart, De: de naam van het vaarwater door het dorp Nederland.
vaarwegen. Steenwijk is bereikbaar voor schepen met een laadvermogen tot 600 ton over het Kanaal Beukers-Steenwijk en het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl, beide behorende tot vaarwegklasse II. Het Steenwijkerdiep is bevaarbaar voor schepen met een laadvermogen tot 300 ton: vaarwegklasse I. Deze vaarwegen zijn sinds 1932 in beheer bij de Provincie Overijssel.
Valkenije, De: voormalig aanzienlijk huis aan de noordzijde van de Weemstraat. De naam werd in 1721 genoemd, waarschijnlijk naar de vroegere eigenaars, de familie Van Valkensteyn. Ref.: HM  1991 n4 p117-123.
valkenpacht: van de 13e tot in de 17e eeuw werd jaarlijks valkenpacht afgedragen door de kerken van Anlo, Beilen, Vries en Westerbork aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Deze bron van inkomsten werd aanvankelijk in natura ontvangen door de bisschop, sinds 1296 rechtstreeks door het kapittel, later in de vorm van een jaarlijks geldbedrag. Ref.: HM 1989 n4 p99-101; H.M. Luning. Drentse valken voor de bisschop? (2009).
valschut; zie: verlaat.
Varkenswaag: gebouw aan de Scholestraat 14, in 1627 gebouwd als Latijnse School, na 1748 gebruikt als lagere school, varkenswaag en in 1907 ingrijpend verbouwd tot politiebureau. De voorgevel werd in 1882 vernieuwd naar een ontwerp van B. Rouwkema. Na restauratie in 1997 door de firma Aberson, werd het pand in gebruik genomen als restaurant. Ref.: SW p522.
Varkenweide: voormalig weidegebied ten zuiden van de Steenwijker Aa, ten noorden van de Kleine Kamp.
Varkenweidebrug (ook Giethoornsebrug, Hazenbrug of Stenenbrug genoemd): naam (1832) van voormalige gemetselde brug over de Zuidveense Aa als verbinding tussen De Kleine Kamp en de Tusschen Aandijk bij Verlaat.
Varrenhorst, Bartholomeus (Steenwijk 8 februari 1830 – Steenwijk 18 september 1896), hotelier. Liet in 1881 een logement met stalhouderij bouwen ‘buiten de Oosterpoort’, thans Stationsstraat 6. Sinds 1912 was hier Steenwijks eerste bioscoop, die in 1933 geheel afbrandde. De tweede eigenaar was D.J. Bulthuis, die in 1930 het bedrijf verkocht aan Johannes van der Woude. In 1956 nam diens schoonzoon, A. Hendriks, het bedrijf over en sinds 1984 is er een Chinees Restaurant gevestigd.
veemarkten: door concurrentie van grotere veemarkten (Zwolle, Leeuwarden) werden de sinds 1358 in Steenwijk gehouden maandagse veemarkten in 1961 afgeschaft. 
veen: de oorspronkelijke betekenis is: moeras; de meertjes daarin noemt men vennen. Ook de grondsoort noemt men veen. Bij de ontginning spreekt men van veen in de betekenis van veen­land; bij de turfwinning heeft veen de betekenis van turfland. Het grootste deel van Noordwest-Overijssel bestond uit veen­land; tientallen namen met 'veen' herinneren daaraan. De eerste ontginningen vonden al in de 12e en 13e eeuw plaats, vermoedelijk door bewoners van westelijker gebieden die door de stormvloeden tussen 1164 en 1287 een ander heenkomen moesten zoeken. De turfwinning kwam in de 15e eeuw pas goed op gang. Aanvankelijk werd alleen het hoger gelegen veen (boven het grondwater) afgegraven. Toen dit uitgeput raakte ging men over op de zogenoemde natte vervening; de turf werd uit het water opgebaggerd, vermengd en verspreid, aangestampt, gesto­ken en gedroogd. Hierdoor ontstonden in het landschap trekga­ten, gescheiden door zetwallen waarop de turf te drogen gezet werd. Deze vervening ging nog eeuwen door, niet alleen bezui­den en bewesten Steenwijk, maar in de 17e eeuw ook langs de gehele bovenloop van de Steenwijker Aa. Was de vervening vanouds handwerk, in de 20e eeuw werd er bij de natte verve­ning ook gebruik gemaakt van machines. Van de totale opper­vlakte van het voormalige waterschap Vollen­hove (30.352 ha) was in het jaar 1826 al 11.262 ha verveend en 5.152 ha nog onverveend.
Door de vervening kwam het land steeds lager te liggen en werd de natuurlijke afwatering een toenemend probleem wat nog verergerd werd door het rijzen van de zeespiegel. Tijdens stormen sloegen vele zetwallen af en ontstonden steeds groter wordende meren, zoals het Beulaker- en Belterwijde. Afhanke­lijk van de ondergrond verlandden de meeste trekgaten weer door de vorming van kraggen, vooral na de in 1918 begonnen boezembemaling. Ref.: S. van der Hoek. Het bruine goud, kroniek van de turfgravers in Nederland (1984); A. Smit. In de veenderij (1895).
Veen, Dirk (Zuidveen 20 juli 1875 – Steenwijk 22 december 1962), handelaar, evangelist. Was sinds 1909 voorganger van de Vrije Zendingsgemeente in Ossenzijl en van 1921-1947 in Steenwijk. Ref.: HM 1986 n4 p8-11.
Veen, Jan ten: stadsomroeper van Steenwijk in de 2e helft van de 18e eeuw. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Veen, Johannes Anthony (roepnaam: Jo; Steenwijk 8 november 1919), administrateur. Werkte van 1939-1946 bij de Ontginningsmij. Land van Vollenhove, daarna als firmant van de textielhandel Arink. Zet zich in voor het behoud van Steenwijks erfgoed en dialect, was lid van de Commissie Oudheidkamer en schreef enkele artikelen in HM waaronder: Het aanzien van Steenwijk binnen de wallen vóór de Tweede Wereldoorlog (2000).
Veen, Reint (Steenwijk 1760 – Steenwijk 8 februari 1841), deurwaarder. Was in de Franse tijd verdienstelijk als stadsraad.
Veen, Steven ten (bijnaam: Steven de Pater; Steenwijk 15 oktober 1892 – Meppel 23 december 1967), stadsomroeper en beëdigd meter en weger in Steenwijk van 1923-1963. Ref.: SW p380.
Veen, (van); zie: de Graaf.
veenderij; zie: veen.
veendijk: dijk die werd aangelegd om reeds ontgonnen gronden te beschermen tegen de hogere waterstanden in de nog niet verveende gebieden. Het synoniem 'leidijk' is van Friese oorsprong. Bij de aanleg van veendijken ontstonden vaak ruzies tussen landbouwers en verveners over het beheer van de waterstanden.
veenplas: ondiep meer, ontstaan door afkalving van de ribben van veenderijen. In onze omgeving spreekt men van het 'wijde' (uitgesproken als ‘wiede’).
veensloot: sloot in een veengebied, gegraven voor de afwatering en voor de afvoer van turf.
veenstakingen. In 1888 vond aan de Lakeweg een grote staking plaats onder de veenarbeiders uit de wijde omgeving. Meer succes had de staking van 1902 waarmee bereikt werd dat een nieuwe algemene turfmaat werd ingevoerd.
Veer, Willem van der (Marssum, gem. Menaldumadeel 8 december 1924 - Meppel 11 oktober 1962), politieambtenaar. Was sinds 1945 agent van politie in Den Haag en vanaf 1955 hoofdagent van politie in Steenwijk. Verongelukte met zijn dienstmotor op de kruising van de Tramlaan en de Stationsstraat. Ref.: SW p288.
veerdiensten; zie: beurtvaart.
Veerhuis: Steenwijks oudste nog bestaande herberg, omstreeks 1632 gebouwd aan het begin van het Steenwijkerdiep.
veeteelt: van oudsher een belangrijk middel van bestaan, vooral in het buitengebied, de voormalige gemeente Steenwijkerwold. Vele verbeteringen werden doorgevoerd mede dankzij het werk van G.W. Stroink, burgemeester van Steenwijkerwold en grondlegger van diverse instellingen op agrarisch gebied. Zie ook: Ons Belang, veemarkten.
Veilingvereniging Steenwijk en Omstreken, Coöperatieve: opgericht in 1912 ter bevordering van de tuinbouw, vooral de groenteteelt. Het veilinggebouw stond sinds 1913 bij het Wiede Gat, sinds 1925 op het stationsemplacement en sinds 1939 bij de spoorwegovergang aan de Eesveenseweg. Met wisselend succes werden hier groenteveilingen gehouden die vanuit de verre omtrek werden bezocht, ook exportveilingen van bonen. In de jaren vijftig liepen de zaken terug, in 1972 werd de vereniging opgeheven en in 2007 werd het veilinggebouw afgebroken. Zie ook: tuinbouw. Ref.: HM 1986 n1 p3-10.
velden; zie: heide.
veldkeien; zie: zwerfstenen.
Veldlaan: tijdens de grensvaststelling in 1828 een rechte laan over de Steenakkers, langs de grens tussen de voormalige gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold, die Onna verbond met Kallenkote. Deze weg werd in 1865 door de spoorlijn doorsneden en in 1951 omgedoopt tot Steenakkers; zie daar.
veldschans; zie: schans.
veldslagen; zie: Ane, Ansen.
Vels: voormalige buurtschap, opgegaan in Basse, bijna 2 km ten westen van het dorp Steenwijkerwold.
Vendelweg: in 1976 aangelegde weg ter ontlasting van het verkeer door de binnenstad en over de Gasthuislaan. De weg verbindt de Kornputsingel met de Schansweg.
Vene, Ludolf van de (Kampen - 16e eeuw - Steenwijk) werd in 1569 door zijn huwelijk met Anna van Isselmuden beleend met de Eese. In 1588 en 1592 werd hij genoemd als schout van Steenwijk. Ref.: K. Schilder. Burgemeesters en kerkheren (2006).
Venekampen: bosgebied op het voormalige landgoed De Bult waar tijdens de 2e WO onderduikers een verblijfplaats hadden.
Verbindingskanaal: in 1954 tot stand gebrachte verbinding tussen het Dolderkanaal en de toen gekanaliseerde bovenloop van de Steenwijker Aa.
verdedigingswerken; zie: vestingwerken.
Verdenius-Bense, Maria Jacoba (Den Haag 27 april 1903 – Meppel 26 augustus 1990; begr. Noordwolde), maatschappelijk werkster. Was van 1946-1958 het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid voor de Partij van de Arbeid in Steenwijk. Zette zich in het bijzonder in voor de gezondheidszorg, kinderbescherming en jeugdhulpverlening. Ref.: SW p388.
Verdugo, Francisco (Talavera de la Reina 1536 – Le Châtelet 1597), militair. Werd na de dood van Rennenberg (1581) gouverneur van het noordoosten van ons land. Bestreed vanuit Groningen en Steenwijk Willem Lodewijk, op wie hij in 1587 een moordaanslag organiseerde.
Vereeniging voor Volkshuisvesting Algemeen Belang: opgericht in 1907 op initiatief van de huisarts B. Koster. De vereniging begon met de bouw van karakteristieke arbeiderswoningen op De Beitel.
Vereniging tot Bestrijding der Bedelarij door Werkverschaffing; zie: bedelarij.
Vereniging van Vrijzinnig Hervormden: in 1946 opgericht kerkgenootschap dat tot 1990 een eigen kerk had aan de Kornputsingel 42, Het Gebouw; zie daar.
Vereniging Voormalig Verzet Steenwijk en Omstreken: opgericht in 1981 door enkele oud-verzetsmensen uit de 2e WO, met J. Tuut als woordvoerder en H. Mulder als secretaris. Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst werd in 1999 de vereniging opgeheven. Zie ook: Verzetsherdenkingskruis. 
verkeer; zie hoofdstukken 11 en 12.
verlaat (ook: schut of keerschut): een kleine sluis zoals er in onze omgeving talloze geweest zijn. Oorspronkelijk had een verlaat een enkele kering, bestaande uit een houten schuif die door een windwerk geheven of gestreken kon worden, ook wel valschut of draaischut genaamd. Valschut en windwerk waren onderge­bracht in een zwaar houten geraamte; het geheel werd wel als 'getim­merte' aangeduid. Verlaten dienden om de waterstand te kunnen regelen in veenderijen. In de reeds ontgonnen gebieden moesten de waterstanden aanmerkelijk lager zijn dan in de aangrenzende, nog te vervenen, gebieden. Door een verlaat kon het overtollig water de veen­derij verlaten (vandaar de naam)­. Bovendien moesten kleine turfschuiten er door kunnen varen. Het schutten van een schip door een enkelvoudige kering mag onwaarschijnlijk lijken, maar was vroeger heel gebruikelijk. Door het volledig optrekken van het schut stroomde er een grote hoeveelheid water door het verlaat, waardoor dikwijls schade aan de oevers ontstond en hinder werd veroorzaakt aan andere schepen. Bij afvaart voer een schip, na de sterkste stroom te hebben afgewacht, gewoon met de stroom mee door het verlaat. Bij opvaart moest men het schip verhalen. Omdat elk schip meestal door slechts één persoon was bemand, moest men wachten tot er meer schepen waren. Ze werden dan aan elkaar vastgemaakt en vanaf de wal door het verlaat getrokken, het zogenoemde 'treilen' of 'truilen'. Op deze wijze leverde het verhalen minder risico's op. In alle gevallen was het passeren van een verlaat een heel avontuur. Als de finan­ciën het toe­lieten bouwde men soms een verlaat met dubbe­le kering, waar­door van een heuse schutsluis sprake was en genoem­de bezwaren konden worden voorkomen. De meest bekende verlaten waren die in de Steenwij­ker Aa: bij het Ruxveen, bij de Grote Spij­ker­boor, het verlaat even ten westen van de stad (Ver­laat), het Wold­schut te Steenwijk en de verlaten noordooste­lijk van de stad, namelijk het Wester­verlaat, het Vledderverlaat en het Ooster­ver­laat, zie daar.
Verlaat: voormalige buurtschap ten westen van de stad Steen­wijk, ontstaan bij en genoemd naar een kleine houten sluis. Deze werd daar in of kort na 1523 gebouwd, om voldoende vaardiep­te in de Steenwijker Aa te verschaffen. In 1619, de buurtschap werd toen al het Oude Verlaat genoemd, is hier voor reke­ning van de stad een nieuw 'schut' ge­plaatst. In de jaren 1626 tot 1632 werd het Nieuwe Diep, later Steen­wijkerdiep, gegra­ven. Het 'schut' werd toen afge­broken en ongeveer 300 m ooste­lijker werd in de Aa, waar deze in het Diep uitmondt, een nieuwe schutsluis gebouwd. Deze  had voor die tijd flinke afmetingen: een schutkol­klengte van 17 m en een kolk­wijdte van 3.75 m. Er overheen was een hoge trapbrug gebouwd met een doorvaarthoogte van 3.30 m boven 'ordinair zomerwater' voor het doorlaten van hoog opgela­den bokken met hooi. De sluis was voorzien van een dubbel stel puntdeuren. Bij de sluis ont­stond de buurt­schap (Nieuw) Ver­laat, verdeeld door de gemeentegrens van Steenwijk en Steenwijkerwold. Nog in het begin van de vorige eeuw waren hier vier sche­eps­werfjes gevestigd, waaronder de punterwerf van Jan Huisman en nazaten. Ref.: HM 2004 n2 p37-40.
Verlaatsebrug: voormalige ophaalbrug (1929-1987) over het Kanaal Beukers-Steenwijk als verbinding tussen Steenwijk en de buurtschap Verlaat.
verlanding: natuurlijk proces waarbij een (ondiep) water geleidelijk dichtgroeit, door aanslibbing ondieper wordt, overgaat tot een moeras of moerasbos en tenslotte als 'land' beschouwd kan worden.
verlichting; zie: straatverlichting.
Vermaning; zie: Doopsgezinde Gemeente.
verpleeghuis; zie: Zonnekamp.
verponding: schatting van de geldswaarde in ponden, als grondslag van de belasting op onroerende goederen.
verraad van Rennenberg; zie: Rennenberg.
Verstegen, Jacobus (Amsterdam ged. 6 november 1735 – Amsterdam begr. 23 oktober 1795), schilder, tekenaar. Bekend is een tekening die hij in 1780 maakte van de Markt in Steenwijk met het stadhuis. Ref.: NBK.
Verto (van: Verenigde Touwfabrieken): voormalige tapijtfabriek (1953) aan de Meppelerweg, later overgegaan in Heuga; zie daar.
Verveer, Emanuel (Den Haag 11 april 1909 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Kallenkote), bouwkundige te Maarsbergen. Werd als joodse onderduiker in Zwartsluis, wegens het in bezit hebben van notities over de IJsselstelling, door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p135. 
vervening; zie: veen.
vervoer; zie: buslijnen, spoorlijn, tramlijn.
Verzetsherdenkingskruis: uitgereikt op 23 oktober 1982 aan 47 verzetsmensen (of hun nabestaanden) uit Steenwijk en omgeving. Ref.: HM 2011 n2 p62-73.
verzorgingshuizen; zie: Nijenstede, Rusthuis, Zonnekamp.
vestingstad: militair verdedigbare stad, gelegen op een voor de landsverdediging strategisch belangrijke plaats, bijvoorbeeld aan een landgrens of bij een samenkomst van doorgaande land- of waterwegen. Een vestingstad was voorzien van goed onderhouden verdedigingswerken (vestingwerken) waardoor de stad zich kon verdedigen tegen aanvallen van georganiseerde legers.
vestingwerken. Na de verovering van Steenwijk in 1592 door Maurits, was de verdediging niet langer een stads- maar een landsbelang dat door de Raad van State werd behartigd. In 1597 werd als eerste het Noorderbolwerk aangelegd, daarna de andere bolwerken. Tijdens de belegering in 1672 verkeerden de wallen al in slechte staat. Na 1700 raakten ze danig in verval en werden ze zelfs met bomen beplant. In 1829 verkeerde de vesting nog nauwelijks in verdedigbare staat. In dat jaar werden de Ooster- en Woldpoort afgebroken om een ruimere aansluiting te kunnen maken op respectievelijk de Meppeler- en Tukseweg. Ref.: HM 2011 n3 p98-135; N. de Roy van Zuydewijn. Verschanste schoonheid (1977); W.H. Schukking. De oude vestingwerken van Nederland (1941). Zie ook: bolwerk, stadsgracht, stadspoorten, stadswal, Stichting Menno van Coehoorn. Zie ook hoofdstuk 6.
Vetpot, De; zie: Noorderbolwerk.
vicarie: onderdeel van een kerk (kapel met eigen altaar) voor bijzondere devoties en dagelijkse vieringen met kleine groepen, waaraan jaarlijkse inkomsten verbonden zijn. Zie ook hoofdstuk 4.
vierendeel: oude inhoudsmaat, gelijk aan een kwart spint.
Vier Jaargetijden: vier fascinerende monumenten vervaardigd van zwerfkeien in een compositie met moderne materialen, een schepping van de kunstenaar Hendrik Planting. De vier objecten - Winter, Lente, Zomer en Herfst – staan verspreid langs de Schansweg en werden in 1989 door middel van vorm, klank en beweging symbolisch aan Steenwijk overgedragen. Ref.: SO p103; SW p512-513.
Viëtor, Hendrik Haitzema (neef van J.H. Tromp Meesters; Winschoten 23 november 1858 – Wassenaar 18 oktober 1932), jurist. Was griffier van het kantongerecht te Steenwijk. Schreef: Het geslacht Viëtor en aanverwante familiën (1910) en bijdragen tot de rechtsgeschiedenis van Steenwijk.
Vijgendam: vroegere benaming voor het gedeelte van de Oosterstraat tussen de Vrouwenstraat en de Markt. Waarschijnlijk duidt de naam op de sporen van hier op de hoefsmid wachtende paarden.
Vijverhof: serviceflat en woongebouw in 1978 gebouwd aan de Oostercluft 66. Genoemd naar de vijverpartij ontstaan na vergraving van de voormalige Steenwijker Aa.
Villa Veste: fraai herenhuis aan de Stationsstraat 10, gebouwd in 1890. Het heeft vele jaren dienst gedaan als Katholiek Militair Tehuis, later ook als onderkomen voor de lokale omroep.
vishal: tot 1933 aan het begin van het Steenwijkerdiep. Daarna was er een vis- en eierhal bij de Oosterpoort die maar enkele jaren dienst heeft gedaan en in 1946 werd afgebroken.
Visscher, Hendrik Adolph (Utrecht 23 juli 1936), fysisch geograaf. Studeerde fysische geografie aan de RU van Utrecht, en promoveerde daar in 1963 op de geomorfologische landschapsontwikkeling tijdens het Pleistoceen in Hoog België. Werkte bij de rijksoverheid aan een maatschappelijk verantwoord landschapsbeleid. Schreef boeken, rapporten, artikelen en landschapsgidsjes over de geschiedenis, kenmerken en kwaliteiten van de Nederlandse landschappen. Stichter (1985) en conservator van het Nationaal Landschapskundig Museum en Documentatiecentrum te Dordrecht. Auteur van hoofdstuk 2.
Visscher, Willem (bijnaam: De Snoek; Steenwijk 28 juli 1913 – Steenwijk 22 augustus 1995), ondernemer, bestuurder. Grondlegger van de bedrijven Visscher Touw en Visscher Sport. Was in 1942 medeoprichter van de Noordwesthoekrit en veertig jaar bestuurslid van verzorgingshuis Nijenstede. Ref.: SW p411.
Visser, Andries (Steenwijk 20 oktober 1821 – Steenwijk 8 november 1900), ondernemer. Oprichter (1854) van het vroeger landelijk bekende familiebedrijf Andries Visser Zaden, gevestigd aan de Scholestraat in Steenwijk. Het bedrijf was gespecialiseerd in zaadculturen van wortels, bieten, knollen en schorseneren die geteeld werden op de Steenwijker Kamp. In 1965 telde het bedrijf 120 medewerkers, waarvan 20 vertegenwoordigers. Er waren filialen in Meppel, Tilburg, Enschede, Deventer, Kampen, Amersfoort en Sint Niklaas (B) en men had drieduizend agenten. In 1974 verhuisde het bedrijf naar het industrieterrein Groot Verlaat en in 1984 naar Heerenveen.
Visser, Rudolph Berend (Deventer 1812 – Ambt Delden 1857), jurist. Was van 1839-1840 burgemeester van Steenwijk en van 1850-1857 lid van Provinciale Staten.
vlag. Na samenvoeging van de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold in 1973 en na vaststelling van het nieuwe gemeentewapen in 1980, werd ook een nieuwe gemeentevlag ontworpen. Deze bestaat uit een gele en een rode horizontale baan. Links een aan vier hoeken gebastioneerde blauwe/gele schanswal en twee rood geankerde andreaskruisen.
Vledder Aa: de ruim 12 km lange bovenloop van de Steenwijker Aa, van de oor­sprong in het Aekingerbroek (ten noordoosten van Wateren) tot de samen­vloeiing met de Wapserveense Aa. In 1956 werd de Vledder Aa gekanaliseerd en in het begin van deze eeuw weer teruggebracht in de ‘oorspronkelijke’ staat.
Vledderverlaat: het middelste van de drie verlaten die in het begin van de 17e eeuw in de bovenloop van de Steenwijker Aa gebouwd zijn. In 1614 verkreeg François van Wester­beek, commandeur van de vesting Steenwijk, een octrooi op de vervening van het gebied ten westen van Vledder. Hij liet twee schip­slo­ten graven (zie: Westerbeeksloot en Nijensleker Schip­sloot) om de turf over de Aa naar Steenwijk en Blokzijl te kunnen ver­voe­ren. Het Vled­derverlaat diende om 's zomers voldoende vaar­diepte te verzekeren en bevond zich ongeveer 200 m bene­den­strooms van de uitmonding van de Westerbeeksloot in de Aa. Sinds de bouw in 1616 was er veel onenigheid over het verlaat, dat in 1626 werd afgebroken.
vliegveld. Vanaf eind 1942 werd door de Duitse bezetter, met gedwongen inzet van tewerkgestelden, begonnen met de aanleg van een vliegveld, 2 km ten noorden van Havelte, 8 km ten oosten van Steenwijk. Deze “Flugplatz” Steenwijk was bedoeld als uitvalsbasis voor luchtaanvallen op Engeland. Het landschap ter weerszijden van de Havelterberg werd afgevlakt, waarbij ook de oude Ruiterweg verdween. Op 25 september 1944 moesten Steenwijkers van 16 tot 45 jaar zich melden om te werken bij de uitvoering van dit project. Voor de aanvoer van materialen werd een spoorlijnaftakking aangelegd, het Tom Poeslijntje; zie daar. Op 24 maart 1945 werd het project door de geallieerden vernietigd door een bombardement met tweeduizend bommen, waardoor ook de oude nederzetting Darp grotendeels verwoest werd. Ref.: HM 2011 n2 p87-91;HM 2011 n4 p140-146; HM 2012 n1 p.24-33; SHD p44-52.
Vliet, Hein van der (Lippenhuizen gem. Opsterland 8 februari 1890 – Lippenhuizen gem. Opsterland 28 maart 1956), aannemer. Kenner van de prehistorie van Zuidoost-Friesland; in 1935 vinder van de door mensenhand bewerkte rendiergeweistang uit het Dolderkanaal te Steenwijk. Zie ook hoofdstuk 3.
Vloddervaart (ook Floddervaart, Vlodder of Flodder): een ongeveer 2 km lange vaart van de Heuvengracht tot de Woldlakeweg bij de noordwestelijke grens van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. Genoemde namen duiden op ‘moeras’; de Olde Flodder is een volksbenaming.
vlot: Gieters scheepstype; open platboomd vaartuig met een rechte, schuin uit het water opkomende steven. Een vlot is ongeveer 9 m lang en ruim 2 m breed; een punter is kleiner, een bok groter.
vluchtelingen. Tijdens de overstromingsramp van 1825 werden zeer vele vluchtelingen uit Noordwest-Overijssel in Steenwijk ondergebracht. In 1914 werden, na uitbreken van de 1e WO, 86 Belgische vluchtelingen in Steenwijk opgevangen. In 1918 werden Franse vluchtelingen in Steenwijk en omgeving ondergebracht. In 1918 en 1944 werden oorlogsvluchtelingen opgevangen door De Voorzienigheid in Gelderingen. In 1945 werden door de Duitsers verdreven Mennonieten ondergebracht in Fredeshiem.
Vlugt, Anthonie Martinus van der (Zuidzande 6 augustus 1910 – Steenwijk 3 juni 1992), predikant. Was van 1937-1946 hervormd predikant in Kolderveen, van 1946-1978 in Steenwijk en van 1978-1983 in Vledder.
Voerman, George Hendrik (Nieuweschans 12 februari 1873 – Haulerwijk 3 juni 1966), administrateur. Groot kenner en verzamelaar (1932-1944) van vuurstenen werktuigen in Havelte en de Stellingwerven. In 1940 schonk hij zijn collectie aan het Drents Museum. Schreef onder meer: Havelte, het Drentsch Pompeï (1940).
Voerman, Jan (Stad Vollenhove 15 juni 1809 – Steenwijk 2 mei 1895), timmerman, aannemer. Ontwerper en bouwer van verschillende gebouwen in Steenwijk waaronder het voormalige Rusthuis (1870-1965) aan de Kornputsingel. Het bedrijf werd voortgezet door zijn zoon Wicher Voerman (Steenwijk 1 april 1846 – Steenwijk 8 december 1927).
voet: oude lengtemaat gelijk aan 0.294 m.
voetbal. Steenwijk en omgeving kennen de volgende voetbalverenigingen (op volgorde van oprichtingsjaar): V.V. Steenwijk (1912; clubkleuren: rood-wit), V.V. Willemsoord (1929; clubkleuren: groen-wit), V.V. Steenwijker Boys (1947; clubkleuren: geel-zwart), V.V. d’Olde Veste ‘54 (1954; clubkleuren: geel-blauw), V.V. Scheerwolde (1957; clubkleuren: rood-wit) en S.V. Steenwijkerwold (1973; clubkleuren: blauw-wit). Ref.: L.J. Damhuis en L. Los. Voetbal in Steenwijkerwold (1983); SW p194-211.
Voetelink, Jan (Steenwijk 21 oktober 1896 – Zwolle 26 februari 1983), bestuurder. Was van 1929-1948 burgemeester van Giethoorn en van 1948-1961 van Steenwijk. Bekleedde daarnaast tal van bestuurlijke functies. De Burgemeester Voetelinkschool herinnert sinds 1963 aan zijn inzet voor het buitengewoon lager onderwijs. Ref.: HM 1990 n3 p90-97, HM 2001 n3 p74-88, SW p387.
Volkers, Hendrik (Zwolle 17 augustus 1844 – Steenwijk 30 januari 1922) was een bekend deurwaarder in Steenwijk.
Volkers, Hendrik Wicher (roepnaam: Henk; zoon van volgende; Steenwijk 11 juli 1922 – Meppel 4 april 1996), notarisklerk. Groot kenner en verwoed verzamelaar van kermis- en circusattributen. Zijn collectie vormde de basis voor het in 1986 opgerichte Kermis- en Circusmuseum. Heeft zich tot zijn dood ingezet voor de belangen van kermis- en circusexploitanten. Ref.: OSC 23 oktober 1992, SW p453.
Volkers, Lubbertus (zoon van Hendrik Volkers; Steenwijk 22 februari 1878 – Steenwijk 30 oktober 1957), jurist. Was van 1913-1955 notaris te Steenwijk. Zette zich daarnaast vooral in voor het lokale verenigingsleven en was voorzitter van het Departement Steenwijk van de Mij. Tot Nut van ´t Algemeen.
volkslied; zie: Steenwijkerwolds volkslied; Steenwijks volkslied.
volkstelling; zie: bevolking.
Vollenhoofse Zijl (of: Vollenhoofse duiker): voormalige uitwateringssluis in Blokzijl, in 1363 behorende aan de geërfden van de kerspelen Leeuwte en Baarlo/Kuinderdijk, beide in het schoutambt Vollenhove. Deze sluis werd in 1630 verbouwd tot houten schutsluis en werd in 1707-1709 geheel in steen herbouwd. In 1840 ging deze over naar de provincie, die in 1913 een nieuwe (de tegenwoordige) in gewapend beton liet bouwen. Ref.: HM 2003 n3 p95.
Vollenhove (1): deel van een voormalig graafschap, waarvan de ligging ongeveer overeenkwam met het tegenwoordige Noordwest-Overijssel. In 944 verleende de Duitse koning Otto I de Grote aan Balderik, bisschop van Utrecht, het jachtrecht in Fulnaho. Dit was gelegen in een door Everhardus bestuurd graafschap dat het huidige Drenthe, een deel van Groningen, van Friesland en van Overijssel omvatte.
Vollenhove (2): één van de drie drostambten (rechtsgebieden) waarin Overijssel tot 1798 verdeeld was; ook Land van Vollenhove geheten. Het gebied kwam ongeveer overeen met het tegenwoordige Noordwest-Overijssel, iets groter dan de gemeente Steenwijkerland. Een kaart uit 1648, gemaakt door Nicolaas ten Have, toont dat het drostambt toen verdeeld was in de schoutambten Giethoorn, IJsselham, Kuinre en Blankenham, Oldemarkt en Paasloo, Steenwijkerwold, (Ambt) Vollenhove, Wanneperveen en de steden Steenwijk en Vollenhove. Zie ook: drostambt, schoutambt.
Vollenhove (3): stad aan de voormalige Zuiderzee, in de gemeente Steenwijkerland, 17 km ten zuidwesten van Steenwijk, met ruim 4.000 inwoners. De kerk werd in 1207 gesticht vanuit Steenwijk. Vollenhove kreeg in 1354 stadsrechten van bisschop Jan van Arkel. Ref.: Vollenhove, stad en vermaarde zonen (2004).
Vollenhove (4): voormalig waterschap (1889-1995) dat, met een oppervlakte van ruim 30.000 ha, Noordwest-Overijssel, een deel van Zuidwest-Drenthe en een klein gedeelte van Zuidoost Friesland besloeg. Ref.: H. van der Boon. Waterrijk Noordwest-Overijssel; een hele zorg: honderd jaar waterschap Vollenhove (1889-1989) (1989). Zie ook: waterschap.
voorgangers; zie: Vrije Zendingsgemeente.
Voor Manen, De: kadastrale aanduiding (1832) van wei- en hooilanden, 1 km ten noordwesten van Muggenbeet.
Voorpost, De: voormalige dienstwoning (1955) van de Steenwijker Laagveenontginning, destijds bewoond door de bedrijfsleider P.K. Meijer.
Voorslagen: noordoostelijk deel van de Zuidermeenthe, tussen het Steenwijkerdiep en de Tukseweg.
Voorst, Roderick van (ca. 1320 – 1375): werd mogelijk in 1364 door de bisschop beleend met de veenlanden ten westen van Steenwijk. Het gebied zou naar hem Ruxveen genoemd zijn. Ref.: HM 1995 n1 p20-21.
Voorwee (of: Voorwhee): het dichtst bij Steenwijkerwold gelegen gedeelte van de Wee; zie daar.
Voorzienigheid, De: voormalig Rooms-Katholiek ‘liefdesgesticht’ te Steenwijkerwold, opgericht door pastoor C.G. Muiteman en ingewijd op 4 december 1893. Oorspronkelijk was het een toevluchtsoord voor ouderen, weesmeisjes en hulpbehoevende kinderen. In 1907 waren er 372 bewoners: 35 zusters, 60 kwekelingen, 132 andere kostleerlingen, 80 oude mannen en 65 oude vrouwen. In 1928 ging het beheer van De Voorzienigheid over naar de Hiëronymus Aemiliusstichting in Amsterdam. Al snel werd het vooral ook een onderwijscentrum. Er kwam een bewaarschool (kleuterschool), lagere school (basisschool), een huishoudschool, een normaalschool (Sint Gerardus Majella kweekschool voor onderwijzeressen, later: de enige R.K. Pedagogische Academie in Noord-Nederland), een ULO (later: Mavo) en een internaat. In alle delen van ons land, maar ook erbuiten, vindt men leerkrachten die ooit hier hun opleiding kregen. In 1967 waren er 1245 leerlingen en 77 docenten. Als gevolg van veranderingen in het onderwijsbestel werd het geheel vanaf 1983 gefaseerd afgebouwd. De Congregatie der Zusters van Voorzienigheid werd in juni 1985 opgeheven. Als enige overgebleven is de Don Boscoschool, een Rooms-Katholieke basisschool. Ref.: HM1989 n2 p50-63.
Vormec; zie: Cebeco.
Vorster, Duco Arris (Steenwijk 25 mei 1880 – Arnhem 7 december 1953; begr. Moscowa), hervormd predikant, schrijver. Schreef in de periode 1924-1948 liederenbundels, liedteksten en een tiental religieuze boeken waaronder het bekende Nederlandse mystiek (1947). Schreef in zijn schooljaren een wetenswaardig opstel over zijn geboortestad. Ref.: HM 1991 n1 p22-30.
Vos, Ger (Havelte 30 januari 1915 – Meppel 13 september 2003), horeca- en bioscoopondernemer. Vanuit het familiebedrijf Het Wapen van Steenwijk, aan de Oosterstraat, begonnen in 1935 met filmvertoning in het Lumière-theater, sinds 1959 in het City-theater. Heeft als promotor en organisator van vele evenementen de Steenwijker gemeenschap gediend. Vanuit de vereniging Steenwijker Belangen werd met zijn inzet de VVV opgericht. Was in 1968 medeoprichter van het Wielercomité Steenwijk en was ook nauw betrokken bij de voetbal- en biljartsport.
Voshoek: voormalige buurtschap, opgegaan in Basse, 2.5 km ten westen van het dorp Steenwijkerwold.
Voskuyl, Johannes (Bochum ca. 1570 – Steenwijk begr. 25 juli 1645), predikant. Was van 1598-1604 hervormd predikant in Epe en van 1604 – 1645 te Steenwijk. Ref.: HM 1989 n3 p67-71.
Vossenhof: in 1496 genoemde hoeve aan het Goor, ten zuidwesten van Steenwijk.
Vos van Steenwijk, Albrecht Nicolaas baron De (Ab de Vos; Arnhem 4 februari 1912 – Ede 14 augustus 1996), jurist, marineofficier. Was van 1927- 1964 in dienst van de Koninklijke Marine, laatstelijk als vice-admiraal en commandant van de Nederlandse zeemacht. Voltooide in 1976 de hieronder vermelde genealogie inclusief die van de middeleeuwse Ridderschap van Drenthe en de historische rechtspositie van de Drentse riddermatigen. Het werk bevat bovendien veel historische informatie over betrekkingen tussen Steenwijk en Drenthe.
Vos van Steenwijk, De: Drentse adellijke familie met de oudste dubbelnaam van Nederland. De stamreeks begint met Coenraad van den Goor, vermeld in 1318, eigenaar van gelijknamig gebied ten zuidwesten van Steenwijk, alsmede de Coenraadshof en een aantal hofsteden bij Steenwijk. Hij had drie zonen waarvan de tweede, Johan, als eerste de naam De Vos van Steenwijck droeg, volgens de familietraditie vanwege zijn rode haar. Johan (ca. 1330–1397) vestigde zich op de hof Batinghe te Dwingeloo, erfgoed van zijn vrouw, Hadewich van Ansen. Hij erfde de hof en goederen te Steenwijk. Het geslacht wordt als Drents beschouwd omdat Steenwijk ten tijde van de voorouders tot het dekenaat Drenthe behoorde. Ref.: A.N. de Vos van Steenwijk. Het geslacht De Vos van Steenwijk in het licht van de geschiedenis van de Drentse adel (1976). Zie ook: ’t Goor, verder ook hoofdstuk 10.
Vrede Hof: begraafplaats aan de Kerkhofslaan te Willemsoord, met het imposante grafmonument van de familie Stroink.
Vredenburg, Petrus Johannes Hermannus (Steenwijkerwold 10 oktober 1898 – Steenwijk 30 november 1988), technicus, bejaardenwerker. Had aanvankelijk een rijwielhandel en taxibedrijf in Steenwijkerwold, maar bouwde daarna een loodgieters- en elektriciteitsbedrijf op. Na zijn pensionering zette hij zich in voor de bouw van bejaardenwoningen en ontplooide hij vele activiteiten voor bejaarden, zoals maaltijdvoorziening, uitstapjes, ontspanning, gymnastiek en zang. Ref.: SW p382.
Vreeswijk, Roelof (roepnaam: Ruud; Den Haag 28 december 1947), militair. Medeoprichter en bestuurslid (1984-1998) van de HVS. Schreef over verschillende historische onderwerpen.
Vries (vroeger ook: Vrees): de oude hoofdplaats van het dingspel Nordevelt (Noordenveld) met een in 1139 gestichte kerspelkerk. Van de 13e tot de 16e eeuw droeg deze kerk valkenpacht af aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Aanvankelijk was dit een witte valk, later was het een jaarlijks geldbedrag. Ref.: HM 1989 n4 p99-101.
Vries, Dirk de (roepnaam: Dick; Meppel 28 april 1969), reproductiefotograaf. Werkt sinds 1988 als digitaal bewerker van fotobeelden bij Drukkerij Giethoorn Ten Brink in Meppel. Verzorgde de bewerking van foto’s in onder meer het boek Steenwijker Oudheden (2005) en Steenwijk Vestingstad (2009).
Vries, Egbert (Blokzijl 12 juni 1921 – Steenwijk 30 juli 2011), was van 1974-1988 notaris te Steenwijk.
Vries, Geert de (Steenwijk 28 november 1940), graficus. Werkte enkele jaren bij Drukkerij Van Kerkvoorde en Hollander te Steenwijk en van 1963-2000 bij Drukkerij Ten Brink in Meppel. Actief als fotograaf bij enige fotoclubs. Fotografeerde voor onder meer de voormalige gemeente Steenwijk en voor het boek Steenwijker Oudheden (2005) en Steenwijk Vestingstad (2009).
Vries, Johannes Anthonius (roepnaam: Jannes of Johan; Steenwijk 13 november 1919 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Steenwijk RK), boerenknecht. Werd als onderduiker bij H.G. Bos door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p133-140.
Vries, Julia Henriette de (Leeuwarden 7 november 1903 – Auschwitz 30 november 1943), bibliothecaresse. Was van 1928 tot 1941 directrice van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Steenwijk. Zij werd ontslagen op grond van haar joods-zijn. Ref: HM 1995 n3 p87-91.
Vries, Matheus Hendrikus de (Steggerda gem. Weststellingwerf 29 juli 1913 – Nijkerk 27 januari 1989; begr. Steggerda), pastoor. Was kapelaan in Pannerden, Utrecht, Huissen en pastoor in Valburg en Nijkerk. Schreef over de kerkgeschiedenis van verschillende parochies, in het bijzonder van Stellingwerf en: De herrezen parochie van Sint Clemens te Steenwijk, 17 november 1855 – 17 november 1955 (1955).
Vries en Westerhof, Firma Gebr. de: voormalige sigarenfabriek (1919-1936) aan de Scholestraat en Westwijkstraat. Was in 1930, met 45 medewerkers, nog de grootste van Steenwijk. Bekende merken waren: Rote Reiterin, Adriaan van der Werf en Stop. Ref.: SW p220.
Vrieslander, Hijman Pines (Amsterdam 22 april 1913 – Sobibor 21 mei 1943), rabbijn. Was van 1939-1943 de laatste leraar en voorzanger (cantor) van de joodse gemeente in Steenwijk. Werd met zijn vrouw en twee kinderen vergast in een Duits vernietigingskamp.
Vrijbuiter van Steenwijk: fantasiefiguur in een historisch romantisch verhaal dat speelt in de Tachtigjarige Oorlog. Het verhaal verscheen als feuilleton in de OSC en werd in 1922 in boekvorm uitgebracht door Hovens Gréve te Steenwijk.
Vrije Zendingsgemeente: kerkgenootschap in 1861 opgericht te Zuidveen. Met een eigen gebouw (Beth-El) aan de Gasthuislaan 109, gebouwd in 1917 naar een ontwerp van D. Bijkerk; thans een gemeentelijk monument. In 1941 had men 250 leden. Bekende voorgangers waren het echtpaar Dirk de Gilde en M.H. Hooms als ook Dirk Veen. Ref.: J.W. Wesselson. Oorsprong en geschiedenis van de Vrije Zendingsgemeente (1980).
Vrijthof: naam die, behalve in Steenwijk, alleen nog voor komt in Ferwerd, Hilvarenbeek, Maastricht, Ommen en Vierlingsbeek. De naam komt van het oudhoogduitse werkwoord ‘vriten’ in de betekenis van ‘begunstigen’. Een vrijthof was een omheinde plaats waarop een vervolgde niet mocht worden gegrepen, tenzij hij gewapend was. Het Vrijthof in Steenwijk lag aan de westzijde van de Grote Kerk en werd in 1376 voor het eerst genoemd. Eeuwenlang spraken de plaatselijke bewoners van de Fruithofsteeg; deze verbasterde naam werd in 1856 gewijzigd in Vrijthofsteeg.
Vroome, Hendrik de (Dalen 5 april 1882 – Steenwijk 28 oktober 1957), melkcontroleur, wethouder. Was aanvankelijk melkcontroleur in Smilde, Oldeholtpade, Wolvega en Steenwijk, waar hij een melksalon en een limonadefabriek had. Hij trad toe tot de S.D.A.P. en was van 1919-1939 gemeenteraadslid en van 1939-1941 wethouder te Steenwijk. Wegens zijn huwelijk met een joodse vrouw en zijn anti-Duitse activiteiten moest hij tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken. Van 1945-1946 was hij opnieuw wethouder, daarna lid van Gedeputeerde Staten van Overijssel en daarnaast waarnemend Commissaris der Koningin. Hij was medeoprichter van de fanfare Tot Steun In Den Strijd, van de Openbare Leeszaal, van de Oudheidkamer, van het Hunehuis in Havelte en was oprichter van de Vereniging voor Kindervakantiekolonies. Ref.: HM 2007 n1 p2-36.
Vroome, Mozes de (roepnaam: Moos; zoon van voorgaande; Steenwijk 16 mei 1912 – Steenwijk 25 november 1999), garagehouder. Was aanvankelijk automonteur, taxichauffeur en had een fietsenzaak met autostalling in de Gasthuisstraat. Verbouwde in 1952 de leegstaande synagoge tot garage die hij in 1972 weer verkocht. Was van 1920 tot 1965 als trompettist actief lid van het Steenwijker Fanfarekorps Tot Steun In De Strijd. Red.: Korte Links (1984 n16).
Vrouwekerk; zie: Kleine Kerk.
Vrouwen van Nu; zie: Plattelandsvrouwen.
vrouwen vroeger. Over hun dagelijks leven, in: H. Kaag-van der Boon. Zo ging dat vroeger toch…; uit het leven van 22 vrouwen uit Steenwijk en Steenwijkerwold (1995).
Vrouwenraad; zie: Stichting Steenwijker Vrouwenraad.
Vrouwenstraat: korte verbindingsstraat tussen de Oosterstraat en de Scholestraat. De naam is onjuist gespeld omdat het om één bepaalde vrouw gaat: Maria. De in 1481 genoemde ‘Nije onse lieve Vrouwe-straat’ wijst erop dat kort daarvoor de Markt zich tot aan de Kleine Kerk uitstrekte.
VUSO (Volksuniversiteit Steenwijkerland en Omstreken): instelling, op 14 oktober 1946 voortgekomen uit de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, actief in het organiseren van cursussen op uiteenlopend gebied voor ieder die daarvoor belangstelling heeft.
vuurstederegister (ook: haardstede- of schoorsteenregister): gemeentelijke registratie van alle personen die van dezelfde ‘vuurstede’ gebruik maakten, als basis van een belastingheffing,  vergelijkbaar met onze onroerendzaakbelasting. Sinds de middeleeuwen tot het einde van de 18e eeuw werden daartoe regelmatig tellingen verricht. In het Oud-archief van Steenwijk bevinden zich vuurstedekohieren over de periode 1677-1792. Zij geven een goed beeld van het aantal woningen en bewoners, alsook van hun maatschappelijke status.
vuursteenvindplaatsen: beschouwd als archeologische monumenten, bevinden zich op verschillende plaatsen in de omgeving van Steenwijk: aan de Amsterdamse Laan bij Willemsoord, Brauweringen onder Baars, Gruttoweg onder Kallenkote. Thijendijk en Thijlingerhof bij Thij en Gheerdinge en Voshoek bij Basse. Vuursteen werd circa 70-140 miljoen jaren geleden gevormd en werd, vooral in de Steentijd, gebruikt voor het maken van snijdende handwerktuigen. Zie ook hoofdstuk 3.
VVV (Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer). De lokale vestiging, opgericht in 1908, werd in 1923 onderdeel van de vereniging Steenwijker Belangen en fungeert sinds 1965 zelfstandig. De vereniging stelt zich ten doel het binnenlands toerisme te bevorderen en wordt daarin gesteund door het bedrijfsleven. Kantoren van de VVV Kop van Overijssel zijn gevestigd aan de Markt 60 te Steenwijk (tevens ANWB) en verder ook in Blokzijl, Giethoorn, Hasselt, Meppel, Vollenhove, De Weerribben en Zwartsluis. Ref.: SW p492. Zie ook: Zomer in de Kop.
Waag; zie: Boterwaag, Varkenswaag.
WAAKS (Werkgroep Anti Atoomkoppen Steenwijk): opgericht in 1974, organiseerde een jaarlijkse Kerstmars van Steenwijk naar het opslagterrein van nucleaire wapens bij de buurtschap Havelterberg.
waardeel: een aandeel in de (onverdeelde) marke, een stuk land van onbepaalde grootte waarnaar lasten werden berekend. Werd ook wel scheer, schere, schar of schare genoemd.
Wageningen, Johannes van (Ihrhove, Duitsland 29 juli 1873 – Deventer 27 januari 1940) was van 1921-1924 organist van de Hervormde Gemeente in Steenwijk.
Wagter, Hendrik (Steenwijk 27 september 1863 – Steenwijk 21 november 1956) was aanvankelijk ketelmaker van beroep. Vanaf de oprichting in 1893 was hij werkbaas bij de Vereniging tof Bestrijding der Bedelarij door Werkverschaffing aan het Steenwijkerdiep. Ref.:HM1991 n4 p138.
wal; zie: stadswal.
Walles, Doeye Jansz.: werd van 1620-1622 vermeld als boekverkoper en drukker te Steenwijk. Drukte voor Jan Marcus te Amsterdam.
walmolen: houten standerdmolen zoals er in 1522 twee op de zuidelijke stadswal van Steenwijk stonden: de Eekeringemolen en de Luchtsmolen. Ze werden gebruikt voor het malen van graan.
Walschool: voormalige openbare lagere school aan de Kornputsingel, geopend op 5 januari 1875, zo genoemd naar de in 1870 afgegraven noordwestelijke stadswal. Kreeg in 1880 de naam School B. Rond de eeuwwisseling was meester Hendrik van Dalfsen hier hoofd van de school. Het schoolgebeuren verplaatste zich in 1921 naar (de toen nieuwe) School B aan de Noordersingel. Het oude gebouw werd van 1923-1931 gebruikt als Landbouwhuishoudschool, later als werkplaats voor gemeentewerken en tenslotte als brandweergarage tot 1992 toen het werd afgebroken.
Walsteeg: straatje in de voormalige volksbuurt Achter de Kerk.
Walzicht: voormalig café (1956-1992) aan het eind van de Molenstraat, bijgenaamd De Blauwe Walm. Eerste eigenaar was Geert Krist, later werd het uitgebaat door Geertje Hofman-Krist en de laatste uitbaters waren Henk Hofman en zus Geesje Hofman. Het pand werd in 2006 afgebroken. Ref.: R. Tienkamp. Schenkhuizen en taveernes (1976).
wandelvierdaagse; zie: Avondvierdaagse Steenwijk.
Wanneperveen: streekdorp in de gemeente Steenwijkerland, 10 km ten zuiden van Steenwijk, met ongeveer 1.600 inwoners. Tot 1973 was het een zelfstandige gemeente. Wanneperveen is ontstaan door ontginning en vervening vanuit Vollenhove. Ook de kerk werd in 1350 gesticht vanuit Vollenhove. Sinds de 16e eeuw werd Wanneperveen vanuit Steenwijk bereikbaar via de Gasthuisdijk. Ref.: J. Bloemhof. Wanneperveen 700 jaar (1984).
wapen. Steenwijk kent drie wapens: het stadswapen van vóór 1815, dat van 1815 tot 1980 (beschreven in 1819) en het wapen van de voormalige gemeente Steenwijk (1973-2001) dat beschreven werd in 1980. Als één van de weinige Nederlandse gemeentewapens kent dat van Steenwijk een schildhouder: Sint Clemens als paus, gekroond met een tiara en met een kruisstaf in de linkerhand. De oorspronkelijke kleuren van het schild vindt men op diverse afbeeldingen van het oudste stadswapen: zilver en keel (rood) met daar overheen een sabel (zwart) anker. In schilderwerk gebruikt men meestal wit in plaats van zilver. Zie ook: Clemens.
Het wapen van Steenwijkerwold (1898-1973) bestaat uit een gevierendeeld schild. Het eerste en vierde kwartier zijn in goud met een geankerd Sint Andreaskruis in keel (rood); het tweede en derde kwartier in lazuur (blauw) met een leeuw in zilver. Zie ook: Andreas.
De totstandkoming van de wapens, behalve het oudste wapen van Steenwijk (dat van middeleeuwse oorsprong is), heeft vele jaren geduurd. Ref.: HM1986 n2 p8-18; HM 2009 n1 p2-11.
Wapen van Steenwijk, Het: voormalig horeca-etablissement in de Oosterstraat 69-71 met, sinds 1935, het theater Lumière. Zie ook: Ger Vos.
Wapserveen: lintdorp 6-11 km oostnoordoostelijk van Steenwijk, als veenontginning ontstaan vanuit Wapse, langs de linkeroever van de Wapserveense Aa. Het heeft sinds 1285 een eigen kerk. De doorgaande weg, vroeger De Dijk genoemd, werd in 1894 bestraat en voerde van Steenwijk, via Diever, naar Groningen.
Wapserveense Aa: de bijna 9 km lange bovenloop van de Steen­wijker Aa, van de samenvloeiing van Kwasloot en Slingergruppe tot aan de Drentse grens, in 1953 gekanaliseerd.
Wardenier, Johannes (Witte Paarden 20 september 1912 - Meppel 27 juli 1960; begr. Steenwijkerwold AB), pseudo-uitvinder. Boerenzoon die sinds 1934 landelijke aandacht kreeg door ongewone vindingen, in het bijzonder van een ‘brandstofloze motor’. Zowel rond de persoon als zijn uitvinding bleef een geheimzinnige sfeer achter. Ref.: H. Wielick en H. Ymker. Het mysterie Wardenier (1984).
warenmarkten; zie: markten.
WAS (Werkgroep Archeologie Steenwijk en Omstreken): werkgroep van de HVS, opgericht 31 maart 1992. Deze telt enige tientallen leden die actief zijn op het gebied van oudheidkundig bodemonderzoek. In opdracht of met toestemming van de gemeente heeft de WAS inmiddels diverse locaties onderzocht en daarover gepubliceerd. Door samenwerking met andere verenigingen strekt het werkgebied zich uit tot over de provinciegrenzen. Sinds 2006 maakt de WAS gebruik van het verenigingsonderkomen Gemaal De Meenthe; zie daar. Zie ook: hoofdstuk 3.
Wassenberg: hoogte vermeld als grensmarkering (1822), ongeveer 5 km ten oosten van Steenwijk. De naam duidt op een zandverstuiving.
Wasserij Spitzen: opgericht op 3 september 1904, als Stoom Wasch- en Strijkinrichting De Hoop, door Gerhard Anton Joseph Willem Spitzen (1861-1939). Het bedrijf, gevestigd aan de Tukseweg bij de Kapelsloot, werd in 1925 voortgezet door zijn zoon J.H. Spitzen, in 1970 door diens zoon G.F.M. Spitzen en werd in 1995 beëindigd. Ref.: OSC 19 februari 1993.
waterbeheer; zie: hoofdstuk 12.
Wateren: plaatsje ongeveer 18 km noordoostelijk van Steenwijk, bij het brongebied van de Vledder Aa. Het heette in 1493 nog Waethoerne, wat neerkomt op 'natte hoek', mogelijk hetzelfde als Baduhenna; zie daar.
Watergemaal A.F. Stroink; zie: Gemaal A.F. Stroink.
Watergoot (of: Watergeute): voormalig beekje, ongeveer 1.5 km lang. dat op de Steenwijker Kamp ontsprong, in westelijke rich­ting door het Goor liep en in de Zuidveense Aa uitmondde. Door verkaveling en de aanleg van de Schansweg is de beek opgegaan in een slotenstelsel.
waterleiding (ook: drinkwaterleiding). In 1905 werd op de Bisschopsberg bij Havelte een drinkwaterpompstation gebouwd met een aanvoerleiding naar Steenwijk. In de Sint Clemenstoren werd een hoogreservoir aangebracht waarop de stadswaterleiding werd aangesloten die in 1907 in bedrijf werd gesteld. Zie verder: hoofdstuk 12; zie ook: waterputten.
Waterleiding; zie: Leiding (2).
watermolens; zie: waterradmolens.
waternamen (ook: hydroniemen): geografische benamingen van wateren (rivieren, kanalen, sloten, meren en dergelijke) en landschapselementen die nauw met het water verbonden zijn (kusten, oevers, eilanden, moerassen en dergelijke). Ref.: J.D. van der Tuin. Wateren en waternamen in Noordwest-Overijssel (1998).
waterpenning: de pacht die men voor een ‘weer’ grond moest betalen, berekend naar de breedte, gemeten langs de grens­sloot. Dit verklaart de zeer smalle, relatief lange vorm van de weren.
Waterplassloot; zie: Stouwe.
Waterpoort: naam van de westelijke entree van het woongebied Steenwijkerdiep (2), gevormd door de woontorens Neptunus en Poseidon.
waterputten. Vóórdat zij een aansluiting hadden op de waterleiding, beschikten de meeste boeren over een eigen waterput. In de buurtschappen en dorpen was er een gezamenlijke put, tevens de plaats waar het plaatselijke nieuws werd uitgewisseld. In Steenwijk hadden alleen welgestelden een eigen waterput in of achter het huis. De gezamenlijke stadswaterputten stonden op goed bereikbare plaatsen. Volgens 17e-eeuwse stadsplattegronden stond er toen een put op de Markt, in de Gasthuisstraat en op de splitsing van Woldstraat en Korte Woldstraat (de Woldpomp). Dit aantal nam met de jaren toe tot een twintigtal. In de 19e eeuw werden de open putten door een overwelving afgesloten en van een handpomp met zwengel voorzien. Deze stadspompen werden tussen 1912 (het waren er toen nog veertien) en 1925 buiten werking gesteld. De Woldpomp, van 1819, werd in 1973 weer in ere hersteld, hoewel aangesloten op de waterleiding. Deze is ook bekend als de Dubbele Pomp. In 1999 werd een acht meter diepe put aan de Molenstraat weer in herkenbare staat teruggebracht. Ref.: HM 2007 n4 p156-173; SO p45.
waterradmolens. Hoewel het geaccidenteerde landschap het vroegere bestaan van waterradmolens doet vermoeden, wordt daar in oude stukken slechts éénmaal melding van gemaakt. Het betreft de in 1431 genoemde watermolen van Henric van Buuren in de Aa. Ref.: HM 2000 n2 p52.
waterschap: aanduiding van zowel een gebied als het instituut dat met het waterbeheer, de waterkering en de vaarwegenzorg van dat gebied belast is. Noordwest-Overijssel kent wat dit betreft een lange geschiedenis: het oudste dijkrecht dateert van 1363, het heemraadschap Vollenhove werd in 1804 ingesteld en in 1889 trad het reglement van het waterschap Vollenhove in werking. In 1964 werden de 24 waterschappen binnen de grenzen van het waterschap Vollenhove opgeheven, waardoor één water­schap met een oppervlakte van ruim 30.000 ha ontstond, gevestigd in Vollenhove. Op 31 december 1995 vond samenvoeging plaats met de Drentse waterschappen De Vledder- en Wapserveense Aa en Nijeveen-Kolderveen. Dit nieuwe water­schap, Wold en Wieden genaamd, had een oppervlakte van ruim 50.000 ha en hield kantoor in villa Rams Woerthe in Steenwijk. In 2000 werd dit waterschap samengevoegd met het midden en zuidwesten van Drenthe onder de naam Reest en Wieden. De oppervlakte hiervan bedraagt 137.500 ha, waarvan 35.000 ha natuurgebied; er wonen ongeveer 200.000 mensen. Het hoofdkantoor is in Meppel, er zijn bijkantoren in Diever, Hoogeveen en Steenwijk.
waterstaat; zie: overstroming, polder, Steenwijker Aa en hoofdstuk 12.
waterstouwe; zie: stouwe.
waterstreekdorp: dorp dat gekenmerkt wordt door een bewonings­patroon langs een vaart of een ‘gracht’ waarover het plaatselijk vervoer per punter plaats vindt. De bewoning komt aan één of aan beide zijden van de vaart voor. Vaak zijn de huizen onderling gescheiden door sloten; de verbinding wordt gevormd door een lang voetpad met vlonders. In sommige waterstreekdorpen liggen veel bruggen over de grachten. Het waterstreekdorp is zeer karakteristiek voor onze omgeving en vrijwel uniek in de wereld! Voorbeelden in de omgeving van Steenwijk zijn: Belt Schutsloot, Dwarsgracht, Giet­hoorn, Jonen, Kalenberg, Muggenbeet, Nederland en Wetering. Ook de oorspronkelijke kern van Zuidveen was een waterstreek­dorp totdat in 1949 de Lange­sloot gedempt werd.
watertoren: in 1931 in opdracht van de N.V. Waterleiding Maatschappij Overijssel gebouwd op het hoogste punt (16 m boven NAP) tussen Tuk en Steenwijkerwold. De toren (35.2 m) is een met baksteen beklede betonconstructie, ontworpen in de stijl van de Amsterdamse School. Het waterreservoir heeft een inhoud van 208 m³ en werd tot 1950 in de levering bijgestaan door het hoogreservoir in de Sint Clemenstoren. Het is een rijksmonument. Ref.: SW p261-262.
waterwegen; zie hoofdstuk 12.
Waterwijck, De: sport- en recreatiebad aan de Gagelsweg 25 te Steenwijk, op 28 maart 1992 geopend, ter vervanging van de zwembaden De Oostwijck en De Westwijck; zie daar.
Wee: voormalige veenontginning, ongeveer 4.5 km westzuidwestelijk van Steen­wijk, opgegaan in de Polder Gelderingen. De Wee werd aan de noordzijde begrensd door de Hooi­dijk, aan de zuidzijde door de Steenwijker Aa, aan de westzij­de door de Wester Wee­dijk (de Hesselingendijk) en aan de oostzijde door de Ooster Weedijk. De naam kan van het middel­nederlands 'wede' afkomstig zijn en in dat geval 'wou­d' bete­ke­nen.
weekmarkten; zie: markten.
Weemstraat: oude straat in Steenwijk, ten oosten van de Grote Kerk. De naam, die in 1449 voor het eerst werd genoemd, heeft betrekking op ‘weem’ of ‘weme’ in de betekenis van ‘pastorie’. Ref.: HM 2004 n4 p144-176.
weer (1): een strook land waarvan de langgerekte smalle vorm kenmerkend is voor de zogenoemde Fries-Hollandse ontginnings­wijze. Zie ook: waterpenning. (2): een waterloop die de scheiding vormt tussen twee gewes­ten.
Weer (vroeger: Wheer): oorspronkelijk een riviertje, nu een geregulariseerde beek, grotendeels lopend langs de noordwestelijke grens van de vroegere gemeente Steen­wijkerwold. De Weer ontspringt bij De Pol, loopt langs Marijenkampen en kruist de Oldemarktseweg. Hier lag vroeger de Weerbrug, een houten brug waar tol werd geheven (zwembad ‘t Tolhekke ontleent hieraan zijn naam). Vervolgens loopt de Weer in zuidwestelijke richting naar de Woldlakeweg en van daar onder een bruggetje door het lage land van de Weerribben in. Oorspronkelijk verenigde de Weer zich met de Beek (1) en liep verder door de Pierink naar de buurtschap Neder­land. Zie ook: Weersloot.
Weerribben (vroeger geschreven als: Wheerribben): oor­spronkelijk ver­veend land waarvan de ‘ribben’ overgebleven zijn, tussen de Meenteweg en de Hoog­eweg, 9 km ten westen van Steenwijk. Het eerste deel van de naam heeft betrekking op het riviertje de Weer, dat langs dit gebied liep.
Later is de naam Weerribben gegeven aan het zeer belangwekkende natuurreservaat, gelegen binnen de gemeente Steenwijkerland, met een oppervlakte van ongeveer 3.500 ha. Sinds 1958 eigendom van Staatsbosbeheer na aankoop van de Boonspolder (84 ha), destijds de verblijfplaats van de steeds zeldzamer wordende purperreiger. Samen met De Wieden vormt de Weerribben het belangrijkste moerasgebied van Noordwest-Europa, sinds 9 februari 2009 Nationaal Park Weerribben-Wieden geheten. In 1986 is het natuurreservaat aangewezen - en in 1992 defini­tief erkend - als Nationaal Park. Bij Ossenzijl, ongeveer 12 km westelijk van Steen­wijk, bevindt zich een bezoekerscentrum. Ref.: K. Kuit. Waterkaart Weerribben (1997); D. Woets. De Weerribben (1980).
Weersloot: de tot sloot vergraven benedenloop van het riviertje de Weer. In 1461 werd, in aanwezigheid van de schout van Scherwolde, een overeenkomst aangegaan over land tussen “Woesinghe-vene en de Weet­sloet”. Ref.: CK.
Weeshuis; zie: De Voorzienigheid; Rusthuis.
wegen; zie hoofdstuk 12.
Weijdema, Dirk (roepnaam: Dick; Steenwijkerwold 9 juli 1947 – Meppel 1 maart 1995), grafisch technicus. Medeoprichter, bestuurslid en grafisch vormgever (1984-1994) van de HVS. Schreef artikelen over de geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder over Zuidveen, turfgraverij en criminaliteit. Zijn meest bekende publicatie: Uit de geschiedenis van een turfgraversdorp; grepen uit de geschiedenis van Zuidveen (1986). Ref.: M. Evenblij. De amateur onderzoeker: Speuren in het turf (1989); HM 1995 n2 p38-39.
Weldadigheid, Maatschappij van: opgericht in 1818, door Johannes van den Bosch, om kanslozen aan een redelijk bestaan te helpen en daarmee ‘woeste’ gronden in onze omgeving te ontginnen. Daartoe werden drie vrije koloniën gesticht in het grensgebied van Drenthe, Overijssel en Friesland, dicht bij Steenwijk: Frederiksoord (1818), Willemsoord (1820) en Wilhelminaoord (1820). Het project begon met 52 proefkolonisten, die van 29 september tot 5 december 1818 in Westerbeeksloot aankwamen. Tot 1824 werden ruim 400 kolonistenwoningen en 20 woningen voor de wijkmeesters gebouwd. Verder kwamen er werkplaatsen, kerken, scholen en nutsvoorzieningen. Wat verder weg, kwam een bedelaarskolonie in Ommerschans (1821) en een katoenspinnerij in Veenhuizen (1841), beide in 1859 overgegaan naar het Rijk. Het bestuurscentrum van De Maatschappij is vanaf het begin gevestigd in Huis Westerbeek te Frederiksoord. De bevolkingsregisters zijn raadpleegbaar via het Drents Archief. Ref.: C.A. Kloosterhuis. De bevolking van de vrije koloniën der Maatschappij van Weldadigheid (1981); L.A.F. Lambregts. Een steen in de vijver; ontstaan, groei en ontwikkeling van de Maatschappij van Weldadigheid (1985). Zie ook: P. Oosterlo en J.B. Schuurman.
Weme, Lambert de (Hijken 13 april 1919 – Zwolle 1 december 2006), politieambtenaar. Was sinds zijn komst in 1952 een bekend politieman met grote verdiensten voor de Steenwijker gemeenschap. Was daarnaast KNVB-consul, medeorganisator van de Avondvierdaagse, speler en leider in het bedrijfsvoetbal en van 1956-1994 sportverslaggever voor de OSC. Ref.: OSC 5 juli 1999.
Wentholt, Tinco Martinus (Zaandam 16 november 1854 – Den Haag 16 juni 1909), jurist. Was van 1888-1891 burgemeester van Steenwijk.
Werkgroep Archeologie Steenwijk en Omstreken; zie: WAS.
werkkampen; zie: rijkswerkkampen.
werkvoorziening. In het verleden hebben zowel particulieren als overheid verschillende vormen van werkverschaffing ingesteld om armlastigen aan een beter bestaan te helpen. In de 19e eeuw heeft de Maatschappij van Weldadigheid (zie daar) bijzonder werk in onze omgeving verricht. Vooral particulieren hebben zich in de eerste helft van de vorige eeuw ingezet voor de bestrijding van bedelarij (zie daar) door werkverschaffing tijdens de wintermaanden. In de periode 1928-1968 hebben vele werklozen graaf- en ontginningswerk verricht voor de N.V. Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove (zie daar) en in 1953-1954 voor de DUW (zie daar). De meeste mensen, vooral die buiten Steenwijk, werkten vroeger op het land, in het riet of op het water. Bij langdurige vorst zochten ze tijdelijk werk elders, of gingen noodgedwongen over op een vorm van huisindustrie, zoals de mattenvlechterij of de sigarenindustrie. Ref.: SW p242-247. Zie ook: NoordWestGroep N.V.; rijkswerkkampen en hoofdstuk 11.
Wesselson: Steenwijker familie, nazaten van Wessel Roelofs (ca. 1711-1781). Jan Willem Wesselson (Steenwijk 27 april 1902 – Zwolle 3 april 1987) was medeoprichter en secretaris van de natuurvereniging De Noordwesthoek. Hij schreef twee boeken over bijenteelt en geitenfokkerij en: Oorsprong en geschiedenis van de Vrije Zendingsgemeente te Steenwijk, Ossenzijl, Onnaveld en Glanerbrug in Overijssel, de Vrije Zendingsgemeente te Nijetrijne en de Vrije Evangelische Gemeente te Bantega in Friesland (1980). Ref.: W. Koele. De familie Wesselson (1993).
Westenwold (ook: Westenwoud): voormalige buurtschap, opgegaan in Basse, 1.7 km ten westen van het dorp Steenwijkerwold. In 1832 was het de kadastrale aanduiding van sectie M van de voormalige gemeente Steenwijkerwold, 6 km ten westen van Steenwijk. In de 19e eeuw was hier een particulier tolhuis.
Westerbeek, Huis: gebouwd tussen 1766 en 1774 in opdracht van Nicolaas van Heloma, sinds 1818 eigendom van de Maatschappij van Weldadigheid die het sinds 1974 in gebruik heeft als kantoor. Het voormalige landgoed dateert van 1670 en had een oppervlakte van 532 ha.
Westerbeek, Jhr. François van (1575 – 1645), kapitein. Was van 1609-1621 commandeur van de vesting Steenwijk. Begon in 1614 met de vervening bij Nijensleek en van het Vledderveen. Zie ook: Jufferties Bolwerk.
Westerbeeksloot: een oude turfsloot, ongeveer 8 km noordoostelijk van Steenwijk, sinds 1818 Kolonievaart genaamd, werd in 1615 op last van François van Westerbeek gegraven van de Friese grens naar de Steenwijker Aa. Aan hem en de markegenoten van Vledder werd door Steenwijk vergunning verleend tot het plaatsen van een verlaat in de Aa, het Vledderverlaat. De nederzetting Westerbeek­sloot werd in 1818 omge­doopt tot Kolonie I van de Maatschappij van Weldadigheid, later tot Frederik­soord, genoemd naar de tweede zoon van koning Willem I. Zie ook: Nijensleker Schipsloot.
Westerbolwerk; zie: Zwanennest Bolwerk.
Westerbork (vroeger ook: Bork): van oudsher belangrijk dorp in het Beiler dingspel. De kerk werd in 1283 vanuit Beilen gesticht. Deze droeg van 1359  tot de 16e eeuw valkengeld af aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Ref.: HM 1989 n4 p99-101.
Westerdijk; zie: Heerendijk.
Westerhesselen; zie: Havelte.
Westerhiddinghe: voormalige boerderij ten noorden van Tuk. Zie ook: Oosterhiddinghe.
Westerhof: een in 1333 genoemde hoeve bij Steenwijk beleend door de bisschop van Utrecht aan de gebroeders These en Albrecht toer Leemculen, beide zogenoemde Sint Maartenslieden.
Westerkluft: de westelijke helft van de stad; kiesdistrict dat van het midden van de 16e eeuw tot 1795 gehanteerd werd bij de verkiezing van de magistraat. Zie ook: boongrippinge, kluft.
Wester Lage Egge: voormalige buurtschap, thans veldnaam, 1.5 km ten zuidwesten van Steenwijkerwold.
Westerse Veen: de meest westelijke kluft van de Binnenvenen ten zuiden van Zuidveen, ten westen van - en grenzend aan de Lange­sloot.
Westersingel: van 1938-1952 de naam van de Paul Krugerstraat in Steenwijk-West.
Westerveen; zie: Gasthuisveen.
Westerverlaat: het meest stroomafwaartse van de drie verlaten die in het begin van de 17e eeuw in de bovenloop van de Steen­wijker Aa gebouwd zijn. Het Westerverlaat diende voor opstuwing van de Nijensleker Schipsloot. Het bevond zich even bovenstrooms van de Drentse grens, ongeveer 5 km ten noordoos­ten van Steenwijk.
Wester Weedijk: voormalige dijk langs de westzijde van de Wee, tussen de Hooidijk en de Steenwijker Aa, ongeveer 5 km ten westen van Steenwijk. Deze dijk lag in het verlengde van de Hesselingendijk.
Weststellingwerf; zie: Stellingwerf.
Westwijck, De: Steenwijks eerste verwarmde zwembad, geopend op 25 september 1971 en gesloten in 1992. Zie ook: Waterwijck.
Westwijk: het sinds de vroegste omwalling (13e eeuw) aan de westzijde buitengesloten gedeelte van Steenwijk, in 1395 vermeld als Westerwijc. In 1832 is Westwijk de kadastrale aanduiding van sectie D van de gemeente Steenwijk, landen ten westen van de stad. Zie ook: legende.
wetering: afwateringskanaal, een water dat gegraven is ter verbetering van de afwatering van een gebied. Voorbeelden zijn: de Eesveense en de Kallenkoter Wetering.
Wetering (1): oorspronkelijk een oud afwateringskanaal in het voormalige kerspel Scherwolde, vandaar de naam Scherwoldiger Weteringe. In het midden van de 16e eeuw werd de Arembergergracht gegraven als onderdeel van een plan voor een veilige binnenvaartroute als alternatief voor de vaart over de Zuiderzee. Vanaf het Giethoornse Meer werd de vaarweg in noordelijke richting door de Riete doorgetrokken naar de Wetering, die in 1573 aanmerkelijk werd verbreed en verdiept. Het lag toen in de bedoeling om langs de Oudewegssloot, de tegenwoordige Kalenbergergracht, verder te graven via Ossen­zijl naar de Linde. Dat is pas in 1650 gebeurd. Tijdens de aanleg van het Steenwijkerdiep, van 1626 tot 1632, werd ook de Wetering over een lengte van ruim 1 km, namelijk tot Muggenbeet, verbreed. (2): water­streekdorp dat ter weerszijden van bovengenoemd kanaal is ont­staan; ongeveer 200 inwoners. Het had aan het eind van de 18e eeuw een eigen school die in 1881 werd vervangen door een nieuwe in Eind van ’t Diep. Sinds 1956 zijn alle woningen over de weg bereikbaar en zijn zeer vele bruggetjes verdwenen.  Zie ook: Polder Wetering-Oost en Polder Wetering-West.
Weteringbrug: vaste brug over de Wetering bij Muggenbeet, als verbinding in de Blokzijlseweg (N333) tussen Steenwijk en Emmeloord. De brug, met een doorvaarthoogte van 5.40 m, werd in 1947-1949 gebouwd in opdracht van de Provincie door aannemersbedrijf Haverland uit Zwolle. Voorheen voer hier een veerpontje.  
wethouder: een door de gemeenteraad uit zijn midden gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente. Bekende wethouders van Steenwijk waren: A. Beeltje, H.G. Beerta, R. Boelens, W.van Engen, W.B. Groen, U. Koenen, G. Koers, H. Krop, H. Pasman, J. Piest, B. Polak, H. Robaard, O. Spanjaard, H. de Vroome, C. Winters en L. ten Wolde; zie daar.
Wezep, Dirk Jan van (Kampen 12 april 1921 – Steenwijk 11 februari 1987), predikant. Diende als hervormd predikant de gemeenten Meeden, Eext, Leeuwarden en Bolsward. Vestigde zich in 1980 met vervroegd emeritaat in Steenwijk waar hij meehielp in het pastoraat in en rond De Meenthehof. Schreef onder meer: Dirk Veen (1875-1962), reizend evangelist onder de mensen van de derde klasse (1986). Ref.: SW p458.
Whee; zie: Wee.
Wheer; zie: Weer.
Wicherlink, Daniël (Zwolle 8 september 1838 – Ginneken 12 december 1915), jurist. Was van 1868-1873 burgemeester van Steenwijk.
Wicherson; zie: Wiechers.                                                                                                           
Wicherson, Dirk Hendrik (zoon van Jan Wicherson; roepnaam: Hein; Steenwijk 7 oktober 1856 – Zwolle 26 april 1934), industrieel. Volgde in 1898 zijn vader op als eigenaar van de houtzagerij annex houthandel De Eikel aan het Steenwijkerdiep. Stelde, als eigenaar, het landgoed De Bult open voor het publiek. Zette zich, als lid van de gemeenteraad (1896-1909), in het bijzonder in voor de gezondheidszorg. Was van 1908-1922 voorzitter van de Kamer van Koophandel en in 1923 initiatiefnemer tot oprichting van de vereniging Steenwijker Belangen. Ref.: SW p125.
Wicherson, Harm (geb. Wijchers; Zuidveen ca. 1740 – Zuidveen 27 februari 1813), landbouwer naar wie in 1959 de Harm Wichersweg in Zuidveen is genoemd.
Wicherson, Jacobus (jongere broer van Jan Wicherson; Zuidveen 27 mei 1822 – Steenwijk 11 maart 1866), molenaar. Was veehouder, landbouwer en vervener; van 1850-1857 eigenaar en molenaar van de Baarsmolen.
Wicherson, Jan (Zuidveen 8 februari 1819 – Steenwijk 27 september 1898), ondernemer. Begon als timmerman, legde in 1854 de grondslag voor de houtzagerij en houthandel De Eikel aan het Steenwijkerdiep en bouwde daar in 1871 een koren- en houtzaagmolen. Was daarnaast houder van de bank van lening. Ref.: SW p125.
Wicherson, Jan Hendrik (zoon van Pieter Johan Wicherson; Steenwijk 2 december 1913 – Steenwijk 15 september 1952), ondernemer. Volgde zijn vader op als directeur van de houtzagerij en houthandel.
Wicherson, Pieter Johan (zoon van Dirk Hendrik Wicherson; Steenwijk 3 maart 1884 – Steenwijk 31 oktober 1955), ondernemer. Volgde zijn vader op als directeur van de houtzagerij en houthandel.
Wicherson BV, Houthandel; zie hoofdstuk 17.
Wiechers, Johan (roepnaam: Joop; Dwingeloo 13 november 1936), ondernemer. Eigenaar van herenkledingzaken in Steenwijk, Hardenberg en Ommen, en (met J. ten Hove) samensteller van: Genealogie Wi(e)chers en Wi(j)cherson, Bootsman, Hento, De Boer, Bijkamp; een Overijssels-Drents geslacht (1996).
Wiede Gat: een plaatselijke verbreding van de in 1865 gegraven verbinding tussen de Aa en de Spoorhaven, even ten westen van het station van Steenwijk. Het Wiede Gat diende later ook voor het afmeren en ‘zwaaien’ van schepen aan het einde van het Dolder­ka­naal.
Wieden, De: een belangrijk natuurreservaat van ongeveer 5.000 ha, gelegen binnen de gemeente Steenwijkerland. Het is eigendom van Natuur­monu­menten. De naam komt van 'wijde' (= veenplas). Samen met de Weerribben vormt dit het belangrijkste moerasgebied van Noord­west-Europa, sinds 9 februari 2009 Nationaal Park Weerribben-Wieden geheten. Anders dan De Weerribben, is dit gebied rijker aan open wate­ren, het omvat liefst 17 veenplassen. Bij Sint Jans­klooster, ongeveer 14 km zuidwestelijk van Steen­wijk, be­vindt zich het bezoekerscentrum De Wieden (voorheen De Foeke genaamd). Van hieruit worden ook verschillende vaarexcursies georganiseerd. Ref.: A.J. de Boer. Op en om de Wieden; de schoonheid van het Overijssels merengebied (1947).
Wielercomité Steenwijk: opgericht in 1968 als organisatie voor het jaarlijkse Spektakel van Steenwijk; zie daar.
wielersport. Voor een overzicht van de wielersport wordt verwezen naar: H.R.G. Ymker. Wielersport in Steenwijk met tal van hoogtepunten, in: SW p525-527. Zie ook: Spektakel van Steenwijk.
Wielick, Johan (roepnaam: Han; Amsterdam 22 februari 1925 – Bilthoven 21 juni 2000), sportjournalist, schrijver. Was sportjournalist voor De Telegraaf en had in de jaren 70 en 80 een publiciteitskantoor aan de Markt te Steenwijk. Schreef artikelen en boeken over het verleden van de Stellingwerven en het bekende boek Het mysterie Wardenier (met H.R.G. Ymker; 1984).
Wieringa, Hermanus Joannes (Groningen 25 mei 1833 – Steenwijk 15 februari 1906) was, evenals zijn zoon Hendricus en kleinzoon Hermanus Joannes, eigenaar van hotel Bellevue. Ook was hij de eerste directeur van de voormalige gasfabriek aan de Tukseweg in Steenwijk.
Wieringen, Jan Petersz. van: werd van 1655-1656 vermeld als boekverkoper en drukker aan de Markt te Steenwijk. Drukte voor Jillis Kok te Amsterdam.
Wietsma, Sible (Hennaarderadeel 6 maart 1834 – Haren 22 februari 1949), kruidenier. Had een kruidenierswinkel aan de Gasthuisstraat 6, sinds 1913 een ‘Albino’ winkel aan de Oosterstraat 83. Hij was tevens uitgever van ansichtkaarten van Steenwijk en omgeving.
Wijbrandi, Sixtus (Deinum? 1594 – Steenwijk na 1671), organist. Was van 1637 tot zijn dood stadsorganist van Steenwijk. Ref.: HM 2002 n1 p35-36.
Wijck, Jhr. Godert Willem Andreas van der (Assen 25 mei 1832 – Steenwijk 28 mei 1904), jurist. Promoveerde in 1856 in Groningen. Was kantonrechter in Steenwijk en van 1887-1904 lid van Provinciale Staten.
wijde: de Overijsselse benaming voor een veen­plas, uitgesproken als ‘wiede’. De door vervening ontstane trekgaten zijn op vele plaat­sen, door afkalving van de ribben tijdens zware stormen, vergroot tot ondiepe meren. Eerst werd dit gevaar niet onderkend; later kwamen er bepalingen dat de ribben niet smaller dan 3 m en de trekgaten niet breder dan 30 m mochten zijn. Hieruit is te verklaren hoe het komt dat de trekgaten en ribben in de jongere verveningen (zoals in De Weerribben) intact gebleven zijn en dat ze in de oudere zijn veranderd in veen­plassen (zoals in De Wieden).
Wijk, Joop van: schuilnaam van Jan Tuut; zie daar.
Wijkgebouw: aan de Meppelerweg 56; gebouwd in 1908 naar ontwerp van A. Edinga en gefinancierd door Jan Hendrik Tromp Meesters.
wijken: genummerde woongebieden waarin gemeenten waren verdeeld als basis voor adressering. Bij raadsbesluit van 10 mei 1856 werd de gemeente Steenwijk verdeeld in 12 wijken. Wijk I: Oosterstraat en huizen buiten de Oosterpoort; Wijk II: Scholestraat en Koningstraat; Wijk III: Vrouwenstraat, Molenstraat en huizen aan de Wal; Wijk IV: Onnastraat, huizen aan de Wal en buiten de Onnapoort; Wijk V: Gasthuisstraat, Kalverstraat en huizen buiten de Gasthuispoort; Wijk VI: Weemstraat, Doelenstraat en huizen aan de Wal tussen het Lok en de Oosterpoort; Wijk VII: De Markt en de Waagstraat; Wijk VIII: Kerkstraat, Neerwoldstraat en Brouwersstraat; Wijk IX: Fruithofsteeg en huizen bij de Grote Kerk; Wijk X: Woldstraat, Korte Woldstraat, Ramsteeg en huizen aan de Wal tot aan het Lok; Wijk XI: Verlaat en huizen buiten de Woldpoort; Wijk XII: Zuidveen en Westwijk. In 1870 werd in Steenwijk overgegaan op het gebruik van straatnamen.
Bij raadsbesluit van 7 april 1911 werd de gemeente Steenwijkerwold verdeeld in 8 wijken. Wijk I: Steenwijkerwold, Tuk, Oosterhoek, Berg, Oosterlage Egge, Ten Broeke, Groenesteeg, Thij, Kwikkelo, Kerkbuurt, Gelderingen, Molenhoek, Gerritshoek, Westerlage Egge, Vossehoek, Uvinge, Vels, Basse, Westenwold, Wolterholten, Achterbuurt, Marijenkampen, De Pol, Eeze, Baars, Braauwringen en ’t Goor; Wijk II: Zuidveen en Verlaat; Wijk III: Onna; Wijk IV: Kallenkote; Wijk V: Eesveen en De Bult; Wijk VI: Scherwolde, Wetering en Nederland; Wijk VII: Muggenbeet; Wijk VIII: Willemsoord. Pas in 1959 werd in de gemeente Steenwijkerwold overgegaan op het gebruik van straatnamen. Zie ook: buurtverenigingen, straatnamen.
wijkverpleging; zie: gezondheidszorg.
Wijngaarden, Dirk van (Steenwijk 22 juli 1849 – Steenwijk 18 oktober 1926), stadsomroeper van Steenwijk van 1886 tot 1908. Ref.: HM 1987 n1 p17-25; SW p58.
Wijt, Melchior (Beetsterzwaag, gem. Opsterland 13 juli 1871 – Den Helder 28 september 1920). Was marine-officier, van 1902-1910 burgemeester van Avereest en van 1910-1915 van Steenwijk.
Wilbrink, Jan (Hall gem. Brummen 21 juni 1773 – Steenwijk 22 augustus 1846), predikant. Was predikant van de Hervormde Gemeente in Brummen, Windesheim en van 1806-1846 in Steenwijk.
Wild-Tuinenburg, Maria de (roepnaam: Riet; Moordrecht 22 september 1939), freelance journalist. Was vanaf 1958 werkzaam voor de Goudsche Courant. Kwam in 1971 naar Steenwijk. Sinds 1975 freelance journalist voor de Opregte Steenwijker Courant, later ook voor de Zwolse Courant (Stentor), de Kraante van ’t Wold en de Steenwijker(land) Expres. Daarnaast sinds 1974 werkzaam in de kinderopvang en divers vrijwilligerswerk, w.o. wijkwerk, zwemclub Steenwijk ’34 en Stadsmuseum. Schrijft vooral over de mens in relatie tot de maatschappelijke omstandigheden.
Wildebras: wettig gedeponeerd handelsmerk (1953) van kinderspeelgoed, vooral poppen, vervaardigd door de firma Nolles te Steenwijk. Tot 1946 maakte men lappenpoppen, tot 1957 poppen van papier-maché, daarna van polyethyleen. In 1965 was de fabriek, ’t Poppenrijk, de grootste poppenfabriek van Nederland. Met 80 medewerkers en 50 thuiswerkers werden 20.000 poppen per week gemaakt. Behalve poppen werden ook plastic auto’s, tractoren, hijskranen en constructiedozen gemaakt. In 1973 werd de fabriek verkocht en op 22 december 1976 door brand verwoest en niet weer opgebouwd. Wildebras speelgoed is zeer gewild onder verzamelaars. De naam leeft ook voort in die van een kinderdagverblijf in Steenwijk. Ref.: HM 2000 n3 p70-81.
Wilg, De: villa aan de J.H. Tromp Meestersstraat 9, gebouwd in 1908-1909 in artnouveau stijl, in opdracht van Berend Aberson, naar een ontwerp van H. de Waal. De villa heeft van 1958-2000 dienst gedaan als kantoor van Ingenieursbureau v/h J. van Hasselt en De Koning.
Wilhelmina, H.M. Koningin en Z.K.H. Prins Hendrik bezochten Steenwijk op 4 augustus 1913. Ref.: HM 1990 n4 p124.
Wilhelminaoord: dorp 8.5 km ten noordnoordoosten van Steenwijk, in 1820 gesticht als Kolonie IV van de Maatschappij van Weldadigheid. In 1848 telde het 612 kolonisten.
Wilhelminastraat: in 1903 naar onze toenmalige koningin genoemde straat, die deel uitmaakt van de oorspronkelijk middeleeuwse kerkweg naar de Grote Kerk in Steenwijk, de Trappenweg. In 1889 werden hier de eerste woningen buiten de zuidkant van Steenwijk gebouwd, die aangeduid werden als Eigen Haard, naar de gelijknamige woningbouwvereniging.
Willem Lodewijk, Graaf (bijnaam: Us Heit; Siegen 13 maart 1560 – Leeuwarden 31 mei 1620), stadhouder. Was van 1584-1620 stadhouder-gouverneur van Friesland, vanaf 1574 ook stadhouder van Groningen en Drenthe. Was oprichter van de universiteiten van Franeker (1585) en Groningen (1614). Kreeg, met Prins Maurits, vooral bekendheid door hun verovering van Steenwijk op de Spanjaarden in 1592. Ref.: HM 1992 n3 p1-48.
Willemsoord: dorp in de gemeente Steenwijkerland, 6 km ten noordwesten van Steenwijk, met ruim 800 inwoners. Het is in 1820 gesticht als vrije kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid, destijds aangeduid als Kolonie III. In 1832 was Willemsoord de kadastrale aanduiding van secties A en B van de toenmalige gemeente Steenwijkerwold. De naam heeft betrekking op Koning Willem II. In 1820 werd hier een drieklassige school gesticht waar destijds ook kwekelingen werden opgeleid. In 1915 werd de school uitgebreid en in 1988 geheel vernieuwd. In 1848 telde Willemsoord 1008 kolonisten. In de uit 1820 daterende matten- en mandenmakerij, op de viersprong in het dorp, werd in 1947 de smederij van Bart Winters gevestigd. De Hervormde Kerk van 1852 werd in 1984 gerestaureerd. Van 1890-1901 was bij Willemsoord de G.A. van Swieten Landbouwschool; zie daar. Aan de spoorlijn was van 1894-1910 een halte met laad- en losperron dat ook tijdens de 2e WO werd gebruikt voor het lossen van munitie. De Maatschappij verkocht in 1906 het landgoed Ronde Blesse, in 1923 boerderijen, gebouwen en woningen en in 1927 de koloniehuisjes (76), waarna Willemsoord een zelfstandig dorp werd.
Willemsoord, Voetbal Vereniging: opgericht in 1929; clubkleuren: groen-wit.
Willibrord(us) (Northumbria ca. 658 – Echternach 7 november 739), prediker, beschermheilige van Nederland. Kwam in 690 als Angelsaksisch geloofsverkondiger naar onze streken, waar hij de zending onder de ‘Friezen’ ter hand nam en vele kerken stichtte. Werd in 695 door de paus tot aartsbisschop van de ‘Friezen’ gewijd en kreeg daarbij de erenaam Clemens. Willibrordus wordt op 7 november herdacht. Zie ook: Clemens. Ref.: P.P.V. van Moorsel. Over Willibrord gesproken (1989).
Willigen, de: Steenwijker familie van steenhouwers, waarvan we noemen: (1) Jan Adam de Willigen (Assen 16 april 1855 – Steenwijk 3 september 1903) vestigde zich in 1889 als eerste steenhouwer in Steenwijk, in een schuur aan de Neerwoldstraat; (2a) de oudste zoon: Marinus de Willigen (Meppel 1 oktober 1880 – Steenwijk 12 april 1917); (2b) de derde zoon: Gherhard Cornelis de Willigen (Meppel 11 januari 1888 – Steenwijk 1 februari 1956); (3) diens oudste zoon: Jan Adam de Willigen (Steenwijk 30 juli 1919 – Steenwijk 3 februari 1998). Het bedrijf werd in 1933 verplaatst naar de huidige locatie (Stationsstraat 42-44) en werd in 1980 voortgezet door Jan Adam’s  enige zoon Gherhard Cornelis de Willigen. Ref.: HM 1989 n2 p35-49.
Wind, Elzo Jan (Den Haag 12 juli 1879 – Zeist 20 september 1963), bouwkundige. Was werkzaam onder meer als aannemer in de woningbouw, medewerker van het Waterschap De Regge en als firmant van Ingenieursbureau Het Oversticht in Deventer. Was een groot promotor van de rietteelt en het gebruik van riet als dakbedekking. Schreef onder meer: Bezwaren tegen de verdere inpoldering in het Land van Vollenhove (1939).
Windesheim: karakteristiek woonhuis aan de Noordersingel 9, gebouwd in 1929-1930 naar een ontwerp van de Amsterdamse architect B.W.J. Deppe (1902-1943).
winkels. Van oudsher waren de meeste winkels in de binnenstad van Steenwijk en verspreid over de dorpen en buurtschappen. De meeste kleine winkels zijn uit het buitengebied verdwenen ten gunste van enkele buurtsupers. De binnenstad van Steenwijk wordt, vooral door toeristen en zij die even zonder auto kunnen, gewaardeerd als gezellig winkelcentrum. De belangrijkste winkelstraten zijn: Oosterstraat, Markt, Woldpromenade en Gasthuisstraat De meeste grootwinkelbedrijven bevinden zich buiten het centrum, waar ook meer parkeergelegenheid is. Over de Steenwijker winkeliers van vroeger is uitvoerig geschreven door J. Doeven in verschillende afleveringen van Historische Mededelingen. Zie ook: Samen Sterk.
Winter, Dirk de: pseudoniem van E. Kuiper; zie daar.
Winters, Cornelis (roepnaam: Cees; Steenwijkerwold 25 mei 1926 – Tuk 19 februari 1993), administrateur, wethouder. Was van 1950-1987 als staladministrateur in dienst van de zuivelfabriek Ons Belang in Tuk. Daarnaast was hij van 1958-1973 lid van de gemeenteraad van Steenwijkerwold voor de CHU en van 1973-1983 wethouder van de gemeente Steenwijk voor het CDA en bekleedde verschillende bestuursfuncties.
Wipbrug (ook: Eesveensebrug, in 1572: Oosterbrug): voormalige houten ophaalbrug over de Steenwijker Aa in de Eesveenseweg, bij de Joodse Begraafplaats. De inwoners van Eesveen betaalden mee aan het onderhoud ervan. De brug werd vernieuwd in 1855 toen de Eesveenseweg verhard werd en in 1954 afgebroken toen de Aa gekanaliseerd werd.
Wissel, De: scholengemeenschap ontstaan in 1990 door fusie van de Lagere Technische School en de Capelleschool. In 1993 met de Rijksscholengemeenschap opgegaan in de Regionale Scholengemeenschap Steenwijk.
Wit, David de (Steenwijk 12 mei 1863 – Steenwijk 4 november 1946), veehandelaar, caféhouder. Liet in 1911 de uitspanning Koperberg bouwen aan de Kallenkoterallee. Organiseerde hier tot 1934 een scala aan uitgaansmogelijkheden voor de Steenwijker bevolking. Daarnaast was hij bestuurslid van de Vereniging voor Volksvermaken, de latere Oranjevereniging Steenwijk. Ref.: HM 2007 n2 p68-80.
Witte Paarden (1): restaurant in de gelijknamige buurtschap, kort na 1830 gebouwd als café, doorrit en stalling voor paard en wagen aan de toen nieuwe weg naar Friesland. (2): buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 3.5 km ten noordwesten van Steenwijk, met ruim 200 inwoners. De naam werd in 1947 gegeven aan wat voorheen Achterbuurt werd genoemd. Door de gunstige ligging aan de oude Rijksweg 32 telde deze buurtschap in 1965 nog 14 winkels en ambachtszaken. Geboorteplaats van bisschop J.G. ter Schure. Ref.: SW p412-413. Zie ook: Stopnaaldenbuurt.
Witte Raaf, De: voormalige bekende sigarenfabriek, van 1926-1953 aan de Tukseweg in Steenwijk. De naam werd ontleend aan de bijzonderheid dat de werknemers, sinds de oprichting van de naamloze vennootschap in 1922, tevens aandeelhouder waren. De bekendste merken waren: De Witte Raaf, Johan van den Kornput, Perfectos en Juweel. Ref.: SW p232.
Witte Veen: een laagte, oorspronkelijk een hoogveenmoerasje, 4 km westzuidwestelijk van Steenwijk, aan de voet van de Bis­schopsberg. De naam duidt op de kleur van het in mei witbloei­end wollegras.
woerthe: ten opzichte van het water, een wat hoger gelegen stuk grasland. In Steenwijk spreekt men ook van ‘oerthe’.
Woesinghe-vene: een in 1461 genoemd veen in het toenmalige kerspel Scherwolde.
Woestenij: een 0.8 km lange verbindingssloot tussen de Dwars­sloot en de Stouwe, ongeveer 3 km ten zuiden van Steenwijk.
Woets, Dirk (roepnaam: Dick; Alkmaar 19 juli 1945), leraar, vogelkenner. Was sinds 1973 leraar Nederlands aan de RSG te Steenwijk. Schrijft sinds 1972 over de natuur, in het bijzonder over vogels. Bekend is zijn boek De Weerribben (1980). Ref.: IBV; OSC 24 november 2010. Zie ook: Dicky Woodstock Festival.
wold: dialect voor ‘woud’, een lager gelegen bosgebied, meestal op veen. Zie ook: holt.
Wold: verkorte vorm van Steenwijkerwold; zie daar.
Woldberg (1) (vroeger ook: Berg of Hiddingerberg, naar de familienaam Hidding): hoogste punt (25.6 m boven NAP) van de stuwwal, 2.5 km noordnoordwestelijk van Steenwijk. Ref.: H.A. Visscher. Op Geopad naar de Woldberg bij Steenwijk (2004). Zie ook: Geologisch Monument Wolterholten en hoofdstuk 2. (2): landgoed in de 18e eeuw aangekocht door de familie Schlingemann. Het bestond toen uit bouwland, enig opgaand bos en grotendeels heide, samen 113 ha. Het werd in 1956 aangekocht door Staatsbosbeheer en maakt deel uit van de Boswachterij Het Steenwijkerwold. Het gebied, thans 138 ha, ligt in een sterk hellend landschap met enkele zeer oude bomen. Op het hoogste punt stond vroeger een houten belvédère, later (tot 1985) een stalen brandtoren. In 2008 verrees 500 m ten zuidwesten daarvan een stalen uitkijktoren. (3): voormalige uitspanning (1857) met speeltuin aan het Goor, 3 km ten noorden van Steenwijk. Jan Willem Brandenberg (1866-1943) was hier lange tijd een bekend uitbater. De boerenwoning werd in 1966 volledig verbouwd tot woonhuis. Ref.: HM 1997 n2 p48-50.
Woldbrug: voormalige vaste houten brug over de Steenwijker Aa, gebouwd tijdens de aanleg van de Steendijk, kort vóór 1395, ter vervanging van de oude Aa-brug in de Westwijk. De Woldbrug werd in 1841 hersteld en in 1932 afgebroken toen de Aa ter plaatse gedempt werd.
Wolde, Lieffert ten (Steenwijk 29 april 1854 – Steenwijk 13 maart 1938), landbouwer, wethouder. In zijn tijd een zeer bekend Steenwijker met een grote staat van dienst. Was sinds 1897 gemeenteraadslid en sinds 1931 wethouder voor de CHU. Daarnaast was hij van 1915-1932 actief voor de NH gemeente. Ref.: SW p166-167.
Wolde, Peter ten (Steenwijk 1821 – Steenwijk 9 januari 1877), klerk, boekverkoper. Was van 1860-1861 organist van de Grote Kerk in Steenwijk.
Wolde, ten: veel voorkomende familienaam afkomstig uit Steenwijkerwold. Stamvader was Peter Wijben ten Wolde (Paasloo 6 januari 1684 – Steenwijk 22 april 1751), overman van het slagersgilde, in 1748 wonende aan de Oosterstraat in Steenwijk.
Wold en Wieden; zie: waterschap.
Woldklank, Christelijke Brassband De: opgericht in 1923 in Steenwijkerwold. Ref.: SW p341-346.
Woldlakeweg: weg die de grens vormt tussen de vroegere schoutambten Steenwijkerwold en Scherwolde.
Woldmeenthe (vroeger ook: Woud Meenthe of Middelmeenthe): het noordwestelijke deel van de Steenwijker Meenthe (zie daar); kadastrale aanduiding (1832) van landen ten noorden en noordwesten van de stad. Van 1897-1917 werd er nog turf gegraven; het gebied bestond daarna grotendeels uit ribben met gras begroeid en stond ’s winters dikwijls onder water. In 1923 werd het ingepolderd als tuinbouwgebied, waartoe in 1921 een schutsluisje werd gebouwd dat verbinding gaf met het buitenwater. In 1999 werd de Woldmeenthe met zand opgespoten en ingericht als nieuwe woonwijk van Steenwijk. Ref.: HM 2000 n2 p37-44.
Woldpomp; zie: waterputten.
Woldpoort: de noordelijke van de vier stadspoorten die Steenwijk gekend heeft. Werd gebouwd kort vóór 1395 om, met de Woldbrug en de Steendijk, een nieuwe uitvalsweg naar het noorden te vormen. Van deze poort bestaat een ets van J. Bisschop, die de situatie weergeeft van kort vóór 1829, toen de poort gesloopt werd. Ref.: HM 1996 n2 p60-64.
Woldpoort, molen bij de: vermeld in 1517 en 1565, aangeduid op de kaart (1558) van Jacob van Deventer. Een houtzaagmolen met molensloot naar de Aa, ongeveer 150 m vanaf de Woldbrug.
Woldpromenade; zie: Woldstraat.
Woldroffels, Drumkorps De: opgericht in 1973 in Steenwijkerwold. Ref.: SW p357-360.
Woldschool; zie: Kerkbuurt.
Woldschut: de naam van het oudste sluisje in de voormalige Steenwijker Aa te Steenwijk. Het bevond zich in de onderbouw van de Woldbrug en dateerde uit het eind van de 14e eeuw, toen de Steendijk is aangelegd. Het was een enkel­voudige kering: een valschut dat met een windwerk geheven of gestreken kon worden (zie ook: verlaat). Er werden vele schepen doorgelaten, voornamelijk geladen met turf of hooi uit het bovenstroomse gebied. In 1844 kreeg het Woldschut een tweede kering, waardoor een echte schutsluis ontstond. In 1865 maakte men, in verband met de bouw van het spoorwegstation, een ver­binding tussen de Aa en de Spoorhaven waarbij het Wold­schut verdween en er een nieuwe schutsluis werd ge­bouwd op de Paar­denmarkt, die tot 1932 bleef bestaan.
Woldstraat: oude uitvalsweg naar Steenwijkerwold, in 1448 vermeld als Woldynckstraat. Tot 1931 passeerde hier alle wegverkeer tussen Zwolle en Leeuwarden. De naam werd in 1981 omgedoopt tot Woldpromenade. Deze is, met de Oosterstraat, Steenwijks belangrijkste winkelstraat. Ref.: HM 2003 n2 p34-50, n3 p66-85.
Woldveld: kadastrale aanduiding (1832) van heidevelden 2 km ten noordoosten van Steenwijkerwold, andere naam voor Het Heideveld; zie daar.
Wolsink, Willem (Wisch 8 december 1849 – Steenwijk 4 juli 1908) was van 1898-1908 predikant van de Gereformeerde Kerk te Steenwijk.
Wolterholten (1): gebied en voormalige buurtschap tussen Tuk en Baars waarvan de naam een verbastering is van de erve “Camp oft Wolter Oldinghe”. (2): naam van de weg langs de noordoostkant van de spoorlijn tussen Tuk en Baars, met daaraan het Geologisch Monument Wolterholten; zie daar.
woningbouw. In 1888 werd op particulier initiatief de eerste woningbouwvereniging in Steenwijk opgericht, de Coöperatieve Bouwvereniging Eigen Haard; zie daar. Verbetering van de volkshuisvesting werd mogelijk door de Woningwet van 1901. Vooral de gemeentearts B. Koster heeft grote invloed gehad op de sociale woningbouw. In 1905 werd de Vereniging Algemeen Belang en in 1916 de Woningstichting Steenwijk opgericht. Beide gingen in 1958 op in het gemeentelijk woningbedrijf, dat op zijn beurt in 1963 is opgegaan in de Woningbouwvereniging Steenwijk en Omstreken, die in 2000 is opgegaan in de corporatie Woonconcept. Ref.: HM 1988 n2 p50-52; SW p264-281. Zie ook: Nijenstede, Rusthuis, Zonnekamp.
woningen. In de loop van de eeuwen is het aantal woningen sterker toegenomen dan de bevolking. Zowel in 1533 als 1550 is sprake van 200 woningen in de stad Steenwijk, in 1682 van 360 en in 1748 van 423. In 1832 waren er, volgens de kadastrale registratie, 512 huizen en in 1870 waren het er 841. Ref.: HM 2011 n4 p163-174. Zie ook: bevolking, vuurstedenregister.
Woodstock; zie: Dicky Woodstock Festival.
woonkernen: stadswijken, dorpen en buurtschappen; zie daar.
woonomstandigheden. Tot ver in de vorige eeuw liet de woonsituatie in de Steenwijker achterstandswijken en in sommige buurtschappen ernstig te wensen over. Ref.: HM 2009 n2 p20-40; SW p274-281.
woonwijken; zie: stadswijken.
woonzorgcentra; zie: Nijenstede, Rusthuis, Zonnekamp.
Woud Meenthe; zie: Woldmeenthe.
Woudribben: kadastrale aanduiding (1832) van verveende landen, 5.5 km westzuidwestelijk van Steenwijk, in 1932 opgegaan in de Polder Gelderingen.
Woudslagen: kadastrale aanduiding (1832) van sectie K van de voormalige gemeente Steenwijkerwold, 4 km westzuidwestelijk van Steenwijk. Deze verveende landen zijn in 1932 grotendeels opgegaan in de Polder Gelderingen.
Woudsloot: sloot langs de noordzijde van Gelderingen, ooit een beek die in Molenhoek in de Beek (2) uitmondde.
Woudveld; zie: Woldveld.
Wterwijck, Roelof van: was in 1535, 1538 en van 1544-1553 schout van Steenwijkerwold en Scherwolde.
Wttewaall van Wickenburgh, Bartholomeus Willem van (Utrecht 16 juli 1807 – Utrecht 18 november 1890), historicus. Maakte en beschreef in 1836 een voettocht van Assen naar Deventer waarbij hij ook van zijn bezoek aan Steenwijk een treffend tijdsbeeld schetste. Ref.: HM 1997 n2 p41-47.
Wybes, Rauke: koopman uit Heerenveen wiens vee in 1748 te Steenwijk in beslag werd genomen, wat tot grote commotie en zelfs inmenging van de Staten van Friesland leidde. Ref.: HM 2000 n3 p67-69.
Ymker, Hendrik Rudolf Gerard (roepnaam: Henk; Steenwijk 22 november 1946), redacteur/verslaggever, uitgever. Werkte van 1965-1995 in verschillende functies bij Tijl in Zwolle. Daarna bij Kon. Boom Uitgevers te Meppel als regio-uitgever OSC en lid van de hoofdredactie. Oprichter Stichting Wielercomité Steenwijk en Skate Bond Nederland (erelid). Schrijft over regionale ontwikkelingen, mensen en actualiteiten. Bekende titels van hem zijn: Het mysterie Wardenier (met H. Wielick; 1984) en Veertig jaar Spektakel van Steenwijk 1968-2007 (2008).
Ypenhof, De; zie: IJpenhof.
Ysvene: oude schrijfwijze van Eesveen; zie daar.
zaadhandel; zie: Visser.
Zadelhof, Bernardus Maria van (roepnaam: Ben; Amsterdam 26 juni 1927 – Lage Vuursche 9 december 2008; begr. Utrecht Sint Barbara) was van 1970 tot 1980 pastoor van de Rooms Katholieke Sint Clemensparochie in Steenwijk.
Zanddijk: plaatselijke benaming voor de Heerendijk bij Zuid­veen. Deze dijk is opgegaan in de tegenwoordige Blokzij­lseweg.
Zandstra, Evert (Lippenhuizen gem. Opsterland 25 december 1897 – Bennekom 4 augustus 1974), onderwijzer, schrijver. Was onderwijzer te Beets, Terhorne en Santpoort Noord. Ontwikkelde zich als schrijver van romans en landschapsstudies waarin hij zijn sociale bewogenheid en liefde voor de natuur liet uitkomen, zoals in Onbekend Nederland (1959). Schreef ook over de prehistorische mens, zoals in Tenten bij de beek (1965).
zang. Voor een overzicht van zang, zanggroepen en koren, wordt verwezen naar SW p169-179, alsook naar hoofdstuk 15.
Zanten, Machiel Antonius van (roepnaam: Ton; Steenwijk 14 september 1954), arbeidstherapeut. Medeoprichter en bestuurslid (1984-1986) van de HVS.
Zanten, Piet van (Steenwijk 12 februari 1939), leraar. Begon als onderwijzer, was van 1963-1993 leraar geschiedenis, engels en maatschappijleer aan de Openbare Mavo-school in Emmeloord. Gaf van daaruit vele jaren les in het volwassenenonderwijs in Dronten en Lelystad. Schreef over historische gebeurtenissen in Steenwijk en, onder de rubriek Monument in beeld, over diverse gebouwen en monumenten in het boek Stad en Wold (1999).
Zee, Roelof van der (Jubbega-Schurega 9 januari 1909 – Heerenveen 1 september 1990), onderwijzer, schrijver. Was van 1931-1974 onderwijzer, sinds 1946 hoofd van School B aan de Paardenmarkt te Steenwijk. Steunde diverse maatschappelijke en culturele activiteiten en was enige jaren voorzitter van het Frysk Selskip Jan fen ‘e Gaestmar. Schreef sinds 1946 enkele romans, een revue, gedichten en verhalen, een kinderboek en een toneelstuk. Ref.: SW p407.
Zekte: van oorsprong een bronbeekje dat voor een betere afwa­tering is vergraven tot een greppel. De Zekte ontspringt ten zuiden van Wittelte en mondt na 3 km uit in de Wapserveense Aa. De naam houdt waarschijnlijk verband met het werkwoord 'zijgen' (doortrekken).
Zendemarkt: Steenwijker jaarmarkt die sinds 1987 wordt gehouden op de laatste dinsdag van april. De naam komt van ‘zende’ (zeis) en benadrukt de gerichtheid op het boerenbedrijf. Zie ook: markten.
zerkenboek: register van grafstenen dat zich in het archief van de Hervormde Gemeente bevindt. In 1658 begon Teunis Stockop met een ‘Serckeboeck’ waarin aantekening werd gehouden van wie er op een bepaalde plaats in de Grote Kerk was begraven. Ref.: SO p22-23.
zetwal (of: legakker): een lange smalle strook land in een veenderij, ook wel rib geheten, die gebruikt wordt om daarop de gewonnen turf te laten drogen. Zie ook: trekgat.
ziekenauto; zie: ambulance.
ziekenfonds. Over de geschiedenis van het ziekenfonds in Steenwijk, zie: HM 2003 n3 p102-113.
ziekenomroep; zie: Omroep voor Zieken en Ouderen.
Zijldiep: het water dat voerde naar de Grote Zijl, een voorma­lige uitwateringssluis te Blokzijl. De oudste vermel­ding da­teert van 1363: “Groeten Zijl ende dat Zijl­diep”. Blij­kens een bericht uit 1429: “op ten Zuyden Zylldiep”, gaat het om het Zuiderdiep; zie daar.
zilversmeden. De meest bekende Steenwijker families van goud- en zilversmeden waren Bijkamp en Stuart; zie daar. Zie ook: stadszilver.
Zoeghart, Jacob (roepnaam: Jaap; Steenwijk 11 januari 1911 – Steenwijk 11 februari 2009), werktuigkundige. Werkte van 1944 tot 1976 bij de Coöperatieve Landbouwbank, de laatste jaren als chef van de technische dienst. Schreef: De brandstofloze motor van Wardenier (2000). Ref.: HM 2000 n2 p37-46, OSC 28 november 1997.
Zoer, Frederik (roepnaam: Fred; Hengelo 2 maart 1937 – Steenwijk 22 januari 1987), leraar, beeldend kunstenaar. Was van 1958-1968 grafisch ontwerper bij Cebeco, daarna tekenleraar aan de Mavo in Wolvega en sinds 1972 leraar tekenen aan de RSG te Steenwijk. Schilderde in diverse technieken, veelal met bomen als onderwerp. Deed daarnaast vrij werk, publiciteitsvormgeving en decorontwerp. Ref.: BN.
Zomer, Jan (Zuidveen 9 december 1767 – Steenwijk 27 juli 1839), jurist. Was van 1811-1813 maire van Steenwijk, sinds 1813 notaris en vanaf 1825 (de eerste) burgemeester van Steenwijk, tot aan zijn dood. Daarnaast was hij lid van de Commissie voor Landbouw in Overijssel, lid van Provinciale Staten en erelid van de Maatschappij van Weldadigheid.
Zomer in de Kop: jaarlijks magazine uitgegeven door Boom regionale uitgevers in samenwerking met de gemeente Steenwijkerland, de VVV Kop van Overijssel en de Handelsvereniging Steenwijk. Het geeft toeristische informatie over zomeractiviteiten in de regio.
zomerweg: tot ver in de 19e eeuw een pad van Steenwijk naar Meppel, dat alleen ’s zomers begaanbaar was. Het liep als Gelderse Pad over de Steenwijker Kamp, via de Bootmansweg en Nijeveen naar de oude Steenwijkerstraatweg ter hoogte van de Paradijssluis. Het alternatief, vóór het gereedkomen van de Meppelerweg in 1830, was de oude postweg die via de Bultenpostweg bij Havelte liep.
Zonnehoek: voormalige zeer fraaie villa in 1905 gebouwd in art-nouveaustijl aan de J.H. Tromp Meestersstraat te Steenwijk. Het ontwerp was van de Steenwijker architect B. Rouwkema, met inbreng van sommige elementen door de Kamper architect G.B. Broekema. Opdrachtgever en eerste bewoner was de specerijenfabrikant B.J. Polak. Op 22 september 1986 werd de villa door brand verwoest en niet weer opgebouwd. Op dezelfde plaats verrees een gelijknamig gebouw met negen wooneenheden. Ref.: SO p78; SW p89.
Zonnekamp: verpleeg- en verzorgingscentrum, sinds 1998 aan de Oyershoeve te Steenwijk. Het bestaat uit een verpleegafdeling voor 120 personen, een verzorgingshuis voor zestig ouderen, elf inleunwoningen en 94 aanleunwoningen. Het werd voorafgegaan door een tehuis met dezelfde naam aan de Prinses Margrietstraat, dat van 1966-1997 dienst gedaan heeft. Zie ook: R. Boelens, U. Koenen. Ref.: SW p409.
Zonnetocht: autotocht voor bejaarden, voor het eerst georganiseerd door particulieren in 1927 op initiatief van Hendrik Rijkmans. Deze tochten hadden de Markt in Steenwijk als vertrekpunt en werden in 1968 voor het laatst gehouden. Zie ook: Gouden Knopentocht.
Zuiderbolwerk; zie: Jan Snoeks Bolwerk.
Zuiderdiep: breed water van ongeveer 3 km lengte dat Blokzijl ver­bindt met het Giethoornse Meer. In 1429 wordt het genoemd als “Zuyden Zylldiep”. Ref.: WWN p84.
Zuidermeenthe: het zuidwestelijk deel van de Steenwijker Meenthe (zie daar), gelegen tussen de Steenwijker Aa en de Tukseweg. De Zuidermeenthe bestaat uit de Kleine Meenthe, Schurfkampen, Heerenslagen, Voorslagen, Achterslagen en De Stukken.
Zuidveen (plaatselijk: Sevéne): dorp in de gemeente Steenwijkerland, ruim 1 km zuidwestelijk van Steenwijk, met bijna 600 inwoners. In 1832 werd het kadastraal aangeduid als sectie I van de voormalige gemeente Steenwijkerwold; een klein deel behoorde tot de gemeente Steenwijk. Zuidveen is ont­staan door de ontginning en vervening van de ve­nen ten zuiden van Steenwijk. Het werd in 1386 voor het eerst vermeld als Zuyt­vene en had al in de 17e eeuw een eigen school. In 1877 en in 1988 werd deze geheel vernieuwd. Ref.: D. Weijdema. Uit de geschiedenis van een turfgraversdorp (1986). Zie ook: Hoevendijk.
Zuidveense Aa (ook Zuidvenersloot genoemd); zie: Langesloot.
Zuidveense Achtervenen (of kortweg: Achtervenen): de veenlanden van Zuidveen ten zuiden van de Dwarssloot. Dit, in tegenstel­ling tot de landen ten noorden van de Dwarssloot, die de Binnenvenen werden genoemd.
Zuidveensebrug: vaste houten brug over de voormalige Langesloot te Zuidveen, in 1949 afgebroken. Zie ook: Hogewaterensbrug.
Zuidveense Landen en Kraggen: veenlanden ten zuidwesten van Zuidveen, tussen de Langesloot en de Giethoornseweg.
Zuidveenseweg: oorspronkelijk de weg van Steenwijk naar Zuidveen, die in 1872 met veldkeien bestraat werd en in 1884 alsnog met klinkers. In 1900 werd het verlengde, de weg naar Giethoorn, met klinkers bestraat. In 1904 werd het weggedeelte in Steenwijk omgedoopt tot Gasthuislaan. Sinds 1952 is de Zuidveenseweg een zeer drukke verkeersweg door de kern van Zuidveen, onderdeel van de N333 tussen de Blokzijlseweg en de Schansweg.
Zuil, Reinder (roepnaam: Rein; Willemsoord 9 juli 1932 – Willemsoord 19 augustus 1999), winkelier, suppoost. Was, na sluiting van zijn kruidenierswinkel in Willemsoord, van 1981 tot 1995 suppoost van de Oudheidkamer Steenwijk. Was vele jaren actief voor dorpsbelangen, voetbalvereniging, sociaal – en bejaardenwerk in Willemsoord. Ref.: OSC 16 december 1994.
zuivelfabrieken; zie: Eensgezindheid, Ons Belang.
Zwaga, Anne Cornelis (Witte Paarden 16 januari 1923 – Zaandam 15 juli 2007), leraar. Was van 1950-1982 leraar Nederlands aan het Zaanlands Lyceum, daarnaast een verdienstelijk fotograaf van landschap en natuur in zijn geboortestreek.
Zwaga, Femmigje Maria (roepnaam: Femmy, gehuwd met J.J. Bollen; Witte Paarden 7 december 1925), gemeenteambtenaar. Voor haar moed, betoond als jonge koerierster in het verzet tijdens de 2e WO, ontving zij in 2000 de gemeentelijke erepenning.
Zwanennest Bolwerk (ook: Westerbolwerk of Hoge Tin genoemd): in 1627 aangelegd aan de westzijde van de stad. In 1870 volledig afgegraven voor woningbouw en voor de aanleg van de Kornputsingel. Op het bolwerk stond een molen, De Koorndrager, ernaast een gebouw met een puntdak, de Hoge Tin.
Zwaore, ‘t: oude veldnaam van zware bouwgrond aan de zuidkant van de Lange Muddenweg op de Steenwijker Kamp.
Zwart, Hermanus Johannes de (Groningen 22 mei 1862 – Wirdum gem. Loppersum 7 september 1932) was van 21 oktober 1900 tot 14 oktober 1907 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente van Steenwijk.
Zwarte Dood: de grootste pestepidemie ooit voorgekomen. Van 1348 tot 1352 zou een kwart van de bevolking van Europa hierdoor zijn omgekomen. Ref.: HM 2010 n1 p22-28. Zie ook: flagellantisme.
Zwarte Paard, Het: voormalige herberg aan de noordzijde van de Zuidveenseweg, tegenover de Schoolweg, in Zuidveen.
Zwarteweg: van 1924-1945 de naam van de Prins Bernhardstraat, in de tijd dat deze nog met sintels verhard was. In de middeleeuwen maakte deze weg deel uit van de oude heirweg naar Duitsland.
Zweerde, Antonie van der: stadsomroeper van Steenwijk van 1819 tot 1825. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Zwege, Ter: voormalige erve in de nabije omgeving van Tuk.
zwemsport. Het eerste zwembad in Steenwijk werd op 20 mei 1934 geopend. Deze Nuts Bad- en Zweminrichting, achter het Slingerbosje, was een onverwarmd open zwembad met een strandje. Het werd in het kader van de werkverschaffing tot stand gebracht in opdracht van de gemeente Steenwijk en onder directie van het Ingenieursbureau v/h J. van Hasselt en De Koning. Van 1968-1971 was er een eenvoudig verwarmd zwembad in twee lokalen van de voormalige School C, thans jongerencentrum De Buze. Op 25 september 1971 werd het eerste verwarmde overdekte zwembad De Westwijck in gebruik genomen. Dit bad, en ook het andere, De Oostwijck, werden in 1992 vervangen door een ‘tropisch zwemparadijs’, De Waterwijck. De Westwijck aan de Vendelweg werd in 1992 gesloten en maakte plaats voor een nieuwe brandweergarage. Voor een overzicht van de Steenwijker zwemsportgeschiedenis zie: HM 1992 n1 p8-30; SW p97-114.
zwerfstenen: veldkeien die tijdens de voorlaatste ijstijd door gletsjers uit Scandinavië zijn meegevoerd en in de omgeving van Steenwijk in groten getale zijn achtergebleven. De steenhandel was hier vroeger een belangrijke bron van inkomsten. Zeer vele stenen zijn, al of niet in stukken geklopt, versleept, verhandeld en verscheept naar Holland. Ze werden gebruikt als bestratings- en oeververdedigingsmateriaal. Zie ook: Dynselakker, Geologisch Monument Wolterholten, Steenakkers, steenboete, steenpunten, Steenwal.
Zwolle: hoofdstad van de provincie Overijssel en daarmee het bestuurlijk en administratief centrum van de provincie. Bovendien zijn er instellingen gevestigd die van belang zijn voor de kennis van kunst, cultuur en geschiedenis.
Zwolse Courant; zie: Steenwijker Dagblad.

Zyrick; zie: Sierck.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten