Totaal aantal pageviews

zaterdag 26 juli 2014

Lexicon A-I

STEENWIJK VESTINGSTAD; lexicon deel A-I

aa (ook: a, ae, ee, ie of ij): aanduiding voor een ‘water’ of ‘waterloop’. De algemene verbreiding ervan in het gehele Germaanse taalgebied wijst op hoge ouderdom. De vormen ‘ee’, ‘ie’ en ‘ij’ zijn Friese varianten. Verschillende wateren in de omgeving van Steenwijk worden kortweg ‘Aa’ genoemd; voor het onderscheid is het beter om de volledige namen te gebruiken.
De Steenwijker Aa was het belangrijkste riviertje in de direc­te omgeving van Steenwijk. Door kanalisatie is de oor­spronkelijke loop nauwelijks meer te herkennen. De bovenloop wordt gevormd door de Vledder Aa en de Wapserveense Aa; deze beide takken zijn eveneens gekanaliseerd. Het water dat Zuidveen verbond met de Steenwijker Aa werd Zuidveense Aa genoemd. Ongeveer 5 km zuidwestelijk van Steenwijk voegde zich ooit een water samen met de Steenwijker Aa dat er over enkele kilometers evenwijdig aan liep en ook Aa werd genoemd. Ter onderscheid sprak men daar van Olde Aa en Nije Aa. De dijk op de linkeroever van de Steenwijker Aa heette dan ook Tusschen Aa(n)dijk en de landerijen aldaar heetten Tusschen Anen en Slagen. 
Aa; zie: Nije Aa, Olde Aa, Steenwijker Aa, Vledder Aa, Wapserveense Aa en Zuidveense Aa.
Aa-brug: voormalige houten brug over de Steenwijker Aa, genoemd in 1336, in de oude heirweg bij de tegenwoordige Aastraat. De oude Aa-brug raakte in onbruik na de aanleg (kort vóór 1395) van de Steendijk en de Woldbrug; zie daar.
aardewerk; zie: ESKAF.
aardgas. In 1952 werd Steenwijk als één van de eerste gemeenten in Nederland aangesloten op het aardgasnet. De gasfabriek aan de Tukseweg werd kort daarna afgebroken. Het duurde tot 1965 dat ook het buitengebied (Willemsoord, Witte Paarden, Eesveen en Kallenkote) van aardgas werd voorzien.
Aarmhuus; zie: Rusthuis.
Aarmoertien: veldnaam van een stukje land aan de Harm Wichersweg te Zuidveen. Behoorde ooit aan de diaconie van de NH kerk. De naam is samengesteld uit ‘arm’ en ‘oerthe’.
Aartsen, Gerrit (Harderwijk 27 juni 1922 – Kallenkote 6 oktober 1944), spoorwegarbeider. Werd, wegens een gebleken verandering op zijn persoonsbewijs, door de bezetter gefusilleerd. Ref.: HM 1994 n4 p123-125.
Aberson: van oudsher bekende Steenwijker familie van timmerlieden en aannemers van restauratiewerken. De voorouders zijn afkomstig uit de Gelderse Achterhoek: (1) Lodewyck Abreson (Haltern ca. 1640 – Ruurlo ca. 1727), gehuwd met Henrina Elverink; (2) hun zoon: Wilhelmus Aberson (Ruurlo ged. 18 november 1714 – Warnsveld 2 maart 1805), gehuwd met Geesken Willems; (3) hun zoon: Gerrit Willem Aberson (Steenderen ged. 8 december 1737 – Baak 15 november 1781), boer, gehuwd met Reintjen Hiddink. Hun zoon legde de grondslag voor het bedrijf in Steenwijk: (4) Gerrit Jan Aberson (Steenwijk 3 januari 1765 – Steenwijk 14 mei 1825), timmerman, gehuwd met Annigje Hendriks; (5) hun zoon: Gerrit Willem Aberson (Steenwijk 19 december 1805 – Steenwijk 11 oktober 1862), timmerman, gehuwd met Jantien de Boer; (6) hun zoon: Hendrik Aberson (Steenwijk 25 augustus 1833 – Steenwijk 31 juli 1893), timmerman, gehuwd met Angenes Hagen; (7) hun zoon: Gerrit Jan Aberson (Steenwijk 12 november 1876 – Steenwijk 22 september 1955), aannemer (hij was in 1914 de bouwer van de huidige spits van de Sint Clemenstoren), gehuwd met Hendrika Ras; (8) hun zoons: Hendrik en Arend; zie daar.
Aberson, Andries (kleinzoon van Gerrit Willem (5) Aberson; Steenwijk 11 februari 1871 – Bilthoven 10 mei 1931), huisschilder, fabrikant. Assisteerde in 1899 Co Breman met het maken van de wandschilderingen in Rams Woerthe en maakte zelf enige wandschilderingen in het toenmalige café van Cornelis Vredenduin (later café Otten, thans Koningsstraat 4). Begon een verffabriek in de Gasthuisstraat. Richtte in 1917 de Hollandsche Boek- en Drukinktfabriek op aan het Steenwijkerdiep, later ’t Anker geheten. Ref.: HM 1996 n2 p63.
Aberson, Arend (jongste zoon van Gerrit Jan (7) Aberson; roepnaam: Arry; Steenwijk 3 januari 1921 – Bloemendaal 14 augustus 2007; begr. Steenwijk AB), civiel ingenieur. Was tot 1976 firmant bij zijn broer Hendrik, later directeur van Algemeen Aannemings Bedrijf Aberson Lelystad.
Aberson, Hendrik (oudste zoon van Gerrit Jan (7) Aberson; roepnaam: Henk; bijnaam: Lange Hendrik; Steenwijk 9 maart 1915 – Steenwijk 25 juli 1976), aannemer, houthandelaar. Bouwde het familiebedrijf uit met specialisatie in het restaureren van monumentale gebouwen. Bekleedde diverse maatschappelijke functies en was van 1967 tot 1976 gemeenteraadslid voor de VVD. Ref.: SW p433-434.
Aberson Steenwijk BV: aannemersbedrijf gevestigd aan de Dolderweg 32 te Steenwijk. Het bedrijf werd in 1986 overgenomen door H.J. van den Brink. Zie verder hoofdstuk 17.
Achterbuurt; zie: Witte Paarden (2).
Achter de Kerk (dialect: Achter de Kaarke): voormalige volksbuurt aan de westzijde van de Sint Clemenskerk. In 1903 vond hier een grote brand plaats. Deze achterstandswijk met ongeveer 130 één- à tweekamerwoningen werd in de jaren 1925-1930 gesaneerd. Ref.: HM 2005 n3 p92-93. Zie ook: Tranendal.
Achterhoek: voormalig woonbuurtje bij de Goorsteeg in Zuidveen.
Achterlanden, De: kadastrale aanduiding (1832) van landen tussen Eind van ’t Diep en Nederland.
Achterslagen: noordwestelijk deel van de Zuidermeenthe, in het begin van de 21e eeuw ingericht als bedrijvenpark. Zie ook: Voorslagen.
Achterveld: het land achter de voormalige erve Remmelinge in Tuk.
Achtervenen; zie: Zuidveense Achtervenen.
ACM; zie: Landbouwbank.
Adelaar, De: voormalige sigarenfabriek (1926-1950), opgericht door B. Brinkman; zie daar.
Aekingerbroek (vroeger ook: Friese Broek): brongebied van de Vledder Aa en daarmee ook van de Steenwijker Aa.
Afsluitdijk. Aan de IJsselmeerzijde van het monument aan de Afsluitdijk bevindt zich een groot bronzen reliëf (1933-1935) van de in Steenwijk geboren beeldhouwer Hildo Krop, met de bekende spreuk: Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst.
Agrifac; zie: Cebeco.
Agrifirm; zie: Landbouwbank.
Agritech; zie: Cebeco.
Akse: een in Steenwijkerwold voorkomende familienaam. Ref.: HM 1987 n2 p62-63.
Alberda, Jelle Eeltje (Ysbrechtum 24 mei 1862 – Steenwijk 13 mei 1947), manufacturier. Oprichter van de textiel- en lingeriezaak Arink (1893-2005) in de Oosterstraat te Steenwijk. Ref.: SW p507.
Alberts, Aafje (Lutjebroek? ca. 1740 – Steenwijk 17 april 1809), vroedvrouw. Was van 1779-1787 en van 1796-1809 stadsvroedvrouw van Steenwijk. Ref.: Jb. CBG 2004 p129-154.
Algemeen Belang; zie: Vereeniging voor Volkshuisvesting Algemeen Belang.
Algemene Begraafplaats (1; ook: Oude Begraafplaats): aan de Meppelerweg 79 te Steenwijk, aangelegd in 1829, uitgebreid in 1935, oppervlakte 2.4 ha; gemeentelijk monument. Het register van begrafenissen in de periode 1830-1904 bevindt zich in het Gemeentearchief Steenwijkerland. Ref.: SO p 82-83, 87. (2): De Nieuwe Landen te Kallenkote 77, sinds 1980 als uitbreiding op voorgaande, 2.6 ha. (3): aan de Oldemarktseweg 177, bij de Hervormde Kerk te Steenwijkerwold, 0.7 ha; gemeentelijk monument. (4): Het Thijhof aan de Oldemarktseweg te Steenwijkerwold, als uitbreiding op voorgaande. (5): Kallenkote-Oud, tegenover De Nieuwe Landen; de oorspronkelijke begraafplaats van Kallenkote en Onna, 0.4 ha; gemeentelijk monument. (6): aan de Schoolstraat te Scheerwolde. Zie ook: begraafplaatsen.
Alts, Oyer (? – Emden 19 augustus 1584) was van 1562 tot 1569 de eerste ‘evangelische’ predikant van Steenwijk. Ref.: HM 2002 n3 p70-73.
Alutarius, Hiëronimus (Woerden 1619 – Gorinchem 1663) was van 1647 tot 1651 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk. Ref.: HM 1997 n1 p2-7.
ambachtsgilden; zie: gilden.
Ambachtsschool (na de 2e WO: Lagere Technische School): op 3 oktober 1903 in gebruik genomen school voor lager technisch onderwijs aan de Stationsstraat te Steenwijk. Het oorspronkelijke gebouw werd vervangen door een nieuwe school, die in 1964 gereed kwam en in 1970 maar liefst 565 leerlingen telde. De LTS fuseerde in 1990 met de Capelleschool tot De Wissel, gevestigd aan de Stationsstraat. Ref.: G.M. Laar en H. Spreen. Van Ambachtsschool tot RSG: honderd jaar openbaar, neutraal-bijzonder en buitengewoon onderwijs in Steenwijk (2004).
Ambonezen; zie: Beenderribben.
ambulance. De eerste ziekenauto in Noordwest-Overijssel (1938) was van het autobedrijf van de gebroeders Jubbega aan de Burg. Goeman Borgesiusstraat.
Amsterdamselaan: landweg aangelegd door de Maatschappij van Weldadigheid, genoemd naar de in 1865 gebouwde modelboerderderij Hoeve Amsterdam, 2 km ten noordoosten van Willemsoord. Ref.: SN p4.
Andreas (ook: Andries; 1e eeuw n.C. - 62 n.C.), apostel, beschermheilige van Steenwijkerwold. Was, evenals zijn broer Simon (Petrus), visser en volgeling van Jezus. Hij is de beschermheilige (schutspatroon) van de vissers, waterdragers en touwslagers, sinds 750 in het bijzonder ook van Schotland. Sint Andreas wordt op 30 november herdacht. In de kunst wordt hij uitgebeeld als grijsaard met gespleten baard, een X-vormig kruis omarmend waarop hij, volgens de overlevering, zou zijn gekruisigd. De Andreaskruisen vormen een essentieel onderdeel van het wapen van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. De Hervormde Kerk (2) in Steenwijkerwold was aan hem gewijd.
Ane, Slag bij: vond plaats op 28 juli 1227 ten zuidwesten van Coevorden. Hierbij wilde bisschop Otto II van Lippe, met een ridderleger, Rudolf (kastelein van Coevorden) onderwerpen om zijn gezag in Drenthe te versterken. In deze veldslag, waarbij ook ridders uit Steenwijk en omgeving (zoals Cornelis van Steenwijk en Herwen van der Eze) betrokken waren, werden de bisschop en zijn ridders door het Drentse landvolk verslagen, het moeras ingedreven en gedood. Zie ook: Ansen.
Anen en Slagen; zie: aa.
anker: zinnebeeld van de hoop en het godsvertrouwen; in Steenwijk is het een essentieel element in het stadswapen.
Anker, Abraham van: stamvader van de Van der Lindens in de omgeving van Wolvega en Steenwijkerwold. Beschreven door L. van der Linden (1985).
Anker, Het: naam van de voormalige koren- en houtzaagmolen van Kuiper aan de Prins Bernhardstraat. De molen werd in 1854 gebouwd op de plaats van de vroegere Gheert Stevensmolen (zie daar) en werd in 1923 buiten gebruik gesteld. Het jaar daarop gingen de bovenbouw en wieken verloren; de gemetselde onderbouw bestaat nog.
Anker, Stoomverffabriek ‘t: In 1917 opgericht door A. Aberson voor de productie van verf, vernis, drukinkt en kunsthars. Aanvankelijk gevestigd aan de Gasthuisstraat, later aan het Steenwijkerdiep. In 1939 overgenomen door C.F. Lampe, in 1985 opgeheven. Ref.: HM 1995 n1 p11-17.
Anloo: de oude hoofdplaats van het dingspel Oostermoer, aan de weg van Groningen naar Coevorden. Het kerspel Anloo werd in 1139 gesticht vanuit het kapittel van Sint Pieter in Utrecht. Van de 13e tot de 16e eeuw werd valkenpacht afgedragen door de kerk van Anloo aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Ref.: HM 1989 n4 p99-101.
Ansen: buurtschap aan de oude heirweg tussen Steenwijk en Ruinen. Nadat bisschop Otto II van Lippe in 1225 was omgekomen in de Slag bij Ane, trok in 1228 zijn opvolger, Willebrand van Oldenburg, met een hoofdleger vanuit Steenwijk opnieuw de Drentse legers tegemoet. Dit bloedig treffen kreeg bekendheid als de Slag bij Ansen en Ruinen.
ansichtkaarten: de meest voorkomende namen op oude ansichtkaarten van Steenwijk en omgeving zijn: Cordes, Culp, Hogewind, Houwer, Hovens Gréve, Kalsbeek, Keizer, van Kerkvoorde en Hollander, Logtmeier (L.U.S.), Memelink, Nieweg, Siermann, Spanjaard, Terpstra en Wietsma; zie daar. Als uitgevers van kaarten waren zij boekhandelaar, fotograaf of beide. De oudste ansichtkaarten van Steenwijk dateren van 1899. Bekende boekjes met reproducties van oude ansichtkaarten zijn: H. Bruinenberg. Steenwijk in oude ansichten (1971) en G. Scheenstra. Steenwijk in oude ansichtkaarten (2008). Ref.: HM 2009 n3 p10-25. Zie ook: fotografen.
Anthonisz, Adriaan (bijnaam: Metius; Alkmaar 1541 – Alkmaar november 1620), ingenieur, burgemeester. Was vanaf 1567 werkzaam als landmeter en kartograaf en van 1574-1578 als burgemeester en schepen van Alkmaar. In dienst van de Generaliteit inspecteerde hij de vestingwerken en ontwierp verbeteringswerken; in 1597 inspecteerde hij de vesting Steenwijk.
Antink, Jan Hendrikus (Buiksloot 7 oktober 1843 – Eefde 2 oktober 1918) was van 1878 tot 1881 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Antiquum Forum: verlatijnste vorm van ‘Oldemarkt’ in 15e-eeuwse stukken.
Apostolisch Genootschap, Het: kerkgenootschap, sinds 1931 in Steenwijk en sinds 1957 met eigen kerkgebouw aan de Burg. H.G. Reinenstraat 1 te Steenwijk.
Apotheker, Harm Haijo (roepnaam: Hayo; Loppersum 5 juni 1950), planoloog, burgemeester. Was wetenschappelijk onderzoeker stadsvernieuwing aan de RUG (1974-1977) en onderzoeker en adviseur VNG (1977-1980). Vervolgens burgemeester van Muntendam (1980-1988), Veendam (1988-1993) en Leeuwarden (1993-1998). Daarna minister van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij (1998-1999). Sinds 2000 waarnemend burgemeester van Steenwijk en van 2001 tot 2010  burgemeester van Steenwijkerland. Ref.: Parlement en Politiek; WWN2.
Appelshof; zie: ‘t Goor.
arbeidersbeweging. De opkomst van de arbeidersbeweging in Steenwijk en omgeving hing samen met de stakingen van veenarbeiders vanaf 1845. Ref.: G.J. Harmsen e.a. Van turf en tabak tot plastic buizen; uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging in Steenwijk en omstreken (1991).
arbeiderskampen; zie: rijkswerkkampen.
arbeidsvoorziening; zie: werkvoorziening.
archeologie; zie: WAS en hoofdstuk 3.
archeologische monumenten: in het landschap herkenbare overblijfselen van prehistorische culturen. In Steenwijk en omgeving zijn 32 archeologische monumenten geregistreerd: 16 onder Eesveen, 5 in Steenwijk, 6 in Steenwijkerwold en 5 onder Willemsoord. Het betreft: celtic fields, grafheuvels, hunebedden, prehistorische nederzettingen en vuursteenvindplaatsen. Sommige zijn als rijks- of gemeentelijk monument beschermd.
archieven van belang voor de bestudering van de geschiedenis van Steenwijk en omstreken zijn: Gemeentearchief Steenwijkerland (zie daar), Historisch Centrum Overijssel (zie daar), Nationaal Archief en Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag, Utrechts Archief te Utrecht, Drents Archief te Assen en Tresoar te Leeuwarden. Gegevens van vóór de invoering van de Burgerlijke Stand moeten in de kerkelijke archieven gezocht worden. Verder beschikt De Opregte Steenwijker Courant over een microfichebestand van alle sinds 1869 verschenen edities.
architecten die voor Steenwijk en omgeving markante gebouwen hebben ontworpen: G.B. Broekema, G.F. la Croix, A. Edinga, A.L. van Gendt, B. Haveman, T.F. Hulstijn, H.J. van Ommen, W.A.M. ter Riele, B. Rouwkema en J.H. Ruiter; zie daar. Verder: Batenburg en Van Zanten (Sint Clemensschool), D. Bijkerk (Beth-El), A.G. Boost (Johan van den Kornputkazerne), K.H. van Brederode (stationsgebouw), G.C. Bremer (Kunstbunker), L.H.D. Buchta (De Meenthe), J.F. Crouwel (postkantoor), B.W.J. Deppe (Windesheim), A. van Driesum (Casa Nostra), J. Grunstra (De Meenthehof), J. Jans (Capelleschool), K. Leijh (gemeentehuis), E. van Linge (Engelse Sleutel), J. van Lokhorst (Rijks HBS), J.B. Radstake (Gereformeerde Kerk), A. Tepe (R.K. Sint Clemenskerk) en H. de Waal (De Wilg).
Ardesch, Gerard (Ommen 31 maart 1951), mediaondernemer. Was ooit diskjockey (Jerry Jetson) van Avro’s Top Pop. Sinds 1977 eerste voorlichter van de gemeente Steenwijk en industriepromotor (actie Tipgever). Organiseerde 1980-1981 de viering van Steenwijks Ontzet, met tien dagen lokale televisie. Sinds 1987 bij Koninklijke Boom uitgevers, verantwoordelijk voor de uitgave van de OSC en de lokale kabelkrant Nieuws TV. Oprichter van tv-productiebedrijf Noordkaap (2001) en tv-zenders TV Oranje (2005) en Brava HDTV (2007).
Arembergergracht: kanaal van Zwartsluis naar het Giethoornse Meer, aansluitend op de Wetering. Het werd gegraven tussen 1548 en 1568 op last van Jean de Ligne, graaf van Aremberg, als een veilig alternatief voor de vaart met kleine schepen over de Zuiderzee. Ref.: D.M. van der Schrier. De Arembergergracht en het Hoge Moer (1982).
Arink, Berend Jan (Zwolle 3 april 1889 – Steenwijk 31 augustus 1965), manufacturier. Opvolger van Jelle Alberda en naamgever van textiel- en lingeriezaak Arink (1893-2005) in de Oosterstraat op nummers 31-37 te Steenwijk. Ref.: SW p507.
Arkel, Jan IV van (1314 – Luik 1 juli 1387), bisschop. Was van 1342 tot 1364 bisschop van Utrecht. Gaf in 1349 het Nedersticht in pand aan Frederik van der Eese. Na 1351 wist hij zijn positie te verstevigen. Hij verleende stadsrechten (1354) en dijkrecht (1363) aan Vollenhove, drie vrije jaarmarkten (1358) aan Steenwijk, brak de macht van de adel in het Oversticht en werd bekend door de inneming (1362) van het kasteel van Zweder van Voorst bij Zwolle. In de Domkerk van Utrecht is een aan hem gewijde kapel. Ref.: HM 1993 n1 p3-9; C.A. Rutgers. Jan van Arkel, bisschop van Utrecht (1970).
armenhuis; zie: armenzorg; Rusthuis.
armenschool: school voor kinderen van minder draagkrachtige ouders. Vóór de invoering van de nationale schoolwet van 1806 genoten de meeste kinderen geen regulier onderwijs. De aanduiding ‘armenschool’ bleef nog tot in de 20e eeuw in gebruik. Zie ook: School C.
armenzorg: in de middeleeuwen een taak die door burgers werd uitgevoerd vanuit het Gasthuis; zie daar. In 1827 werd op dezelfde plaats aan de Gasthuisstraat een armenhuis gesticht vanuit de Hervormde Gemeente Steenwijk. Het werd in 1870 vervangen door een nieuw tehuis aan de Kornputsingel, gebouwd door J. Voerman. Dit heette sinds 1929 Stichting voor Liefdadigheid en van 1953 tot de afbraak in 1965: Rusthuis. Zie ook: bedelarij, brooduitdeling, Scherwolde, Weldadigheid.
art nouveau (ook: Jugendstil): Europese kunststijl van omstreeks 1900 met bijzondere aandacht voor gestileerde decoratieve elementen, veelal ontleend aan de vorm van bloemen en planten. Twee monumentale villa’s in Steenwijk in deze stijl kregen grote bekendheid: Ramswoerthe (1899) en Zonnehoek (1905); zie daar. Ook het voor Spijkervet gebouwde woonhuis aan de Markt 24, een rijksmonument, is bezienswaardig.
ASTA-orgel: het grootste theater-concertorgel van ons land, sinds 2001 maandelijks te beluisteren in de evenementenhal van De Meenthe in Steenwijk. Het is afkomstig uit het voormalige ASTA-Theater (genoemd naar de Deense actrice Asta Nielson) in Den Haag. Het werd gebouwd in 1930 door de firma Blaisse&Strunk te Rotterdam en diende ter begeleiding van de stomme films uit die tijd. De in 1970 opgerichte Nederlandse Orgel Federatie heeft het instrument van de ondergang behoed en gezorgd dat het naar Steenwijk kwam. Het werd van 1993-2001, onder leiding van G. van Rossum, opnieuw opgebouwd en sindsdien onderhouden. Het wordt bespeeld met 4 manualen en een 30-tonig pedaal. Het orgel is 15 m breed, 6 m hoog en weegt 20 ton. Het heeft 29 rijen pijpen en een scala aan bijzondere geluidseffecten waarmee allerlei soorten muziek gespeeld kunnen worden. Met deze herbouw en regelmatige bespeling van het orgel is een belangrijk stuk nationaal cultuurgoed behouden gebleven.
atletiek. Voor een kort historisch overzicht van de atletiek in Steenwijk, zie: SW p417-418.
Augusteijn, Joost (Veenendaal 19 november 1932), leraar. Was sinds 1957 leraar wiskunde in het voortgezet onderwijs, eerst in Nijverdal en van 1962 tot 1992 in Harderwijk. Studeerde daarna cartografie aan de Universiteit van Utrecht. Publiceert in het tijdschrift Caert-thresoor en schreef onder meer: Kaarten in bijbels (1995) en enkele delen van de atlassenserie Historische plattegronden van Nederlandse steden (1997-2005). Auteur van hoofdstuk 7.
Auken, De (ook Aukenvaart): veensloot van ongeveer 2 km lengte, lopende van de Beulakerweg tot de Gasthuisdijk, ongeveer 1.5 km ten zuiden van Zuidveen, in het verlengde van de Dwarssloot.
auto. De eerste auto’s kwamen in 1905 op doortocht door Steenwijk. Jan Hendrik Tromp Meesters was in 1906 de eerste autobezitter in Steenwijk.
autobusdienst; zie: buslijnen.
Avank: pseudoniem van A. van Kampen; zie daar.
Avondtekenschool, Gemeentelijke: voor jongens die timmerman wilden worden. Tot 1903 in een lokaal achter het Swindermanpoortje in de Scholestraat en daarna tot 1970 in de Ambachtsschool.
Avondvierdaagse Steenwijk: jaarlijks sportevenement waarbij sinds 1954 op vier zomeravonden wandeltochten door Steenwijk en omgeving worden gemaakt.
Baak, Antonie van (Vollenhove ca. 1747 – Steenwijk 1812). Was meensman in Stad Vollenhove, griffier te Steenwijk en van 1811-1812 notaris te Steenwijk.
Baarlinger Zijldiep: voormalige oorspronkelijke benedenloop van de Steenwijker Aa, die tot in de 18e eeuw te Baarlo in de Zuiderzee uitmondde. Zie ook: Baarlo, Barenzijle.
Baarlo: buurtschap 1.5 km ten noordwesten van Blokzijl aan de oude Zuiderzeedijk, met ongeveer 50 inwoners. Had een dochterkerk van Vollenhove en vormde als Baarlo-Cuynredijck een kerspel dat in 1594 is opgegaan in het toen gestichte kerspel Blokzijl. Het oude ‘kerkhofje’ is zeer bezienswaardig.
Baars: buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, ruim 3 km ten noordnoordwesten van Steenwijk, met ongeveer 100 inwoners. Genoemd naar de in 1340 vermelde erve Baers, in de 19e eeuw nog aangeduid als Groote Baars, ook wel als Baarshoeve. De naam duidt op een open (niet bebost) gebied en komt van ‘baer’ in de betekenis van ‘bloot’. Baars had van 1868-1973, in het zuidwesten van de buurtschap, een eigen tweeklassige school. Deze is als woonhuis bewaard gebleven.
Baarsmolen: voormalige korenmolen, bijna 4 km ten noorden van Steenwijk, op de noordwestelijke helling van de Eiderberg. De molen, die al op 17e eeuwse kaarten is aangegeven, was in 1832 eigendom van Jan Gerrits Hof (1771-1846) en werd in de tijd (1850-1857) van de laatste molenaar, Jacobus Wicherson, afgebroken.
Baden, Frederik IV van (8 juli 1458 – Lier 24 september 1517), bisschop. Was van 1496 tot 1517 bisschop van Utrecht. Hij beval de magistraat van Steenwijk een keur uit 1502 te schrappen waarin bepaald werd dat geen burger zijn uiterste wil mocht kenbaar maken anders dan ten overstaan van twee schepenen. Ref.: BGO 1896 p193-201.
Baduhenna: gebied waar, volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, in 28 n.C. vele (sommige bronnen spreken van 900) Romeinse soldaten door de Friezen werden omgebracht. Hoewel door sommigen betwist, zou dit gebeurd kunnen zijn in het voormalige Friese Broek (thans Aekingerbroek), het brongebied van de Steenwijker Aa bij Wateren. De naam, die in 1493 nog als Waethorne (natte hoek) werd geschreven, zou destijds als Waadhenne uitgesproken en fonetisch als Baduhenna genoteerd kunnen zijn. Ref.: Westerheem 2002 n1 p28.
Bake, Henricus (Bremen ca. 1663 – Steenwijk 17 oktober 1706), predikant. Was van 1699 tot 1706 predikant bij de Hervormde Gemeente te Steenwijk. Ref.: HM 1994 n3 p99-102.
Bakensloot; zie: Giersloot.
Bakker, Michiel (Steenwijk 21 oktober 1899 – Steenwijk 8 augustus 1981), markthandelaar. Was visboer en voorzitter van de vereniging van markthandelaren in Steenwijk. Organiseerde de jaarlijkse tentoonstellingen van Handel, Ambacht en Industrie op de Markt, na 1954 op het Gedempte Diep. Was ook oprichter en voorzitter van het Bejaardenkoor Steenwijk. Ref.: SW p381.
Bakkersveld: voormalig bouwland (3,5 ha) in Tuk, in 1832 eigendom van bakker Hendrik Spitzen (1790-1871).
Balkan, De: vroegere volksbenaming van het westelijk deel van de Gasthuisstraat, zo genoemd naar een aldaar gevestigde drogisterij en verfwinkel van die naam.
Balkengat (ook: Kolk van Wicherson): sinds 1987 de jachthaven van Steenwijk aan de zuidzijde van het Steenwijkerdiep. De naam komt van een gegraven plas die gebruikt werd voor de opslag van ongezaagd hout, in dit geval tegenover de voormalige houtzaagmolen van Wicherson.
Balters: voormalige middeleeuwse hoeve in de Oostwijk.
Banis; zie: Nieweg en Banis.
banken; zie hoofdstukken 11 en 18.8.
Baptisten Gemeente: kerkgenootschap, ontstaan in 1946, met gebouw Pniël aan de Oostwijkstraat 32-34 te Steenwijk.
barakkenkampen; zie: rijkswerkkampen.
Barenzijle: voormalig uitwateringssluisje in de Zuiderzee­dijk te Baarlo, op de plaats waar oorspronkelijk de voormalige Steenwij­ker Aa in de Zuiderzee uitmondde. Deze sluis werd al in 1313 genoemd en behoorde toen aan de geërfden van de schoutambten Steen­wijk, Steenwijkerwold en Scherwolde. In 1710 werd afgezien van vernieuwing van dit sluisje, toen Kuyperssluysje genoemd. Ref.: WN.
barg; zie: berg.
Basse: buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 6 km westnoordwestelijk van Steenwijk, met ongeveer 300 inwoners. Genoemd naar de in de 15e eeuw genoemde erve Bassinghe. Basse had van 1893-1966 een eigen schooltje.
Basserveld: voormalig heideveld tussen Basse en de Friese grens.
Bastiaans, Maria Elisabeth (Wilp gem. Voorst 29 december 1847 – Den Bosch 28 januari 1897), organiste. Woonde en werkte van 1866-1876 als stadsorganiste in Steenwijk, sinds 1876 in Bolsward, later in Den Bosch. Was getrouwd met de fotograaf en kunstschilder C.F. Cordes. Zie ook hoofdstuk 15.
bastion: Frans voor ‘bolwerk’; zie daar.
Bastrappenweg; zie: Trappenweg.
Batenburg, Jan van (1495–1538), was kort vóór 1530 burgemeester van Steenwijk. Gaf, na de Munsterse rebellie in 1534, leiding aan radicale wederdopers (Batenburgers of Zwaardgeesten) die gewelddadig optraden tegen ongelovigen. Hij werd in Vilvoorde onthoofd.
Baurichter, Clemens Jan Willem (roepnaam: Bob; Enschede 25 november 1914 – Steenwijk 27 februari 1999), jurist. Was van 1952-1995 advocaat en procureur te Steenwijk. Legendarische advocaat, kleurrijk man, bekend om zijn bloemrijk taalgebruik; verdienstelijk kunstschilder.
Beatrix, H.M. Koningin en Prins Claus bezochten Steenwijk op 18 mei 1981 ter gelegenheid van de ingebruikname van de pas gerestaureerde Grote Kerk. Eerder, op 11 september 1971, bezochten zij Steenwijk, kort na de opening van De Meenthe.
bebouwing: gedeelte van het grondgebied dat met gebouwen is bezet. Van de voormalige gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold, samen 8.366 ha, was aan het begin van de 20e eeuw twee procent bebouwd, aan het eind dertig procent. Behalve voor woonwijken, wordt ook veel ruimte ingenomen door kantoor- en industriegebieden.
bedekte weg: horizontale onderbreking in de buitenoever van een vestinggracht, niet zichtbaar voor de belegeraar. Aan de zuidoostzijde van de Steenwijker stadsgracht, waar vroeger de lijnbaan van Middelwijk was, is daarvan nog een gedeelte intact.
Bedelaarspad: oud pad over de Steenwijkerkamp tussen Onna en Kallenkote, 3 km ten oostzuidoosten van Steenwijk.
bedelarij. In het laatst van de 19e eeuw heerste, vooral in de wintermaanden, grote werkloosheid. Dit leidde niet alleen tot armoede, maar ook tot onlusten, stakingen en bedelarij. In 1893 werd, op initiatief van burgemeester C.J. Lewe van Aduard en houthandelaar S. Tromp Meesters, een voor Nederland unieke vereniging opgericht: Vereniging tot Bestrijding der Bedelarij door Werkverschaffing. Laatstgenoemde bekostigde de bouw (1895) van een werkplaats voor werkloze arbeiders aan de zuidkant van het Steenwijkerdiep. De vereniging werd opgeheven in 1951. Ref.: HM 1991 n4 p135-141; SO p 64-65. Zie ook: werkverschaffing.
bedrijfsgeschiedenis. Van een tiental van oudsher bekende Steenwijker ondernemingen is een beknopt historisch overzicht opgenomen in hoofdstuk 17. Het betreft (verkort aangeduid): Aberson, Dyka, Eleq, Hovens Gréve, Kornelis, Opregte Steenwijker Courant, Polak, Rabobank, Rijkmans en Wicherson.
bedrijventerreinen; zie: industrie.
Beek (1) (ook: De Beke): een voormalige natuurlijke waterloop ten noordoosten van de buurtschap Nederland. In de 16e eeuw meermaals genoemd, bijvoorbeeld: “Scarwolde tusschen Ruxvene en de Beke”. Ten zuiden van Neder­land verenigde de Beek zich met de Steenwijker Aa en vormde tot aan de Zuiderzee de grens tussen de kerspelen Vollenhove en Blankenham. (2) (ook: Mienbeken, Meenbeken): een geregulariseerde beek, ongeveer 5 km westnoordwestelijk van Steenwijk. Ont­springt in het Wold­veld, even ten noorden van Witte Paarden. De oudst bekende vermelding (1456) betreft goederen “ter Mambeke”. Deze beek is de middelste van drie (tussen Reune en Weer) die de andere in de benedenloop opnam en de gemeen­schappelijke, in 1561 daarom Meen­be­ke genoemde, beek was die de bovenloop vormde van de hiervóór genoemde Beek (1) bij Nederland.
Beeksma, Dirk (Rauwerderhem 31 december 1918 – Steenwijk 17 november 2001), ambtenaar. Was van 1947-1982 in dienst van de provincie Friesland, laatstelijk als adviseur algemene dienst. Schreef biografisch werk, waaronder: Steenhouwerij De Willigen 100 jaar (1989) en De Giethoornse burgemeester in bezettingstijd (1990).
beeldende kunst. Voor een overzicht van 20e-eeuwse beeldend kunstenaars verwijzen we naar: SW p145-148 en naar hoofdstuk 15. Zie ook: architecten, beeldhouwers, kunstschilders.
beeldhouwers en makers van bronzen en keramische beelden en plaquettes in Steenwijk en omstreken: Kiny Copinga, Gosse Dam, Gerard van Iersel, Gijs Jacobs, Hildo Krop, Hans Kuyper, Herman Nieweg en Jan Fresemann Tromp Meesters; zie daar.
Beeltje, Anne (Amersfoort 14 juni 1938 – Groningen 4 april 2008), socioloog, wethouder. Was aanvankelijk sportleraar en leraar maatschappijleer. Werd in 1970 sportambtenaar bij de gemeente Steenwijk, sinds 1982 gemeenteraadslid en van 1986 tot 2006 wethouder voor de PvdA, tevens loco-burgemeester. Heeft veel bijgedragen aan behoud en promotie van Steenwijker kunst en cultuur, vooral van het werk van de in Steenwijk geboren beeldhouwer Hildo Krop. Daarnaast heeft hij zich ingezet voor de herinrichting van Steenwijks binnenstad (Stadsplan 2000) en van het woongebied Steenwijkerdiep (2).
Beenderribben (1): voormalige veenderij tussen het Steenwijkerdiep en de Steenwijker Aa bij Eind van ’t Diep. De naam komt van het in 1576 genoemde beentheland onder Scherwolde; zie ook: bent en ribben. (2): voormalig rijkswerkkamp aldaar, waar na de 2e WO politieke delinquenten werden gehuisvest in afwachting van hun berechting en waar in de periode van mei 1951 tot september 1961 totaal 438 Ambonezen een tijdelijk onderkomen vonden.
Beerta, Hindrik Gosselaar (Bellingwolde 5 januari 1858 – Steenwijk 30 juni 1944), koopman. Had van 1880 tot 1969 in de Oosterstraat 77-79 een grossierderij (De Hoop) in koloniale waren, meel, peulvruchten, dranken en levensmiddelen. Was daarnaast, in het begin van de vorige eeuw, wethouder van Steenwijk.
begijnen: in de middeleeuwen ongehuwde vrouwen of weduwen die een gemeenschappelijk religieus leven leiden zonder een kloostergelofte te hebben afgelegd. Ze vonden hun bestaan in handenarbeid, ziekenverzorging en onderwijs. Ook in Steenwijk waren begijnen, zoals ene Tutte die in 1376 vermeld werd en aan het Vrijthof woonde.
begraafplaatsen. Sinds 1 januari 1829 is het in Nederland verboden te begraven in kerken, kapellen en bedeplaatsen. Toen in de 19e eeuw ruimtegebrek op de kerkhoven ontstond, werden nieuwe begraafplaatsen aangelegd. Behalve Algemene Begraafplaatsen (zie daar), is er een R.K. Begraafplaats aan de Meppelerweg te Steenwijk en aan Gelderingen te Steenwijkerwold, een Joodse Begraafplaats aan de Eesveenseweg te Steenwijk en een voormalige Joodse Begraafplaats in De Pol. Verder is er de Vrede Hof aan de Kerkhofslaan te Willemsoord en De Ypenhof aan de Eesveenseweg in Eesveen. Op het landgoed de Eese bevindt zich de (niet toegankelijke) begraafplaats van de familie Van Karnebeek. Zie ook: grafstenen, kerkhof, oorlogsgraven, zerkenboek.
Beilen: de oude hoofdplaats van het Beiler dingspel. Het kerspel Beilen werd in 1139 gesticht vanuit het kapittel van Sint Pieter in Utrecht. Van de 13e tot de 16e eeuw werd valkenpacht afgedragen door de kerk van Beilen aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Vandaar dat het wapen van de voormalige gemeente Beilen een priester als schildhouder had die op zijn vrije hand een valk droeg. Ref.: HM 1989 n4 p99-101.
Beitel, De: woonwijk in Steenwijk, aan de zuidoostzijde van de stad. De oude kern, tussen de Kampstraat, Oostwijkstraat en 2e Oostwijkstraat, bestaat uit arbeiderswoningen. Deze zijn tussen 1908 en 1922 gebouwd door de Vereeniging voor Volkshuisvesting Algemeen Belang, naar ontwerp van A. Edinga. De naam, afkomstig van de veldnaam Twee Beitels (1571), duidt mogelijk op steenbeitels waarmee veldkeien gespleten werden, of op de scherphoekige splitsingen van genoemde wegen. Zie ook: De Kazerne.
bejaardenzorg; zie: ouderenzorg.
beken in de omgeving van Steenwijk: Beek, Kwasloot, Reune, Slingergruppe, Watergoot, Weer, Woudsloot en Zekte; zie daar.
Bel, Karel de (Harlingen 12 november 1883 – Gorinchem 9 juli 1969) was van 1925-1928 predikant van de Hervormde Gemeente Steenwijk.
belastingen: van oudsher ieders verplichte bijdrage tot de openbare geldmiddelen; voor overheid of bestuur de belangrijkste bron van inkomsten. Elke tijd had zijn eigen bijzondere vormen van belastingheffing. Ref.: HM 1986 n2 p43-47. Zie ook: steenboete, tolheffing, verponding.
beleg van Steenwijk. Van 18 oktober 1580 tot 23 februari 1581 (24 februari: gedenkdag van het ontzet) werd Steenwijk belegerd door een Spaanse overmacht van 7200 man onder aanvoering van Rennenberg. De literatuur over belegering en ontzet van Steenwijk grijpt als regel terug op de Memoriën van Reinico Fresinga. Ref.: J.P.J. Postema. Steenwijks belegering en ontzet 1580-1581 (1995). Zie ook: Fresinga, Kornput, Rennenberg, Schot voor Steenwijk, J.F. Tromp Meesters.
belegeringen. De geschiedenis van Steenwijk staat, meer dan bij de meeste andere steden, in het teken van vele belegeringen. In 1309, 1413 en 1518 waren het de Stellingwervers die het op de stad gemunt hadden; in 1522 en 1523 lieten ook de Geldersen zich niet onbetuigd. Het meest bekend is het beleg van Steenwijk door de Spanjaarden in 1580-1581 (zie hierboven) en de Spaanse bezetting van 1582-1592 met de herovering door Prins Maurits en graaf Willem Lodewijk op 4 juli 1592. Daarna volgde de mislukte aanval door de Spanjaarden onder graaf Frederik van den Bergh op 26 maart 1597 en de bezetting in 1672-1673 door soldaten van de bisschop van Munster, C.B. von Galen (Bommen Berend). Zie verder hoofdstuk 6.
Belkum, Jacobus van (Leeuwarden 2 november 1851 – Johannesburg 4 november 1933) was van 1882 tot 1889 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk en sinds 1891 in Zuid Afrika. Ref.: C. Pretorius. Ds. Jac. van Belkum, nestor van de Neder Duitsch Hervormde Kerk van Afrika (proefschrift 2002).
Bellevue: voormalig hotel café restaurant (1860-1953) met stalhouderij, de laatste jaren van Hermanus Joannes Wieringa, kleinzoon van de gelijknamige oprichter. Het bedrijf stond aan de Stationsstraat, bij de ingang van het huidige parkeerterrein aan de Oosterpoort.
Belonje, Johan (Alkmaar 17 juni 1899 – Leiden 22 november 1996), jurist, waterstaatshistoricus. Was werkzaam als advocaat, leraar, waterschapssecretaris en bankier. Daarnaast publiceerde hij zeer veel op het gebied van genealogie, heraldiek, monumentenbescherming en waterstaat. Schreef onder meer: De Eeze en het geslacht van dien naam (1958). Ref.: PKN.
belvedère; zie: Woldberg.
Beneden Stouwe (of Nederstouwe); zie: Stouwe.
bent (ook: beent of bunt): verzamelnaam voor verschillende soorten grassen, waaronder borstel- of boendergras, smele en het bekende pijpestrootje.
Benthem. Over de genealogie van de familie Benthem zie: HM 1984 n1 p32.
Bentinck tot Schoonheten, Willem baron (Zwolle 19 augustus 1868 – Olst 16 juni 1936), was van 1904-1909 burgemeester van Steenwijk.
Bentinge: voormalige middeleeuwse hoeve in de Oostwijk.
Berends, Piet (Zwolle 1 oktober 1862 - Voorburg 7 september 1942), archivaris. Werkte bij het Rijksarchief in Den Haag, laatstelijk als hoofdcommies. Was van 1924-1940 tevens archivaris van Harderwijk. Schreef van 1901-1935 enkele tijdschriftartikelen, een genealogie en enkele archiefinventarissen waaronder: Het oud-archief der stad Steenwijk (1917) en Het oudste stadrecht van Steenwijk (1917).
berg: goed zichtbare verhoging in het landschap. De stuwwal ten noorden van Steenwijk heeft als hoogste punten de Woldberg (26 m) en de Eiderberg (16 m), die ten oosten heeft de Bisschopsberg (17-20 m) en de Havelterberg (19 m). In het laagveengebied komen plaatselijk zandopduikingen voor die als ‘berg’ of ‘hoofd’ worden aangeduid. Ook een kunstmatige heuvel wordt soms ‘berg’ genoemd, bijvoorbeeld: een grafheuvel, een molenberg of een secreetberg; zie daar. Zie ook: Heuvengracht, Kalenberg, Scheidenbergje, Wassenberg.
Berg (1): oude aanduiding van de Noordwest-Overijsselse heuvelrug, een stuwwal waarvan de Woldberg en de Eiderberg deel uitmaken. Oldemarkt, dat er net buiten ligt, werd daarom ook wel Bûtenberg genoemd. (2): naam (1811) van voormalige buurtschap aan de Bergweg, 0.7 km ten noordnoordoosten van Tuk.
Berg, Pieter Willem Johannes van den (Langerak 20 augustus 1880 – Brummen 27 juni 1952), predikant, publicist. Was van 1904-1944 hervormd predikant te Nijeveen. Schreef artikelen over plattelandscultuur en bijdragen aan boeken met historische, culturele en religieuze achtergrond zoals: Land en Volk van de Noordwesthoek (1948). Ref.: BLP2.
Berg en Bosch: voormalige uitspanning met speeltuin op de zuidflank van de Woldberg, thans Bergweg 66 in Tuk. Ref.: HM 1998 n2 p30-31.
Berge, Friederich Hubertus ten (roepnaam: Frits; Groningen 12 januari 1923 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Groningen Esserveld), leerling stuurman. Werd als onderduiker bij de familie H.G. Bos aan de Wolterholten door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p133-140.
Bergerland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van het Eiderberg-gebied, 3,5 km ten noorden van Steenwijk.
Bergsma, Uiltje (bijnaam: De Koning; Bolsward 8 januari 1888 – Steenwijk 9 februari 1959), politiekorpschef. Was van 1918 tot 1948 hoofdagent, sinds 1924 korpschef van de gemeentepolitie Steenwijk. Speelde volgens sommigen een heldhaftige rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ref.: HM 2001 n2, SW p298.
Bergstein (1): villa aan de Tukseweg 173, bij het hoogste punt van Tuk. De villa werd gebouwd in 1850 als woonhuis van P.H.P. van Marle, notaris te Oldemarkt. Het huis werd in 1912 en 1952 verbouwd en was tot 1939 in gebruik als theehuis. Daarna heeft het verschillende eigenaren en bewoners gehad. (2): de hiernaar genoemde voormalige buurtschap aldaar.
Bergweg: oude weg van Tuk naar en door het landgoed Woldberg.
Bergzicht, Huize: neoclassicistisch woonhuis aan de Tukseweg 125, gebouwd omstreeks 1870.
Bernhard, Z.K.H. Prins bracht op 27 augustus 1946 een bezoek aan de Johan van den Kornputkazerne en het gemeentehuis van Steenwijk.
beschermheilige; zie: Andreas, Clemens, Willibrordus.
bestaansmiddelen: bijna de helft van de bevolking is werkzaam in de dienstensector, ruim een derde in de industrie en een zesde in de agrarische sector (land- en tuinbouw en veeteelt). Een eeuw geleden golden deze cijfers in omgekeerde volgorde. Zie verder hoofdstuk 11.
bestemmingsplan: nadere detaillering van een structuurplan, waarbij voorschriften voor de bestemming van de verschillende gebiedsdelen worden aangegeven.
bestuur. Over de oudste bestuursgeschiedenis van Steenwijk werd geschreven door A. Moraal in: HM 2005 n3 p75-84. De bestuursinrichting van Steenwijk vóór 1795 werd behandeld door J.P.J. Postema in: HM 1986 n2 p34-42. Het gemeentelijk bestuur tijdens de 2e WO werd beschreven door J.J. Hoeksema in: HM 1985 n2 p61-64. Zie ook: belastingen, magistraat en de hoofdstukken 4, 5, 8 en 13.
Betap; zie: Heuga.
Beth-El: kerkgebouw van de Vrije Zendingsgemeente; zie daar.
Betondorp: complex van tien woningen voor sociaal zwakke gezinnen afkomstig uit de Oostwijkstraat, in 1935-1936 gebouwd aan de westzijde van de Eesveenseweg, 0.7 km voorbij de spoorlijn. Werd in 1968 afgebroken.
Beuk, N.V. Centrale Bakkerij De: voormalige beschuit-, koek- en banketfabriek aan de Tukseweg 170 in Tuk, in 1920 opgericht door Peter Boelens, Tonnie Hof en Roelof Wuite, in 1950 opgeheven. Ref.: HM 2008 n4 p149-152.
Beukenlaan: brede laan met twee rijen 19e eeuwse beuken op het landgoed De Woldberg.
Beukers; zie: Kanaal Beukers-Steenwijk.
Beulakerweg; zie: Gieterse Dijk.
Beumer, Hendrikus Johannes (Deventer 22 januari 1865 – Apeldoorn 25 januari 1943), bouwkundige. Was van 1903-1934 de eerste directeur van de Ambachtsschool in Steenwijk.
beurtvaart. Sinds de 16e eeuw was er behoefte aan een regeling waarbij de binnenschippers om de beurt zouden varen. Steenwijk heeft drie eeuwen lang een bloeiende beurtvaart gekend. Er werd gevaren naar het noorden via Ossenzijl op Oldemarkt, Kuinre, Sneek, Leeuwarden en Groningen; naar het zuiden via Zwartsluis op Meppel en Zwolle, vanaf 1866 per stoomboot. Sinds het in gebruik nemen van het Steenwijkerdiep in 1632, richtte de beurtvaart zich, via Blokzijl, ook op Amsterdam, de Zaanstreek en Rotterdam. Sinds 1713 had Steenwijk een schippersgilde. Het beurtveer werd verzorgd door bekende Steenwijker schipperfamilies: Bruinenberg, Van der Leij, Roeles en Visscher, de Gebroeders Ouwehand uit Katwijk en de families Doeven en Joontjes uit Blokzijl. Ref.: HM 1995 n4 p120-130.
bevolking. Men neemt aan dat er in de 8e eeuw enige permanente bewoning was op de hogere gronden van Steenwijk en omgeving. Vanaf de vroegste omwalling in de 13e eeuw tot de 19e eeuw heeft het inwonertal van de stad Steenwijk geschommeld tussen één- en drieduizend. In diezelfde periode heeft het omliggende gebied, Steenwijkerwold, een geleidelijke groei doorgemaakt van enkele honderden tot ruim tweeduizend inwoners. In 1795 vond de eerste algemene volkstelling plaats; vanaf 1830 werd deze elke tien jaar gehouden, voor het laatst in 1970. De bevolkingsregisters en de resultaten van de volkstellingen zijn ter inzage in het Gemeentearchief Steenwijkerland. Sinds 1970 worden de bevolkingscijfers voortdurend bijgehouden door de gemeente. In 1811 telden de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold respectievelijk 2.044 en 2.402 inwoners; in 1970 waren het er 12.226 en 8.244. Voor een gedetailleerd bevolkingsoverzicht in voorbije jaren, zie: G.M. Laar. Steenwijk, bewaar ‘t (1987). Zie ook: burgerlijke stand, kerkelijke gezindte, Weldadigheid.
bevrijding: op 13 april 1945 werd Steenwijk door Canadezen bevrijd van de Duitse bezetting.
bevrijdingsmonument (1): het op 4 mei 1948 onthulde monument ter gedachtenis van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog en ter herinnering aan de bevrijding op 5 mei 1945. Het bevindt zich in de voortuin van het Park Rams Woerthe en werd in 1947 ontworpen en vervaardigd door de in Steenwijk geboren beeldhouwer Hildo Krop. Aan de achterzijde het ‘oude’ gemeentewapen. Het beeldje van de vrouwenfiguur is een bronzen replica; het origineel (in Franse kalksteen) werd meermalen vernield en daarom, na de laatste reparatie, in de Hildo Kropkamer in Rams Woerthe geplaatst. (2): gedenksteen bij het voormalig gemeentehuis van Steenwijkerwold in Tuk, onthuld op 4 mei 1960. Zie ook: Indisch Monument, oorlogsgraven.
bewaarschool (ook: Fröbelschool, later: kleuterschool): school voor de allerkleinsten. Sinds 1898 was er een bewaarschool in de Gasthuisstraat, later gevolgd door een bij De Voorzienigheid in Steenwijkerwold. Ref.: HM 2006 n3 p95-105.
bewonersverenigingen; zie: buurtverenigingen.
bewoning. Sinds de Nieuwe Steentijd (4.900-2.000 jaar v.C.) kan men spreken van ‘vaste’ bewoning in onze omgeving. Daarvóór leefden hier jagersvolken zonder vaste verblijfplaats. De oudste woningen waren van hout opgetrokken, bekleed met wilgenvlechtwerk en leem, afgedekt met riet, stro of plaggen en bestonden uit één ruimte die gedeeld werd met het vee en de oogst van het seizoen. Overblijfselen hiervan zijn in onze directe omgeving niet gevonden, hoogstens donkere verkleuringen in het zand waar draagpalen hebben gestaan. Stenen funderingen en muurresten uit de Late Middeleeuwen komen voor in de oudste boerderijen; in de stad werden woonhuizen pas sinds de 16e eeuw in steen opgetrokken. Zie ook: woningbouw en hoofdstuk 3.
Bezembinder, Johan Diederik (Steenwijk 20 december 1889 – Steenwijk 24 maart 1976) had een sigarenmakerij in de Doelenstraat, later overgegaan naar De Adelaar. Ref.: SW p231/234.
bezetting; zie: Duitse bezetting, Franse bezetting, Munsterse bezetting, Spaanse bezetting.
bibliografie: overzicht van boeken, rapporten, artikelen en andere literatuur op een bepaald gebied. Over de geschiedenis van Steenwijk en omstreken verscheen: J.D. van der Tuin. Steenwijks Verleden; een geannoteerde bibliografie (1996; 2e dr. 2006).
Bibliotheek; zie: Openbare Bibliotheek Steenwijk.
bierbrouwerij. Al in de middeleeuwen werd in Steenwijk bier gebrouwen; pas in de 16e eeuw wordt er melding van gemaakt in officiële stukken. Naast particuliere brouwerijen, die tot 1702 in stand bleven, was er ook een stadsbrouwerij. De Brouwerstraat herinnert aan de in 1748 genoemde brouwerij van de gebroeders Rentsinck. Van 1874-1892 brouwden de gebroeders Klaassenz. het destijds bekende Heuveltjesbier in brouwerij De Heuvel; zie daar.
Bierman, Gerrit Willem (30 december 1734 – Terschelling 24 mei 1815), postmeester. Was gehuwd met Geertruida Veldkamp, kleindochter van Harmen Fledderus. Behoorde in 1795 tot een der zes bestuurders van Steenwijk en tot de “Provisionele representanten van het Volk van Overijssel”.  
bijgeloof: geloof hechten aan bijvoorbeeld toverij, waarzeggerij, het belezen van mensen en dieren met geheimzinnige formules, voortekenen, getallen, onheilsdagen, de waarde van amuletten en mascottes en aan magische handelingen. Ref.: W. de Blecourt en F. Pereboom. Betichting en vermaning ; toverij in het Land van Vollenhove in de 17e eeuw (1987).
Bijkamp: Steenwijker familie van zilversmeden. Meine Bijkamp (Steenwijk 16 oktober 1808 – Steenwijk 2 juni 1898) begon in 1835, als goud- en zilversmid, een eigen bedrijf in Steenwijk. De winkel aan de Markt 2 werd in 1957 gesloten, de fabriek in de Weemstraat volgde in 1974. Zie ook: Stadsmuseum Steenwijk; Wiechers. Ref.: SW p379.
Bijkerk; zie: de Graaf.
Bijkerk, Hendrikus (Zuidveen 10 juli 1866 – Haarlem 6 oktober 1942), leraar. Was onderwijzer in ’s-Heerenbroek, Steenwijk, Oude Bildtzijl en IJmuiden, van 1913-1931 directeur van de Da Costa kweekschool in Haarlem en van de Christelijke Normaallessen in Haarlem. Ref.: BWO.
Bijl, Adrianus Jan (Amsterdam 13 oktober 1837 – Steenwijk 3 augustus 1904), predikant. Was van 1862-1904 predikant van de Doopsgezinde Gemeente. Hij was een vrijzinnig predikant en sociaal bewogen mens aan wie vele Steenwijkers hun maatschappelijk succes hadden te danken. Hij schreef onder meer: Schoolmeesters in het Duitsch en Latijn te Steenwijk (1875). Ref.: SWp81.
Bijl, Maria (dochter van de vorige; roepnaam: Marie; Steenwijk 27 mei 1872 – Amersfoort 30 maart 1947) woonde en werkte in Assen als zelfstandig fotografe van portretten en architectuur.
bijnamen: namen die vroeger, in plaats van de familienaam, in beperkte kring werden gebruikt. Veelal zijn het spotnamen waarvan de oorsprong niet algemeen bekend is. Een opsomming van Steenwijker bijnamen in: J.K. Janssen. Steenwijk bekijk ’t maar… (1981).
Binderdijk: plaatselijke benaming voor de Binnenweg te Eesveen.
Binnenkerk; zie: Gereformeerde Kerk.
Binnenvenen: de veenlanden van Zuidveen ten noorden van de Dwarssloot. Dit in tegenstelling tot de landen ten zuiden ervan, de Zuidveense Achtervenen en Bovenakkers.
bioscoop: sinds 1912 in zaal Varrenhorst buiten de Oosterpoort, later uitgebreid met Roxy-theater. In 1935 een tweede bioscoop in Het Wapen van Steenwijk, geëxploiteerd door Egbert Vos, na verbouwing Lumière-theater geheten. In 1959 werd door Miedema de City-bioscoop gebouwd, met Ger Vos als bedrijfsleider die in 1986 de zaak overnam. Ref.: G.M. Laar. Steenwijk, bewaar ‘t (1987), p. 225; HM 2008 n2 p69-72.
Bisschop, Johannes (Den Haag 12 juni 1774 – Den Haag 6 februari 1837), ambtenaar. Ontwikkelde zich als een verdienstelijk schilder en etser van landschappen, schuren, boerenerven, boerenwoningen en interieurs. In Steenwijk is van hem bekend een in sepia gewassen ets van de Woldpoort kort voordat deze in 1829 werd afgebroken. Ref.: HM 1996 n2 p60-64.
bisschop van Utrecht: kreeg in 944 van de Duitse keizer Otto I het jachtrecht in het Land van Vollenhove. In de periode 1024-1046 verkreeg hij de landsheerlijkheid over het gebied waartoe het tegenwoordige Drenthe, Groningen en het Goorecht, Stellingwerf en Noordwest-Overijssel behoren. In dit gebied was Steenwijk, evenals Groningen, een oerparochie en een kerkelijk centrum voor de wijde omgeving. Het was bovendien een belangrijk steunpunt voor de bisschop van waaruit zijn belangen verdedigd werden. Zelf had hij een verblijf in Vollenhove. Na vijf eeuwen, in 1528, ging het landsheerlijk gezag over naar Karel V. Deze stelde George Schenck van Toutenburg aan als stadhouder van Overijssel.
Bisschopsberg: stuwwal 5 km oostzuidoostelijk van Steenwijk, plaatselijk 17 tot 20 m boven NAP, grotendeels bebost. De naam, in 1328 genoemd als Biscopesberghe, duidt op de bisschop van Utrecht (of diens vertegenwoordiger), die hier in de Middeleeuwen jaarlijks zijn bestuurlijke rechten over Drenthe kwam uitoefenen en de pachten in natura in ontvangst nam. Ook werden er de Drentse landdagen gehouden en werden verschillende nieuwe bisschoppen hier ingehuldigd als heer van Drenthe. Het gebied van de Bisschopsberg is sinds 1905 belangrijk voor de waterwinning. Ref.: F.J. Faber. De Bisschopsberg bij Steenwijk (1949).
Blaankamp (vroeger ook: Bleijencamp): veldnaam en voormalige erve te Steenwijkerwold.
Blaeu, Joan (Amsterdam 23 september 1596 – Amsterdam 28 december 1673), cartograaf en uitgever, onder anderen van Toonneel der steden van de Vereenighde Nederlanden met hare beschrijvingen (1652). Hierin ook de bekende stadsplattegrond van Steenwijk (1649), uitgangspunt voor de maquette van Steenwijk. Ref.: HM 2001 n3 p65-71. Zie ook hoofdstuk 7.
Blaupot ten Cate, Dirk Hendrik Steven (Groningen 16 juni 1863 – Apeldoorn 6 oktober 1944), ingenieur. Ontwierp als zelfstandig raadgevend ingenieur een voor Steenwijk belangrijk maar niet uitgevoerd  project: Ontwerp tot verbetering van de Steenwijker-, de Wapserveensche- en de Vledder Aa (1908).
Blauwe Walm, De; zie: Walzicht.
Bleijencamp; zie: Blaankamp.
Bloem, Jacobus Cornelis (roepnaam: Jacques; Oudshoorn 10 mei 1887 – Kalenberg 10 augustus 1966), jurist, dichter. Naast zijn beroep als griffier ontwikkelde hij zich als letterkundige en verwierf onder meer de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs. Woonde sinds 1959 in Kalenberg en werd begraven in Paasloo, beide in de tegenwoordige gemeente Steenwijkerland. De in 2001 opgerichte Stichting Mr. J.C. Bloem-poëzieprijs reikt tweejaarlijks een prijs uit voor de beste tweede Nederlandse poëziebundel en organiseert iedere vijf jaar een herdenkingsbijeenkomst te Paasloo. Ref.: SO p97. Zie ook: Eggink.
Bloemen, Maria Anna (roepnaam: Miek; Amsterdam 5 maart 1909 – Tuk 20 augustus 1976), schilderes. Sinds 1930 een veelzijdig kunstenares: schilderde, aquarelleerde en tekende stillevens, landschappen en portretten. Maakte ook etsen en glas-in-loodramen. Sinds 1936 getrouwd met Bert Brante en woonachtig in Steenwijk en Tuk. Ref.: NBK p104, SW p429.
Bloemenbuurt: woonwijk in Steenwijk, aan de zuidwestzijde van de stad. De 187 woningen, oorspronkelijk bestemd voor arbeiders en ambtenaren, werden gebouwd van 1917 tot 1928 door de Woningstichting Steenwijk, naar ontwerp van A. Edinga. In de periode 1967-1973 werd een deel van de wijk gesaneerd. De hoofdstraat heet Bloemstraat; de overige zeven straten zijn naar verschillende soorten bloemen vernoemd. Zie ook: Rooie Dorp.
Blokdijk, Antoinette Geertruida (Amsterdam 15 augustus 1916 – Giethoorn 26 april 2012), lerares. Medeoprichtster en eerste voorzitster (1980-2002) van de Steenwijker Amateur Schilders (S.A.S).
blokhuis; zie: Grote Huis; Kasteel.
Blokzijl: fraai vestingstadje in de gemeente Steenwijkerland, aan de voormalige Zuiderzee, ruim 12 km ten zuidwesten van Steenwijk, met ongeveer 1.300 inwoners. Al in de 14e eeuw waren hier twee uitwa­terings­sluizen: de Grote – of Steenwijkerzijl en de Vollenhoofse Zijl. De naam Blokzijl komt van 'Blockes Huys' (1438), de woning van ene Block aan de noordkant van de Grote Zijl. De plaats ontwikkelde zich als voorhaven van Steenwijk nadat, omstreeks 1550 op last van stadhouder Jean de Ligne, de Grote Zijl tot schutsluis werd omge­bouwd en een havenkom (de Kolk) en een 800 m lang ka­naal tussen Muggen­beet en het Noorderdiep waren aange­legd. Als uit­voerhaven van turf werd de rol van Blokzijl na 1700 overgeno­men door Zwartsluis. Na het beleg van Steenwijk door de Spanjaarden werd in 1581 Blokzijl omgebouwd tot vesting. In 1594 werd het een zelfstandig kerspel; daarvóór behoorde het tot Baarlo-Kuinderdijk. In 1672 verwierf Blokzijl stadsrechten. Het staat sinds 1973 inge­schreven in het register van beschermde stads- en dorpsgezichten. In 2008 werden de vestingwerken aan de zeezijde gerestaureerd. Zie ook: Diep (2). Ref.: HM 2003 n3 p86-101.
Blokzijlseweg: op 13 september 1951 in gebruik genomen weg van Steenwijk (Zuidveen) naar de in 1942 drooggevallen Noordoostpolder, ook bekend als provinciale weg N333.
Bock, Stefenus de (Steenwijk 9 augustus 1867 – Steenwijk 20 juli 1943), stadsomroeper van Steenwijk die in 1939 als eerste in vaste dienst genomen werd. Ref.: HM 1987 n1 p17-25. Zie ook hoofdstuk 10.
Bock, Stephanus Jacobus de (Sas van Gent 1722 – Steenwijk 1799), arts, burgemeester. Kwam, na zijn opleiding tot apotheker en arts, in 1747 naar Steenwijk. Was nauw betrokken bij de onlusten in de periode 1745-1750. Hij werd van 1755-1776 jaarlijks gekozen tot één van de burgemeesters.
bodebus: waardigheidsteken dat gedragen werd door de stadsbode. De zilveren bodebus van Steenwijk bestaat uit een kleine afbeelding (achter glas) van Sint Clemens die een schild met het oude wapen van Steenwijk draagt. Het hangt met drie zilveren kettinkjes aan een speld; onderaan hangt, ook aan drie kettinkjes, een anker. De bodebus bevindt zich in het Stadsmuseum Steenwijk. Ref.: SO p46.
bodemgebruik. Aan het begin van de vorige eeuw was de verdeling van het grondgebruik in de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold gezamenlijk: bos- en natuurgebied 16, uitgeveende gronden 8, cultuurgrond (agrarisch gebied) 74 en bebouwd gebied (woningen en bedrijfsgebouwen) 2 procent. Aan het begin van deze eeuw: bos- en natuurgebied 11, militair oefenterrein 3, cultuurgrond 56 en bebouwd gebied 30 procent.
bodemvondsten; zie hoofdstuk 3.
Boeghel, Henrick (Henricus Circulanum alias De Lorewart; 16e eeuw), stadssecretaris. Samensteller van het Stadboek dat zich in het Oud-archief der stad Steenwijk bevindt en het oudste stadsrecht en de door de schepenen vastgestelde wetten bevat tot het jaar 1544. Ref.: HM 1984 n1 p11-13.
boekdrukkers; zie: Steenwijker boekdrukkers.
boekenmarkt; zie: Steenwijker Boekenmarkt.
Boelens, Roelof (roepnaam: Roel; Zwartemeer 7 september 1926 – Steenwijk 27 april 2003), bestuurder. Begon als schrijver, later kassier bij de belastingdienst in Steenwijk. Daarna administrateur, later directeur van de woningbouwvereniging en commandant van de BB. Van 1976 tot 1986 directeur van verzorgingstehuis Zonnekamp. Was daarnaast fractievoorzitter in de gemeenteraad en in 1968 tijdelijk wethouder voor de PvdA. Medeoprichter van buurtvereniging De Kleine Kamp. Schreef: Honderd jaar wonen in Steenwijk (1999).
Boer, Adolf Johan de (Den Ham 5 juni 1889 – Zwolle 5 augustus 1971), leraar, schilder. Woonde en werkte te Vroomshoop, Sleen, Blokzijl en Deventer. Publiceerde over natuurhistorie in De Levende Natuur, In Weer en Wind en in zijn bekende boek Op en om de Wieden (1947). Ref.: HM 2001 n3 p85, NBK p113.
Boer, Jelle Hans de (Wolvega 9 november 1898 – Zwolle 22 november 1973; begr. Steenwijk AB), dierenarts. Sinds 1926 vanuit Steenwijk werkzaam als veearts in het moeilijk begaanbare Noordwest-Overijssel. Ref.: SW p516.
Boer, de: zie: Wiechers.
boerderijen. Voor een opsomming van plaats- en boerderijnamen vóór 1500 verwijzen we naar: B.H. Slicher van Bath. Mensch en land in de Middeleeuwen (1944); voor de polderboerderijen ten westen van Steenwijk: P.J. Meulenberg. Boerderijen in het Land van Vollenhove en hun bewoners (1985). Zie ook: Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove N.V., stadsboerderijen.
Boerensloot (ook: Boersloot): een 1.5 km lange sloot tussen de Dwarssloot en het Rungat ten zuiden van Zuidveen. Deze sloot dateert van de 17e eeuw, toen de Zuidveense Achtervenen werden verveend.
Boerwinkel, Jan Hendrikus (Meppel 22 februari 1867 – Steenwijk 15 oktober 1944), schoenmaker. Had vele jaren zijn winkel op de hoek van de Vrouwenstraat en de Scholestraat. Was sinds 1904 de spil van de plaatselijke afdeling van de SDAP. Ref.: G.J. Harmsen e.a. Van turf en tabak tot plastic buizen (1991).
Boetze, Andries Jan (Onstwedde 12 januari 1888 – Steenwijk 13 februari 1971), metselaar, dirigent. Was van 1919 tot 1964 dirigent van Crescendo (Steenwijk) en van 1923 tot 1963 van De Woldklank (Steenwijkerwold). Ref.: SW p331. Zie ook hoofdstuk 15.
Boetze, Theunis (zoon van voorgaande; roepnaam: Theun; Steenwijk 4 maart 1928 – Steenwijk 6 juni 2004) componist, dirigent. Was van 1949 tot 2002 kerkorganist van de Hervormde Gemeente van Steenwijkerwold, van 1963 tot 1982 dirigent van De Woldklank en van 1965 tot 1973 van Crescendo. Daarnaast was hij leraar aan de Muziekschool in Meppel en dirigeerde hij verschillende koren en korpsen uit de omgeving. Als componist schreef hij vijf marsen. Ref.: SW p343. Zie ook hoofdstuk 15.
Bogerman, Johannes (Hallum of Kollum circa 1540 – Hasselt circa 1604), predikant. Was van 1593 tot 1596 de eerste predikant van de Hervormde Gemeente Steenwijk. Speelde een belangrijke rol in het herstel van het kerkelijke leven na de herovering van Steenwijk door Prins Maurits in 1592. Ref.: HM 1987 n4 p119-126. Zie ook hoofdstuk 10.
Bogtman, Willem (Bergen NH 7 februari 1882 – Haarlem 24 september 1955), leraar, glazenier. Was van 1903-1905 leraar tekenen en schilderen aan de Ambachtsschool te Steenwijk. Vestigde zich in 1912 met een atelier voor gebrandschilderd glas en glas-in-lood in Haarlem. Ontwierp sinds 1916 meer dan vierduizend ramen voor kerken, scholen, kantoren, raadhuizen, banken, villa’s en passagiersschepen. Behalve eigen werk, vervaardigde hij ook door anderen ontworpen ramen. Was sinds 1921 ontwerper van ESKAF aardewerk. Relatief veel van zijn werk is in Steenwijk bewaard gebleven. Ref.: H.Spreen. De veelzijdige glazenier Willem Bogtman (2007); NBK.
bok: Gieters scheepstype; een praam voor het vervoer van turf of hooi. Een bok is groter dan een ‘vlot’ en meet ongeveer 2.50 bij 12.00 m.
Boldingh, Leonard Gerard (Den Haag 4 april 1911 – Meppel 21 november 1999), burgemeester. Werkte vele jaren als bestuursambtenaar in voormalig Nederlands Nieuw Guinea, laatstelijk als directeur van Sociale Zaken en Justitie. Was, vanaf 1963 tot de gemeentelijke herindeling in 1973, burgemeester van Steenwijkerwold, wonende in villa Bergstein.
Bolkestein, Gerrit (Hierden gem. Harderwijk 27 juli 1883 – Apeldoorn 18 november 1929) was van 1911 tot 1915 predikant van de Hervormde Gemeente van Steenwijk.
bolwerk (ook: bastion): een vijfhoekige uitbouw van een stadswal. In de periode tussen 1591 en 1627 werden de vestingwerken van Steenwijk uitgebreid met acht bolwerken. Ze werden niet alle tegelijk aangelegd noch geslecht; enkele bleven bewaard en zelfs hersteld. Met de wijzers van de klok mee spreekt men van: Noorderbolwerk, Prinsen Bolwerk, Oosterbolwerk, Eekeringe Bolwerk, Jan Snoeks Bolwerk of Zuiderbolwerk, Heilige Geest Bolwerk, Zwanennest Bolwerk of Wester Bolwerk en Jufferties Bolwerk. De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘bolwerk’ is: ‘houten verschansing’ of ‘beschoeiing’, naar het Duits ‘Bohlwerk’.
Boomsluiters: oude veldnaam in Tuk. In de middeleeuwen werd ieder die op weg naar de stad was, bij de sluitboom (ook: “Siekeboom”) gecontroleerd op het lijden aan een besmettelijke ziekte, vooral op melaatsheid. Deze slagboom bevond zich op - of dicht bij de stadsgrens.
Boonspolder; zie: Weerribben.
Boonstra, Jan (Wyckel 14 januari 1848 – Onna 9 maart 1916), vinder van de Romeinse muntschat bij Onna in maart 1884.
Boonstra-van de Boer, Lammigje (bijnaam: Lammegien de Klokkenluudster; Wapserveen 10 maart 1891 – Steenwijk 2 december 1964), klokkenluidster. Markant inwoonster van Steenwijk die door de bevolking ‘op handen gedragen’ werd. Was van 1925 tot aan haar dood belast met het luiden van de klokken van de St. Clemenstoren. Werd in 1960 koninklijk onderscheiden en in 2005 postuum geëerd met een standbeeld, gemaakt door Gosse Dam, op het Vrijthof in Steenwijk. Ref.: SW p371-377.
boontrekking (of: boongrippinge): een uit de middeleeuwen stammende methode voor het loten van zes ‘keurnoten’ die een nieuwe magistraat (stadsbestuur) moesten kiezen. Daarbij pakten zes burgers (onder wie drie meenslieden) uit de Oosterkluft en zes uit de Westerkluft een boon uit een zakje waarin zes witte en zes zwarte bonen zaten. Zij die een witte boon hadden getrokken, werden nog dezelfde avond door de aftredende magistraat beëdigd als keurnoten (kiezers) en kozen de volgende dag een nieuwe magistraat. Ref.: OAS p71.
Bootmansweg: landweg ten zuiden van Onna, tot ver in de 19e eeuw deel van de zomerweg van Steenwijk naar Meppel, genoemd naar een familie Bootman in Nijeveen. Ref.: SN p10.
Bootsman; zie: Wiechers.
Borgersloot: voormalige turfsloot, ongeveer 6 km westzuidwes­te­lijk van Steen­wijk. Vormde de oostelijke begren­zing van de Scherwolder Ribben en de westelijke begrenzing van het Rux­veen. Het was een belangrijke, 3.5 km lange afwate­ringssloot die uitliep in het Steenwijkerdiep. Is geheel ver­dwenen in de tegen­woordi­ge polder Gelderin­gen.
Bork; zie: Westerbork.
Borkhuis, Jan (Bedum 26 mei 1892 – Bilthoven 9 augustus 1978), bestuurder. Was van 1919 tot 1959 directeur van de Landbouwbank (later CLC, thans Agrifirm). Ook was hij secretaris-penningmeester van het Landbouwhuishoudonderwijs en bestuurslid van het ‘rusthuis’ aan de Kornputsingel en van de schippersvereniging Schuttevaer. Ref.: HM 2006 n1 p2-8.
Bos, Hendrik Greorgius (Ter Idzard 6 november 1907 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Steenwijkerwold RK), veehouder. Werd in zijn woning aan de Wolterholten, wegens het verschaffen van onderdak aan onderduikers, door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p134-140. 
Bos, Jan Willem (Roodeschool 6 november 1925), arts. Was van 1958-1990 huisarts te Steenwijk, door zijn patiënten ‘op handen gedragen’. Ref.: OSC 11 januari 1991.
Bosbouwschool (ook: G.A. van Swietenschool): voormalige school te Frederiksoord, opgericht in 1888 en wegens teruglopende belangstelling al gesloten in 1902. Het gebouw, op de hoek van de Majoor van Swietenlaan en de Kon. Wilhelminalaan, werd tot 1974 gebruikt als kantoor van de Maatschappij van Weldadigheid.
Bosch, Johannes van den (Herwijnen 2 februari 1780 – Den Haag 28 januari 1844), staatsman, filantroop. Oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid (1818) en ‘uitvinder’ van het cultuurstelsel (1828). Ref.: J.J. Westendorp Boerma. Johannes van den Bosch als sociaal hervormer (1927).
Bosch, Pieter Jacobus (Pieterzijl gem. Grijpskerk 19 november 1949), jurist. Was van 1979-1988 kandidaat-notaris en van 1988-2008 notaris te Steenwijk.
Bosma, Hendrik (Assen 10 april 1872 – Den Haag 10 augustus 1955), stadsomroeper. Was sinds 1893 sigarenmaker bij De Tabaksplant en in 1922 medeoprichter van De Witte Raaf. Was daarnaast van 1908-1923 stadsomroeper van Steenwijk en tot 1946 winkelier in tabakswaren en speelgoed in de Doelenstraat. Ref.: HM 1987 n1 p17-25, HM 2008 n2 p62-63.
Boswachterij Het Steenwijkerwold: complex van bossen, houtwallen en akkers op en langs de stuwwal ten noorden van Steenwijk, in beheer en eigendom van Staatsbosbeheer. De bedrijfsgebouwen staan aan ’t Goor onder de buurtschap Baars. Het gebied (317 ha) omvat de voormalige landgoederen Woldberg (sinds 1956), Ronde Blesse (sinds 1967) en het zuidelijk deel van de Eese (sinds 1978). Het wordt gekenmerkt door vrij steile hellingen, afwisselend loof- en naaldbos, houtwallen, oude lanen, heideveldjes en vennetjes. Op verschillende plaatsen liggen duidelijk herkenbare grafheuvels waarvan een aantal is gerestaureerd. Het gebied kent enkele wandelroutes en ruiterpaden. Ref.: M. Hartman. Het Steenwijkerwold; beheersplan voor de periode 1987-1997 (1987).
Boterberg: foutieve interpretatie van ‘Bûtenberg’ als aanduiding van het buiten de Noordwest-Overijsselse heuvelrug gelegen Oldemarkt.
boterfabrieken; zie: Eensgezindheid, Ons Belang.
Boterwaag (ook: Stadswaag): aan de Waagstraat, in 1642 gebouwd ter vervanging van een ouder en kleiner gebouw op een andere plaats. De Waag diende voor het wegen en keuren van vee en producten die op de markten werden aangevoerd. In de 19e eeuw werd veel boter verhandeld, vandaar de naam. Na 1907 heeft de Boterwaag niet meer als zodanig dienst gedaan. De gevel, sinds 1929 op de lijst van Rijksmonumenten, werd in 1930 en 1997 gerestaureerd. Deze wordt gesierd door een gevelbeeld van Themis, godin der gerechtigheid, en door Sint Clemens met het oudste stadswapen van Steenwijk. Ref.: SO p42. Zie ook hoofdstuk 16.
Bouwer, Lute Reinder (Steenwijkerwold 26 november 1936), voorlichter. Was vele jaren werkzaam bij Cebeco als schrijver van persberichten en brochures voor land- en tuinbouw. Sinds 1995 samensteller van fotoboeken met streekverhalen uit de geschiedenis van Noordwest-Overijssel, waaronder de serie ’t Wold  en Steenwijk, hart van de kop (2006). Ref.: OSC 30 november 2001.
Bouwmarkt: voormalige traditionele Steenwijker jaarmarkt die gehouden werd op de dinsdag het dichtst gelegen bij 22 augustus. De markt, die zich richtte op de land- en tuinbouw (vandaar de naam), werd in 1987 opgeheven en maakte plaats voor de Zendemarkt. Zie ook: markten.
Bovenakkers: in de 17e eeuw verveende landen tussen de Dwarssloot en de Stouwe, ten zuiden van Onna.
Bovenland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van het Woldberg-gebied, ten noordoosten van Tuk.
Bovenstouwe: andere benaming voor Stouwe; zie daar.
Boverhofsteeg (ook: Gang van Boverhof): vroegere benaming van de steeg tussen de Korte Woldstraat en het erachter gelegen parkeerterrein.
branden in Steenwijk die in de geschiedenis voortleven: de Kleine Kerk (1477), de grote stadsbrand van 1523, de volksbuurt Achter de Kerk (1903), de Molen van Jan Knol en Het Klaverblad (1908), de margarinefabriek Depa (1930), de bioscoop aan de Stationsstraat 6 (1933), de meubelfabriek van Nieweg en Banis (1969), de theekoepel in Park Rams Woerthe (1974), de Wildebras poppenfabriek (1976), restaurant ’t Geveltien (1978) en de villa Zonnehoek (1986).
brandtoren: op het hoogste punt van de Woldberg, in 1983 afgebroken.
brandweer. Sinds de grote stadsbrand van 1523, waarbij de hele stad afbrandde met uitzondering van de (drie) kerken en zeven woonhuizen, werden er tal van brandvoorschriften opgesteld. Deze werden naderhand ook in het keurboek vastgelegd. Bluste men aanvankelijk met leren emmers gevuld met water uit de Aa, in 1698 schafte het stadsbestuur een slangenbrandspuit aan. Na vele jaren trouwe dienst is deze als bezienswaardigheid opgesteld in de brandweergarage. In het midden van de 19e eeuw werd de stad verdeeld in drie brandwijken met elk een brandspuithuisje en een brandmeester die, op basis van burgerplicht, zelf zijn hulpkrachten bijeen moest zoeken. In de gemeente Steenwijkerwold waren er diverse depots met een handspuit en slangen ondergebracht in bedrijfsruimten. Toen Steenwijk in 1907 waterleiding kreeg, ging de burgerplicht in 1908 over in een vrijwillige brandweer, die in 1936 overging in een gemeentelijk brandweerkorps. Sinds 1935 beschikte Steenwijkerwold over een eigen motorspuit; Steenwijk volgde in 1942. In 1947 werden beide korpsen samengevoegd; de brandweergarage werd gecentraliseerd in Steenwijk en kreeg eerst in 1992 een passend onderkomen in het voormalige zwembad De Westwijck dat tot brandweergarage werd omgebouwd. Ref.: HM 1988 n4 p131-142; SW p391-398.
Brante, Gerrit Lubertus (roepnaam: Bert; Amsterdam 10 maart 1908 – Wolvega 21 januari 1991), schilder. Veelzijdig kunstenaar; schilderde vanaf zijn vijftiende. Behalve in olieverf schilderde hij aquarellen, tekende in pen en pastel en maakte grafisch werk in ets, litho en houtgravure. Ook werkte hij met natuur- en baksteen en maakte marmer- en glasmozaïeken en glas-in-loodramen. Sinds 1936 getrouwd met M.A. Bloemen en woonachtig in Steenwijk, later in Tuk. Hij was, evenals zijn vrouw, lid van De Ploeg in Groningen, De Onafhankelijken en van de BBK. Ref.: NBK p156, SW p429.
Brante-Bloemen, M.A.; zie: Bloemen, M.A.
Brants, Antoni (1) (Gorssel 14 juli 1847 – Arnhem 10 september 1931), jurist. Was advocaat te Zutphen en van 1879-1915 eigenaar van de Eese.
Brants, Antoni (2) (oomzegger van voorgaande; Raalte 24 augustus 1871 – Utrecht 10 maart 1959), jurist. Was van 1900 tot 1903 plaatsvervangend kantonrechter in Steenwijk. Ref.: PKN.
Brauweringen: voormalige erve, ruim 3 km noordnoordwestelijk van Steenwijk. Later ook buurtschap; thans onder Baars.
Brava HDTV: klassieke themazender, in 2007 opgericht door G. Ardesch.
Brederwiede: voormalige gemeente in 1973 ontstaan bij de gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel door samenvoeging van Blokzijl, Giethoorn, Vollenhove en Wanneperveen. In 2001 is Brederwiede opgegaan in de nieuwe gemeente Steenwijkerland. Ref.: J. de Kruyf en R. Tienkamp. Brederwiede 1973-2001 (2000).
Breman, Ahazueros Jacobus (roepnaam: Co; Zwolle 7 december 1865 – Laren NH 18 november 1938), schilder. Woonde en werkte te Blaricum (1897-1913) en daarna in Laren. Maker van de unieke wandschilderingen in het trappenhuis op de beganegrond en eerste verdieping van Rams Woerthe. Ref.: NBK p159, R.Touker. Rams Woerthe; een moment voor een monument (1981).
Brink, Hendrik Jan van den (roepnaam: Jan; Mijdrecht 27 januari 1952), bouwkundige. Werkte bij de gemeente Zwolle, wegenbouwbedrijf Te Siepe en sinds 1978 bij de firma Aberson in Steenwijk. Begon hier als calculator, sinds 1984 als bedrijfsleider en eigenaar. Was in 2002 ondernemer van het jaar in de gemeente Steenwijkerland.
Brinkman, Bernardus (Terband 16 juli 1879 – Steenwijk 17 januari 1942), sigarenfabrikant. Begon in 1912 als zelfstandige in de Wilhelminastraat 41. Daar bouwde hij in 1926 de sigarenfabriek De Adelaar die, wegens sterke concurrentie, in 1950 moest sluiten. Ref.: SW p230.
Broecke, ten: in de 15e-18e eeuw invloedrijke Steenwijker familie. Bekend zijn: Herman (zie daar), Berend (zie daar), Thiman, Luetgen, Warner en Dirrick; de in 1672 overleden burgemeester Arent en de 18e-eeuwse stadssecretarissen Barthold, Borchard en Herman.
Broecke, Berend ten (Latijn: Bernardus Paludanus; Steenwijk 27 oktober 1550 – Enkhuizen 3 april 1633), medicus. Studeerde en reisde door heel Europa en promoveerde in 1580 te Padua als doctor in de filosofie en medicijnen. Was sinds 1586 stadsgeneesheer van Enkhuizen en kreeg grote bekendheid door zijn rariteitenkabinet. Ref.: E.E.Meek. Berent ten Broecke, meer bekend onder de naam van Dr. Paludanus (1955). Zie ook hoofdstuk 10.
Broecke, Femme ten (Steenwijk 16e eeuw), vrouw van Berent ten Broecke, werd in 1569 doodgestoken door de krankzinnige Steenwijker Johan Cost. Ref.: HM 2010 n1 p12-15.
Broecke, Herman ten (Steenwijk 15e/16e eeuw), kanunnik. Was deken van het kapittel van de Sint Clemenskerk, waarvan hij in 1501 een cartularium samenstelde.
broek: drassig (slecht afwaterend) land. Vroeger ook ‘onland’ genoemd (onbruikbaar land), na ontginning meestal in gebruik als hooiland, zoals bijvoorbeeld de voormalige Broekslagen.
Broekema, Gerhardus Berend (Assen 3 februari 1866 – Kampen 1 september 1946), architect. Woonde en werkte in Kampen en was vooral bekend als ontwerper van Jugendstilvilla’s in Zwolle, Kampen, Leeuwarden en Almelo. Werkte ook mee met de Steenwijker architect Bato Rouwkema aan het ontwerp van de in 1906 gebouwde villa Zonnehoek, die in 1986 door brand verwoest werd. Ref.: G.Westerink. Villa’s, veestallen en fabrieken; leven en werk van architect G.B.Broekema (2003).
Broeken, Ten: naam (1811) van voormalige erve 1.2 km ten zuidwesten van Tuk.
Broekslagen: voormalige laaggelegen drassige gronden ten westen van Zuidveen, waar zich thans het industrieterrein Groot Verlaat uitstrekt. ‘Slagen’ zijn langgerekte percelen grond.
Broekslagendijk: voormalig 16e eeuws veendijkje dat ten westen van Zuidveen werd aangelegd om de ontgon­nen Broek­slagen te be­schermen tegen de hogere waterstanden in de zuidelijker veengebieden. Werd ook wel abusievelijk Broekslagersdijk genoemd.
Broer, Andries Lucas (Giethoorn 28 december 1900 – Colmschate 21 mei 1994), predikant, publicist. Stond als doopsgezind predikant te Hindeloopen, Harlingen en Hilversum. Was als natuurliefhebber fel gekant tegen de inpolderingen in Noordwest-Overijssel in de 20e eeuw. Schreef dichtbundels, artikelen en boeken over cultuur en natuur, zoals: Overijssels Noordwesthoek; land van oude steden en wijde wieden (1980). Ref.: HM 1995 n3 p84, WWN1.
brooduitdeling: in de 17e en 18e eeuw vond in Steenwijk jaarlijks op 16 maart een brooduitdeling aan de armen plaats. Dit gebruik werd bekostigd uit een legaat van Harmen Geerts Reinen.
broodwegers: jaarlijks aangesteld door de magistraat overeenkomstig een verordening van omstreeks 1560. De drie broodwegers (een raadslid, een meensman en een burger) hielden toezicht op prijs en gewicht van het door de bakkers te koop aangeboden brood. Ze waren tevens belast met de ijk van maten en gewichten en kunnen beschouwd worden als de voorlopers van de latere Keuringsdienst van Waren. Ref.: OAS p134.
Brouwer, Jelle (Den Haag 21 november 1917 – Steenwijk 17 juli 2006), leraar. Was tot 1983 leraar Frans in het voortgezet onderwijs in Den Haag, Rotterdam en Eindhoven. Medeoprichter, bestuurslid (1984-2003) en penningmeester (1984-1996) van de HVS. Schreef artikelen over de geschiedenis van onderwijs, verkeer en vervoer in Steenwijk. Ref.: HM 2006 n3 p82-84.
brouwerij; zie: bierbrouwerij.
bruggen. Het aantal bruggen is in de loop van de tijd, ook in Steenwijk en omgeving, sterk afgenomen. De bruggen bij de poorten, die toegang tot de stad gaven, werden in de 19e eeuw vervangen door dammen, al of niet met een duiker. Hetzelfde geldt voor talloze sloten waarin steeds minder met kleine schepen werd gevaren. Namen van thans nog in gebruik zijnde bruggen: Dolderbrug (1931), Halfwegbrug (1932), Heerenbrug (1952), Hesselingenbrug (1934), Heulenbrug (16e eeuw), Hoogewegsbrug (1934), Kooiwegbrug (1932), Meenthebrug (1934), Ruxveensebrug (1991), Scheerebrug (1952), Schippersbrug (2004), Thijendijksbrug (1934) en Weteringbrug (1949). Niet meer bestaande bruggen: Aa-brug, Gasthuisbrug, Kapelbrug, Karenbrug, Markebrug, Meestersbrug, Varkenweidebrug, Verlaatsebrug, Weerbrug, Wipbrug, Woldbrug en Zuidveensebrug. Zie verder: IJzeren Brug en Kraanbrug.
Brugman-de Vries, Jantje Jakoba (roepnaam: Janny; Sneek 28 oktober 1918 – Almelo 16 maart 2006), beeldhouwster. Zij maakte beelden, plastieken en mozaïeken voor diverse gebouwen en parken. In Steenwijk  kennen we van haar het bronzen beeld Vogel uit 1965, bij de kruising van de Meppelerweg en Kallenkoter Allee.
Bruinenberg, Hendrik (roepnaam: Henk; bijnaam: De Brune; Steenwijkerwold 20 november 1917 – Steenwijk 14 augustus 1972), fotojournalist. Fotografeerde en schreef over de geschiedenis van land en volk van Noordwest-Overijssel. Zijn meest bekende boeken zijn: De tijd vertelt; over het leven in de Noordwesthoek (1959), Wij in Steenwijkerwold (1964; ook als film) en Duizend jaar Steenwijk (1965). Ref.: SW p416.
Bruins, Gerhardus Albertus (Gendringen 15 oktober 1880 – Lochem 19 april 1970) was van 1919 tot 1924 predikant van de Hervormde gemeente in Steenwijk.
Brummelen, Gijsbertus van (roepnaam: Bertus; Zeist 29 mei 1935 - De Pol 11 april 1997), juwelier, antiekhandelaar. Werd in 1986, bij een omroepersconcours op De Markt, gekozen tot stadsomroeper van Steenwijk. Promotor van de Oranjevereniging en van toeristische activiteiten. Was oprichter en voorzitter van de Eerste Vereniging van Stads- en Dorpsomroepers in Nederland. Ref.: SW p152.
Buisman, Gerard Rutger (Steenwijk 17 mei 1952 – Steenwijkerwold 1 augustus 2011), leraar, troubadour. Van jongs af actief in de muziekmakerij. Sinds 1974 onderwijzer in algemene vakken, later ook leraar in onder meer muziekonderwijs aan de Capelleschool en LTS en aan leerlingen met leermoeilijkheden (RSG, Groeneveld- en Voetelinkschool). Componist en zanger van eigen liedjes, deels in Steenwijker dialect. Verteller, schrijver, presentator/programmamaker RTVOost en lokale omroep. Publiceerde onder meer: Troubadour; vertellechies (2005). Ref.: OSC 21 sep 2007; Stentor 3 okt 2007. Zie ook hoofdstuk 15.
Buitengoed Fredeshiem; zie: Fredeshiem.
Buitenhuis, Johannes (roepnaam: Jannes; De Bult 5 december 1923 – Kallenkote 16 september 1996), natuurkenner. Bekend als vrijbuiter en stroper in de bossen van de Woldberg en Eese. Ref.: SW p511.
Buitenkerk; zie: Gereformeerde Kerk.
buitenkerkelijken; zie: kerkelijke gezindte.
Buitenland: kadastrale aanduiding (1832) van sectie F van de voormalige gemeente Steenwijkerwold, 3 km ten noordoosten van Steenwijk, de Eesveensche Hooilanden.
Buitenom: vroegere naam van de weg langs de landzijde van de stadsgracht, aan de noordkant van de stad. Later Looijersgracht genoemd.
Buiter, Derk (roepnaam: Dirk; Diever 6 februari 1940), gemeenteambtenaar. Was tot 2000 archivaris bij de gemeente Steenwijk. Medeoprichter, bestuurslid (1984-1992) en voorzitter (1984-1989) van de HVS. Schrijver over de geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder sociaal-economische, geografische en biografische bijdragen. Zijn meest bekende boek is: Steenwijk; de straat waarin wij wonen (1985).
B’ulah-hoeve, Stichting: leefgemeenschap voor mensen die, in de praktijk van hun leven, zoeken naar de realiteit van het leven met God. Begonnen in Den Haag door het echtpaar Kloppenburg, sinds 1973 aan de Onderduikersweg bij Steenwijk. Het gebouw werd in 1980 geheel vernieuwd en verschaft onderdak aan 80 vaste bewoners.
Bult, De (1): landhuis en voormalig landgoed (342 ha) gelegen tussen het landgoed de Woldberg en de Steenwijker Aa. Behoorde oorspronkelijk tot het landgoed de Eese; sinds 1782 eigendom van David Thomassen à Thuessink, die het gebied ontgonnen heeft en in 1798 Huize De Bult liet bouwen. Het landgoed werd in 1908 in 113 percelen verkocht. Het landhuis aan de Bultweg 7, het park en de tuinmuur zijn rijksmonumenten. De naam duidt op de vrijgekomen grond na het graven van de vijver. Zie ook: Koepel, Kom. (2): de hiernaar genoemde buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 3 km ten noorden van Steenwijk, met ongeveer 250 inwoners. Bosrijk gebied met de vakantieparken De Bult en De Kom, het Buitengoed Fredeshiem en het hotel, conferentieoord en woonpark De Eese. In 1832 was De Bult de kadastrale aanduiding van sectie E van de toenmalige gemeente Steenwijkerwold. De Bultweg werd in 1871 verhard. (3): oudste ANWB- bondskampeerterrein van Steenwijk en omgeving, in 1925 begonnen door Herman Schurer.
bunder: oude vlaktemaat gelijk aan anderhalve morgen; na 1820 verouderde benaming van de hectare. Zie ook: Steenwijker Maat.
Bunzinge; zie: Groenestege.
burgemeester: sinds 1825 wettelijk burgerlijk hoofd en vertegenwoordiger van een gemeente (zie daar). Daarvóór was het één van de leden van het dagelijks bestuur (i.c. magistraat). Burgemeesters van Steenwijk: J. Zomer (1825-1839), R.B. Visser (1839-1840), J. Cornelissen (1840-1844), A.J. Scriverius (1844-1852), J. Meesters (1852-1867), D. Wicherlink (1868-1873), J.R. Meesters (1873-1887), T.M. Wentholt (1888-1891), C.J. Lewe van Aduard (1891-1899), J. Meesters (1899-1904), W. baron Bentick tot Schoonheten (1904-1909), M. Wijt (1910-1915), A.H. Goeman Borgesius (1915-1942), R.A. Hagemeyer (1942), F.M. van Panthaleon baron van Eck (1942), J.P. de Lang (1942-1945), A.H. Goeman Borgesius (1945-1948), J. Voetelink (1948-1961), A.G.A. Dingemans Wierts (1961-1968), P.J. Molendijk (1968-1978), J.J. Hoeksema (1978-1995), H.W. Schippers (1995-2000) en H.H. Apotheker (sinds 2000 tijdelijk, sinds 2001 van Steenwijkerland). Burgemeesters van Steenwijkerwold: C.J. Fabius (1825-1837), A.J. Scriverius (1837-1844 en 1851-1853), H.P.M.C. van Ingen (1854-1864), A.F. Stroink (1864-1900), G.W. Stroink (1900-1939), F.M. van Panthaleon baron van Eck (1939-1944), H.O.K. Reinsberg (1944), A. Klijnsma (1944-1945), F.M. van Panthaleon baron van Eck (1945-1962) en L.G. Boldingh (1963-1973). Allen zijn ook afzonderlijk in dit lexicon vermeld.
Burgemeestersbank: gemetselde bank op het Prinsen Bolwerk, in 1940 door de bevolking geschonken aan burgemeester A.H. Goeman Borgesius bij zijn 25-jarig ambtsjubileum. Het is een gemeentelijk monument.
Burgemeester Voetelinkschool: speciale school voor basisonderwijs aan de Verlaatseweg, in gebruik genomen in 1960.
burger (ook: poorter): oorspronkelijk bewoner van een burcht, later van een stad.
burgerlijke stand: sinds 1811 door de gemeente beheerd informatiebestand waarin van alle ingezetenen de gegevens over geboorte, huwelijksaangifte, huwelijk, scheiding en overlijden worden bijgehouden. Zie ook: bevolking en hoofdstuk 8.
Business Club Steenwijkerland: in 2001 voortgekomen uit onder meer de ICV (Industriële en Commerciële Vereniging Steenwijk).
buslijnen. Sinds 1922 waren er drie particuliere lijnen vanuit Steenwijk: Meppel (via Giethoorn en Wanneperveen), Oldemarkt en Wolvega (via Oldemarkt). Deze diensten werden later overgenomen door de autobusonderneming Vervoersmaatschappij De Noordwesthoek (NWH) die in 1934 werd opgericht en in Zwartsluis gevestigd was. Thans (2009) zijn er vanaf het busstation in Steenwijk uurdiensten op: Oosterwolde (lijn 17), Zwolle via Meppel (lijn 40), Zwolle via Zwartsluis (lijn 70), Emmeloord via Blokzijl (lijn 75), Emmeloord via Ossenzijl (lijn 76) en Borger via Beilen (lijn 235).
Busscher, Hendrikus Johannes (Steenwijk 22 juni 1849 – Steenwijk 30 oktober 1911) was logementhouder van herberg De Gouden Engel tot hij in 1910 het bedrijf verkocht aan L.N.E. Osse.
buurtschappen (ook: buurschappen): woonkernen buiten de stad, kleiner dan de dorpen (zie daar). De tegenwoordige buurtschappen zijn: Baars, Basse, De Bult, De Pol, Eese, Marijenkampen, Muggenbeet, Nederland, Onna, Thij en Witte Paarden. Vroegere buurtschappen, meestal opgegaan in andere: Achterbuurt (overgegaan in: Witte Paarden), Berg, Brauweringen, Gerritshoek, ’t Goor, Groenesteeg, Kikkerij, Kwikkelo, Lakeweg, Molenhoek, Oosterhoek, Ooster Lage Egge, Ronde Blesse, Steenwijkerdiep, Ten Broeke, Uvinge, Vels, Verlaat, Voshoek, Wester Lage Egge en Wolterholten. Zie ook: wijken.
buurtverenigingen: vereniging van bewoners van stadswijken, dorpen en buurtschappen, voor de behartiging van gezamenlijke belangen zoals veiligheid, leefbaarheid en ontspanning. Steenwijk kent zes buurtverenigingen, het buitengebied dertien.
Buze, De: jongerencentrum voor Steenwijkerland, Podium voor Pop en Cultuur aan de Oostwijkstraat 1 in Steenwijk. Gevestigd in een gedeelte van de voormalige School C.
cabaret. Voor een beknopt overzicht van cabaret wordt verwezen naar SW p171-173.
Camaden: oude naam van de Koematen; zie daar.
camener (of: cameraar); zie: kameraar.
Camerlingh, Johannes (Westerbork 21 december 1692 – Steenwijkerwold 29 december 1757), predikant. Was van 1723 tot zijn dood hervormd predikant te Steenwijkerwold. Ref.: HM 1994 n1 p7-10.
Camper, Petrus (Leiden 11 mei 1722 – Den Haag 17 april 1789), filosoof, medicus, hoogleraar. Was hoogleraar te Franeker, Amsterdam en Groningen en enige jaren voorzitter van de Raad van State. Bracht op 11 augustus 1781, vanuit zijn woonplaats Leeuwarden, een bezoek aan het hunebed op de Eese en maakte er een schets van.
Capelle: een voormalig middeleeuws kapelletje aan de oude heirweg ten westen van de stad. In 1574 is sprake van een windmolen aangeduid als “bij het Capelle” en in 1565 als “bij het Wold”. De molen, aangegeven op de kaart (1560) van Jacob van Deventer, stond bij de grens tussen Steenwijk en Steenwijkerwold. Te zien aan de molensloot, was het een houtzaagmolen. Het is niet bekend of het kapelletje hier gestaan heeft, of waar nu de Dolderbrug is.
Capelleschool: naam van de voormalige Landbouwhuishoudschool (1931-1990) aan de Tukseweg in Steenwijk. De school fuseerde in 1990 met de Lagere Technische School tot De Wissel.
Capellesloot; zie: Kapelsloot.
cartografie; zie: stadsplattegronden.
cartularium: boek waarin afschriften van oorkonden en akten worden verzameld. Het cartularium van het kapittel van de Sint Clemenskerk werd in 1501 samengesteld door de toenmalige deken van het kapittel, Herman ten Broecke. Het werd getranscribeerd en gepubliceerd in 1920 door B.M. de Jonge van Ellemeet. Het bevat belangrijke informatie over de geschiedenis van Noordwest-Overijssel en Zuidwest-Drenthe over de periode 1139-1576. Ref.: HM 2011 n2 p96.
Casa Nostra: villa aan de J.H. Tromp Meestersstraat 4, gebouwd in 1908 naar ontwerp van de Apeldoornse architect A. van Driesum.
Cebeco: voormalige landbouwtechnische handelsonderneming, in 1939 voortgekomen uit de Landbouwbank, sinds 1947 aan de Eesveenseweg 17 te Steenwijk. In 1965 als hoofdkantoor van het Centraal Bureau te Rotterdam. Leverde als Cebeco Agritech landbouwwerktuigen en machines in het hele land. Na 1994 is het bedrijf in Steenwijk in onderdelen overgegaan in Vormec BV, importeur van mechanisatie voor landbouw, tuinbouw en openbaar groen, en Agrifac BV, fabrikant van sproeiers en rooimachines voor de landbouw.
celtic fields (ook: raatakkers): prehistorische akkertjes van ongeveer 40 bij 40 m, waarvan de omtrekken aan de oppervlakte nog herkenbaar zijn als lage walletjes of op luchtfoto’s zichtbaar zijn als verkleuringen. De naam is misleidend, omdat er geen aantoonbaar verband is met de Keltische cultuur. Celtic fields zijn aangetroffen ten noordoosten van Willemsoord en ten noordwesten van Eesveen op het landgoed Eese. Ze dateren van de 12e eeuw v.C. tot in de vroege middeleeuwen. Ref.: HM 2009 n4 p33-40.
Cewesto: sinds eind jaren zestig een centrum voor sociale werkvoorziening in Noordwest-Overijssel, in 2000 overgegaan in NoordWestGroep N.V.; zie daar.
Christelijke Scholengemeenschap; zie: Eekeringe.
Christelijke School: sinds 1846 in Steenwijk en sinds 1922 in Kerkbuurt. Die in Steenwijk was, samen met de joodse school, aan de Gasthuisstraat. Deze ging over naar de in 1904 gebouwde Gereformeerde School aan de Oostwijkstraat, die in 1958 werd vergroot en in 1983 werd gemoderniseerd en uitgebreid met een kleuterschool, Het Kompas. De school in Kerkbuurt, de School met den Bijbel (1922), schuin tegenover de kerk, werd in 1972 afgebroken en vervangen door een nieuwe aan de Ten Holtheweg, de Immanuëlschool. Ref.: HM 1997 n4 p86-99.
Christelijk Gereformeerde Kerk: kerkgenootschap, opgericht in 1893, met een uit 1896 daterend kerkgebouw (Eben-Haëzer) aan de Oostwijkstraat 106 te Steenwijk. Ref.: Honderd jaar Christelijk Gereformeerde Kerk Steenwijk (1993).
Christelijk Militair Tehuis: van 1938-1984 gevestigd in villa Hoogwolde aan de Meppelerweg 61. Ref.: SHD p21-24.
cijns (of: tijns): regionale benaming voor erfpacht of (vaste) grondrente.
City; zie: bioscoop.
Claus, Prins: bezocht Steenwijk, met zijn echtgenote Prinses (sinds 1980: Koningin) Beatrix, op 11 september 1971 kort na de opening van De Meenthe en op 18 mei 1981 voor de officiële ingebruikname van de toen pas gerestaureerde Grote Kerk.
CLC; zie: Landbouwbank.
Clemens (officieel: Clemens Romanus of Clemens I; Rome 1e eeuw n.C. – 102 n.C.), bisschop, paus, beschermheilige (schutspatroon) van Steenwijk. Vierde paus van Rome (88 tot 97 n.C.), van wie weinig bekend is, behalve een boeiende legende. Sint Clemens wordt op 23 november herdacht. In de kunst wordt hij uitgebeeld als paus, met anker, boekrol, palmtak of een uit zee oprijzend tempeltje, soms ook met een bron en een lam. Zijn beeltenis vormt een essentieel onderdeel van het (stads- en gemeente-) wapen van Steenwijk. De Grote Kerk en de R.K. Sint Clemenskerk van Steenwijk en de kerk van Havelte zijn aan Sint Clemens gewijd. Zie ook: Willibrord(us). Ref.: HM 2001 n2 p48-49.
Clingenborgh: stadswijk ten zuidoosten van het centrum van Steenwijk, ingericht in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Genoemd naar Tijde Clinge, schout van Steenwijk, die hier in de 15e eeuw een boerderij had.
CLM; zie: Landbouwbank.
Coevorden: voormalige oude heerlijkheid in het zuidoosten van Drenthe. Evenals Steenwijk, ontstaan op een strategische plaats aan één van de weinige toegangswegen naar het noorden. Beide steden liggen ook aan de oude heirweg van Stavoren naar Osnabrück. Het kerspel Coevorden werd gesticht in 1341. De naam, voor het eerst genoemd in 1178, duidt op een doorwaadbare plaats voor koeientransporten. Van het 11e eeuwse kasteel, het enige in Drenthe, resteert slechts een onderkelderde vleugel van het in 1967 gebouwde stadhuis.
Coldencoeten: oude schrijfwijze (1379) van Kallenkote; zie daar.
collegiale kerk; zie: kapittelkerk.
communicatie; zie: Gemeentegids, nieuwsmedia, omroep, post, radio, telefoon.
Comrie, Alexander (Perth, Schotland 16 december 1706 – Gouda 19 december 1774) was een predikant op wie in 1752 een vergeefs beroep werd uitgebracht door de Nederlands Hervormde Gemeente van Steenwijk. Ref.: HM2001 n1 p5-9.
Comte, Adolf le (Rijswijk 30 augustus 1850 – Den Haag 30 januari 1921), schilder. Woonde en werkte in Delft als schilder en aquarellist van landschappen, portretten en figuurstukken en als leraar aan de Polytechnische School. Maker (1899) van het negendelig glas-in-loodraam in de trappenhal van Rams Woerthe. Ref.: HM 2008 n1 p9-16, SO p68-69.
Coninge; zie: Preistinge.
contrescarp: buitenoever van een vestinggracht. Aan de zuidoostzijde van de Steenwijker stadsgracht is deze plaatselijk onderbroken door een zogeheten bedekte weg; zie daar.
Coöperatieve Landbouwbank; zie: Landbouwbank.
Copijn, Hendrik (roepnaam: Henri; Groenekan 3 maart 1842 – Utrecht 23 december 1923), tuinarchitect. Ontwerper van fraaie tuinen zoals die rondom het kasteel De Haar bij Haarzuilens (1895) en het Rengerspark in Leeuwarden (1905). In opdracht van Jan Hendrik Tromp Meesters ontwierp hij, in Engelse landschapsstijl, het Park Rams Woerthe, dat in 1899 gereed kwam.
Copinga-Scholten, Ekkina (roepnaam: Kiny; Valthermond gem. Odoorn 30 augustus 1943), beeldhouwster. Woonde en werkte in Basse, Emmen en Valthermond. Maakt figuratieve kunst, meest gedeformeerde bronzen menselijke figuren en dieren, gekenmerkt door hun tijdloze karakter. Zie ook: gemeentelijke erepenning; Lute en Endrik. Ref.: BN; SW p147. Zie ook hoofdstuk 14.
Coquel, Antonio: vestingcommandant bij de Spaanse bezetting van Steenwijk in 1591-1592.
Cordes, Carel Frederik (zoon van de volgende; Steenwijk 11 februari 1851 – Den Bosch 21 oktober 1927), fotograaf en kunstschilder van stadsgezichten en gebouwen. Was getrouwd met de organiste M.E. Bastiaans. Ref.: NBK.
Cordes, Hendrik (broer van Willem Cordes; Meppel 20 februari 1824 – Steenwijk 23 juli 1902), fotograaf, uitgever van ansichtkaarten. Was aanvankelijk horloge- en klokkenmaker, sinds 1860 stadsklokkenist in Steenwijk. Vanaf 1865 was hij actief als portret- en landschapsfotograaf, in 1879 opgevolgd door B. Hogewind. De ansichtkaarten met zijn naam behoren tot de oudste van Steenwijk en omgeving. Ref.: HM 1989 n3 p72-83.
Cordes, Willem (broer van Hendrik Cordes; Meppel 10 maart 1814 – Amsterdam 9 mei 1875), schilder. Naast zijn beroep als huisschilder in Amsterdam, schilderde en exposeerde hij daar sinds 1836 met landschappen en stadsgezichten. In Rams Woerthe bevindt zich van hem: Gezicht op de Oosterpoort met molen (ca. 1841). Ref.: NBK, SO p54.
Cornelissen, Jacob (Steenwijk 2 september 1808 – Meppel 14 januari 1875), jurist. Was van 1840-1844 burgemeester van Steenwijk en van 1850-1875 lid van Provinciale Staten.
Corput; zie: Kornput.
COT (Compagnies OefenTerrein): aanduiding van het militair oefenterrein gelegen ter weerszijden van de grens tussen de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld.
courtine (Ned.: gordijn): het rechte gedeelte van de stadswal tussen twee bolwerken.
Crescendo, Christelijke Muziekvereniging: opgericht in 1918; zie verder hoofdstuk 16.
Crilux; zie: Heuga.
criminaliteit; zie: politie.
Cristoffels, Jannes: stadsomroeper van Steenwijk (1750 tot 1765). Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Croevinge (1): voormalige aanzienlijke erve onder Steenwijkerwold, omgeven door een gracht. Ook Slothof genoemd; zie daar. (2): in 1981 tot stand gekomen scholengemeenschap te Gelderingen, met het internaat Mariënwold. In 1989 verhuisde deze naar Wolvega. De Rooms-Katholieke MAVO fuseerde met de Christelijke MAVO in Steenwijk tot de CSG Eekeringe aan de Oostwijkstraat.
Croix, Guillaume Frédéric la (Amsterdam 16 mei 1877 – Oudenrijn 21 juli 1923), architect. Bekend Nederlands architect van de Amsterdamse School. Voor de in 1919 in Steenwijk opgerichte ESKAF ontwierp hij de fabriek en kantoorruimte, nu deel van het bedrijf Kornelis Caps and Closures.
Cronenborg, Jacob (Steenwijk ca. 1590 – Sneek 1638), hervormd predikant. Ref.: HM 2002 n3 p82-84.
Cronenburg: Steenwijker familie van kosters (17e eeuw). Ref.: HM 1998 n3 p83.
Crume Kolk; zie: Kromme Kolk.
CSG; zie: Eekeringe.
Cuba-wal: aardenwal, op 24 oktober 1962 opgeworpen rondom het toenmalige gemeentehuis van Steenwijk (villa Rams Woerthe) op last van burgemeester A.G.A. Dingemans Wierts. De wal, die bedoeld was als voorzorg tegen de gevolgen van een atoomaanval, veel ophef veroorzaakte en de landelijke pers haalde, werd na vertrek van de burgemeester in 1968 opgeruimd.
Culp, Herman (schoonzoon van Wolf Stokvis; Lemmer gem. Lemsterland 12 juli 1874 – Steenwijk 15 juni 1926), handelaar. Had een sigarenwinkel in de Oosterstraat, woonde later in de Weemstraat en was uitgever van ansichtkaarten. Was oprichter en eerste voorzitter van de Oranjevereniging. Zijn graf bevindt zich op de Joodse Begraafplaats in Steenwijk.
Culp, Martha (dochter van vorige; Steenwijk 30 april 1907 – Auschwitz 31 oktober 1944), muzieklerares. Muzikaal talent, speelde piano en accordeon en gaf piano- en dansles. Was sinds 1938 werkzaam bij het Apeldoornse Bosch, internaat voor joodse zwakzinnige en moeilijk opvoedbare kinderen te Apeldoorn. Ref.: POR p207.
cultuur. Voor een historisch overzicht van de creatieve, artistieke en culturele uitingen in Steenwijk en omgeving wordt verwezen naar: J.K. Janssen. Verbeelding en creatie in Stad en Wold; een eeuw kunst en cultuur uit eigen keuken, in: SW p129-183. Zie verder de hoofdstukken 14 t/m 16.
Cunrau: landontginningmaatschappij van U.D. Reinders te Hoogezand, sinds 1908 eigenaar van de Steenwijker Laagveenontginning.
Curtenius, Engelbertus (Harderwijk 21 oktober 1631 – Steenwijk 24 oktober 1702), predikant van de Hervormde Gemeente, sinds 1657 in Huissen, sinds 1674 in Kuinre en van 1676 tot aan zijn dood in Steenwijk.
dagelijks leven. Een aantal auteurs heeft geschreven over alledaagse dingen in het Steenwijk van vroeger: R. Pit (1913-2005), W. Scheenstra (1918-1998), H. Smit (1893-1985), J. ter Steege (1936-2006), T.R. Stegeman (1916-2006) en D.A. Vorster (1880-1953); zie daar. Zie ook: vrouwen vroeger.
dagmaat: oude vlaktemaat, zoveel hooiland als één man per dag kon maaien, ongeveer 0.4 ha.
Dal, Het; zie: Tranendal.
Dalen, Gerrit Jan van (Brummen 15 november 1879 – Steenwijk 26 november 1947), was van 1920-1948 notaris te Steenwijk.
Dalen, Hendrik van (Steenwijk 11 juni 1809 – Steenwijk 18 februari 1862), touwslager. Oprichter van een Steenwijker bedrijf dat vijf generaties lang touw gemaakt heeft. Begon in 1836 een touwslagerij met lijnbaan aan de Molenwal. Deze werd in 1868 verplaatst naar de overkant van de westzijde van de Looijersgracht. In 1966 betrok men een nieuwe touwslagerij aan de Produktieweg. Deze werd in 1985 opgeheven. Ref.: SW p435-438.
Dalfsen, Hendrikus van (Genemuiden 1 januari 1848 – Apeldoorn 28 februari 1928), onderwijzer. Was van 1872 tot 1914 hoofd van de openbare lagere school in Steenwijk, de Walschool, later School B genoemd. Hij bestudeerde de regionale geschiedenis en schreef onder meer: De bevrijding van Steenwijk door Prins Maurits (1892), Steenwijk in de omwentelingsdagen van 1813 en `14 (1923) en De stormvloed in 1825 (1925; herdruk 1997). Ref.: HM 2012 n1 p34-38; SW p56.
Dam, Gosse (Buitenpost 7 juli 1950), beeldhouwer. Sinds 1979 werkzaam in Kollum als maker van beelden met grote aandacht voor compositie en monumentaliteit. Maakte in 2005 een bronsplastiek van Lammegien de Klokkenluudster op het Vrijthof te Steenwijk.
Damhuis, Lambertus Johannes (roepnaam: Bertus; Thij 16 januari 1920 – Steenwijk 8 maart 2003), elektricien. Schreef over verschillende aspecten van de lokale geschiedenis, waaronder het boek Kerkgeschiedenis van Steenwijkerwold (1989).
Dannenbergh: welgestelde Steenwijker familie (18e eeuw). Egbertus Dannenbergh was van 1722-1748 schout van Steenwijk, Steenwijkerwold en Scherwolde. Hij liet een voor die tijd kolossaal vermogen na. Ref.: HM 1998 n3-4.
Darp (vroeger ook: Derp): oudste bewoningskern van het latere Havelte, aan de (oude) Ruiterweg, de voormalige heirweg tussen Steenwijk en Ruinen, 7 km ten oosten van Steenwijk. De naam betekent ‘dorp’. De nederzetting werd door het oorlogsgeweld in 1945 vrijwel geheel verwoest en na de 2e WO een km westelijker herbouwd. Zie ook: vliegveld.
Dedden, Koop Harms (Steenwijkerwold 15 mei 1753 – Steenwijkerwold 4 juni 1846), bestuurder. Was van 1811-1813 maire van Steenwijkerwold. Werd in 1819 vermeld als eigenaar van gronden behorende tot de erven Polmans, Ennekinge, Basse, Steunebringe en Het Goor.
Dekker, Arp Roelofs (Oldemarkt ca. 1800 – Leeuwarden 25 maart 1868) was sinds 1820 onderwijzer aan de 3e school en sinds 1823 aan de 2e school in Steenwijk.
Delbrugge, Carel Jan (Lengerich, Duitsland 1728 – Steenwijk 8 juni 1814). Was van 1750 tot 1800 schoolmeester, opgevolgd door Laurens de Leeuw; sinds 1752 stadsorganist in Steenwijk.
Dennekamp, Jan Berends: stadsomroeper van Steenwijk van 1715 tot zijn dood in 1737. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Dennenallee (oorspronkelijk: Dwarsallee): verbindingsweg tussen Meppelerweg en Steenakkers, 2 km ten oosten van de stad. In 1864 werden de dennen gekapt en beuken geplant. Ref.: SN p21.
Depa: voormalige margarinefabriek in 1927 door D.H. Pasman gevestigd in het toenmalige gebouw van de ESKAF, in 1930 door brand verwoest.
Derdensvaart: voormalige sloot tussen de Wetering en de Woldlakeweg, 8 km westelijk van Steenwijk, opge­gaan in de polder Wetering Oost.
Derks, Pieter Alberts (Ruinerwold 18 juli 1833 – Meppel 15 december 1898), landbouwer, burgemeester. IJverde, als burgemeester van Nijeveen en Havelte, voor verbetering van onderwijs, wegenaanleg en waterhuishouding. Schreef onder meer: De waterkwestie in ’t westen van Drenthe en ’t noorden van Overijssel (1893). Ref.: DB2.
Derp; zie: Darp.
Deutelius, Henricus Everardi (Enkhuizen 1605 – Steenwijk 29 augustus 1659), predikant. Was predikant van de Hervormde Gemeente te Blokzijl (1632-1650) en Steenwijk (1650-1659). Ref.: HM 1998 n1 p4-10.
Deventer, Jacob van (Kampen ca. 1501 – Keulen 1575), cartograaf. Kreeg grote bekendheid door zijn stedenatlas, ruim 250 plattegronden van Nederlandse steden. Die van Steenwijk dateert van 1557 en is daarmee de oudste van onze stad en directe omgeving. Ref.: HM 1986 n1 p11-19; SO p16-17. Zie ook hoofdstuk 7.
dialect; zie: Steenwijker dialect.
dichters. De meest bekende dichter die in de omgeving van Steenwijk gewerkt heeft is J.C. Bloem (1887-1966). Verder kunnen genoemd worden: Clara Eggink (1906-1991), L.R. Ellens (1808-1868), J.F. van Harten (1945-2007), R.H. van den Hoofdakker (Rutger Kopland; 1934), C. van der Linden (1909-2002), J.F.B. van der Scheer ( 1907-2000) en H.J. Trommel (1905-1981). Een aantal Steenwijker dichters heeft werk in het Steenwijker dialect nagelaten: H. van Dalfsen (1848-1928), A.W. Kamp (1879-1945), D. Pit (1913-1992), P.J. Plat (1900-1964) en A. Smit (1848-1935); zie daar. Zie ook: H.Tollens.
Dick, Wicher; zie: W.P. van ’t Hogeveen.
Dickninge; zie: Dikninge.
Dicky Woodstock Festival: jaarlijks popfestival, gehouden in het eerste weekend van augustus in de buurtschap Baars, even ten noorden van Steenwijk. Genoemd naar de daar woonachtige Dick Woets, die destijds het festival opende. Later werd het evenement verplaatst naar andere locaties. Tijdens een hevig onweer op 4 aug. 2012 bezweek de tent en raakten dertien bezoekers gewond. De organisatie was vele jaren in handen van Henk Kranendonk van café De Karre in Tuk.
Diemont, Gerard Marius Adolf (Zaltbommel 15 juni 1895 – Den Haag 17 december 1965), uitgever. Was van 1932-1960 directeur van Drukkerij Hovens Gréve.
dienstverlening; zie hoofdstuk 17.
Diep (1): Steen­wijkerdiep; zie daar. (2): voormalige vaargeul van de haven van Blokzijl naar zee. Het op diepte houden ervan was een voortdurend probleem en de havenhoofden moesten steeds verder naar zee worden verlengd. Na het droogvallen van de Noordoostpolder in 1942 zijn de haven­hoofden opgeruimd en is de vuurtoren uit 1903 gesloopt.
Diepdijk: kanaaldijk ter weerszijden van het Steenwijker­diep, met name de dijk op de zuidelijke oever, waarop vroeger een lijn- of jaagpad liep. Met tegenwind viel er op het Diep niet te zeilen en moest men het schip vanaf het lijnpad voorttrekken.
Dieptol: van 1636 tot 1930 door de stad Steenwijk geheven tol op de schepen die Eind van ’t Diep passeerden.
Diever (vroeger ook: Dever, Devere, Deveren of Dieveren): zeer oud esdorp, sinds 1998 in de gemeente Westerveld, met ruim 2.000 inwoners. Het was de oude hoofdplaats van het Dieverder dingspel (Zuidwest-Drenthe) aan de oude weg van Steenwijk naar Groningen, 16 km oostnoordoostelijk van Steenwijk. Het kerspel Diever is gesticht in 1258 door het kapittel van Oldenzaal. De naam van de buurtschap Oldendiever veronderstelt een nog oudere nederzetting.
Dijk, Albert van (roepnaam: Alle; Steenwijk 18 juni 1915 – Neerpelt, België 28 april 1984; begr. Steenwijk NL), industrieel. Nazaat uit een oud geslacht van koperslagers in de Woldstraat. Ontwikkelde sinds 1957 zijn loodgieterbedrijf tot een productiecentrum van kunststofleidingsystemen dat, onder de naam DYKA, het grootste bedrijf in Steenwijk is. Ref.: SW p414.
Dijk, De; zie: Wapserveen.
dijkrecht. Bisschop Jan van Arkel verleende in 1363 aan Vollenhove een dijkrecht, waarmee een belangrijke basis werd gelegd voor het waterbeheer in Noordwest-Overijssel.
Dijksloot; zie: Eesveense Wetering.
Dijkstra, Luitsen (Gorredijk 31 juli 1798 – Steenwijk 26 november 1871), predikant. Was van 1842 tot zijn dood predikant van de Christelijke (Afgescheiden – na 1864 - Gereformeerde) Kerk te Steenwijk. Ref.: HM 2004 n1.
Dikkerboom, Dirk (Heerenveen 1777 – Schoterland 3 januari 1828), zilversmid. Was van 1805 tot 1818 zilversmid in de Gasthuisstraat in Steenwijk. Het gezin woonde daarna korte tijd in de kolonie Frederiksoord. Ref.: HM 1992 n4 p3.
Dikninge (ook: Dickninge): landgoed en landhuis uit 1795 aan de Reest, ten zuidwesten van De Wijk. Van 1325-1602 stond hier een benedictijner dubbelklooster (later nonnenklooster) dat daarvóór vanuit Ruinen hierheen verplaatst was. Ref.: M. Arts. Het dubbelklooster Dikninge (1945).
Dingemans Wierts, Albert Gerardus Alexander (Amsterdam 30 juli 1926 – Amsterdam 17 februari 1998), burgemeester. Begon als burgemeester van Woudrichem (1954-1961), destijds de jongste in ons land. Was daarna burgemeester van Steenwijk (1961-1968), waar zijn spontane werkwijze regelmatig tot commotie en tumult heeft geleid. Hierna trok hij zich terug in het bedrijfsleven. Zie ook: Cuba-wal.
dingspel: rechtsgebied in het vroegere graafschap Drenthe, vergelijkbaar met wat in Overijssel een drostambt heette. Tot 1798 was Drenthe ingedeeld in zes dingspelen: Beiler-, Dieverder- en Rolder dingspel, Noorden- en Zuidenveld en Oostermoer.
Dirkjesloot: een bijna 1.5 km lange sloot die ten zuiden van Zuid­veen door de Langeslootslanden naar de Dwarssloot loopt.
Dirks, Jacob (Leeuwarden 19 juni 1811 – Leeuwarden 25 november 1892), jurist. Stuwende kracht bij de oprichting van het Fries Museum en schrijver op het gebied van de munt- en penningkunde. Schreef onder meer: De vondsten van Onna en Feins (1886). Ref.: EF.
dochterkerk: kerk die gesticht is vanuit een hoofd- of moederkerk. De Grote- of Sint Clemenskerk te Steenwijk is moederkerk van de volgende kerken: Holenpathe (Oldeholtpade, 1204), Vollenhove (1207), Tye (Steenwijkerwold, 1285), Hesselte (Havelte, 1310), Paasloo (1336) en Hesselterveen (Kolderveen, 1362). Vanuit Oldeholtpade werden diverse kerken gesticht in Weststellingwerf,  onder meer in Wolvega (1218) en Blesdijke (1328). Vanuit Vollenhove werden kerken gesticht in Baarlo, Wanneperveen (1350), Beulake en Blokzijl (1594). Vanuit Wanneperveen werd een kerk gesticht in Zwartsluis. Vanuit Havelte werd een kerk gesticht in Nijeveen (1477), vanuit Paasloo een in Oldemarkt (1489) en vanuit Kolderveen die in Meppel (1422). Hoewel niet te verifiëren, schat men het totale aantal dochterkerken op dertig. Ref.: HM 2012 n1 p2-9.
Doelenstraat: kort winkelstraatje in Steenwijk, genoemd naar de voormalige oefenplaats van de schutterij; zie daar. Ref.: HM 2008 n2 p38-68.
Doeven, Johan (Steenwijk 30 april 1953), autorijschoolhouder. Sinds 2004 bestuurslid van de HVS. Schrijft artikelen over de recente geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder over de winkeliers van weleer.
Dokkum. Steven Klaas van (roepnaam: Stephan; Luttelgeest 17 maart 1959), organist, dirigent, leraar. Is sinds 1983 dirigent van het Kerkkoor Steenwijk, sinds 1987 hoofdorganist en daarnaast muziekleraar aan de Rijksscholengemeenschap in Steenwijk. Zie ook hoofdstuk 15.
Dolder, De (1): voormalig uitgeveend, drassig gebied met poelen langs de noordkant van de Kapelsloot, in 1919 bestemd als industrieterrein. (2): voormalige machinefabriek aan de westzijde van de Tukseweg, over de Dolderbrug. Gebouwd in 1919-1920 naar ontwerp van B. Rouwkema.
Dolderbrug: brug over het Dolderkanaal, als verbinding in de Tukseweg tussen Steenwijk en Tuk. Aanvankelijk een gewapend betonnen hefbrug, in 1931 gebouwd ter vervanging van de gemetselde vaste Kapelbrug. De doorvaarthoogte bedroeg 1.75 m, in geheven stand 5.80 m. De brug bleef, vooral bij warm zomerweer, dikwijls steken zodat zeer ver moest worden omgereden. In 2010 werd de brug vervangen door een bredere vaste brug. Ref.: SW p238, p520.
Dolderkanaal: scheepvaart- en afwateringskanaal dat het Steenwijkerdiep verbindt met de voormalige Spoorhaven. Het ruim 800 m lange kanaal werd in 1930 gegraven ter verbreding en verdieping van de oude Kapel­sloot. Toen de Steenwijker Aa in 1954 werd gekanaliseerd, werd deze door het Verbindingskanaal met het Dolderkanaal verbonden. Ref.: WN p32. Zie ook: Wiede Gat.
Don Bosco, Katholieke Basisschool; zie: Rooms Katholieke School.
doodweg (ook: lijkweg of dodenweg): weg die van een bewoonde omgeving naar een kerkhof of begraafplaats voert. De Onnase Doodweg is van oorsprong een middeleeuwse doodweg. Zie ook: kerkweg.
Doopsgezinde Gemeente: kerkgenootschap met kerk (Vermaning) aan de Onnastraat 10 te Steenwijk. Doopsgezinde veenarbeiders die zich in Zuidveen hadden gevestigd, stichtten daar in 1630 een eigen kerkgebouw (Immanuel). Dit werd in 1848 afgebroken en in Steenwijk weer opgebouwd met inbegrip van orgel, preekstoel en meubilair. De eerste steen werd gelegd door de doopsgezinde predikant C. Hovens Gréve. Hij werd opgevolgd door A.J. Bijl. De kerk werd in 1981 grondig gerestaureerd. Zie ook: Fredeshiem.
Doorne, Bernardus Johannes van (Rotterdam 26 juli 1927) was sinds 1952 werkzaam als adjunct-directeur bij Drukkerij Hovens Gréve BV en van 1967-1988 als directeur van dit van oudsher bekende Steenwijker bedrijf. Zie ook hoofdstuk 17.4.
Doorninck, Jan Izaak van (Deventer 27 maart 1840 – Zwolle 16 november 1889), jurist, archivaris. Was tot 1866 advocaat en procureur te Deventer, daarna archivaris van Overijssel te Zwolle. Samensteller van archiefinventarissen en schrijver van diverse bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel, waaronder: Steenwijksche privilegiën (1875) en Mededeeling over de St. Clemenskerk te Steenwijk (1881).
dorpen: de grotere woonkernen buiten de stad: Eesveen, Kallenkote, Paasloo, Scheerwolde, Steenwijkerwold, Tuk, Wetering, Willemsoord en Zuidveen. De voormalige dorpen Gelderingen en Kerkbuurt zijn in 1972 samengevoegd tot Steenwijkerwold. Zie ook: buurtschappen.
dorpsbelangen; zie: buurtverenigingen.
Dozij, Jacques (ged. Steenwijk 20 maart 1757 – Steenwijk 7 december 1818), predikant. Was van 1786 tot 1788 predikant in Den Burg, tot 1790 in West Terschelling, tot 1793 in Nes (West Dongeradeel), tot 1797 in Zunderdorp en daarna in Hoogkarspel. Eigeneer van verscheidene stukken bouwland op de Steenwijker Kamp. 
draaischut; zie: verlaat.
Draaisma, Jacob (Deventer 21 januari 1856 – Zuid-Beijerland 28 juli 1915) was van 1893 tot 1900 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Drenthe: Nederlandse provincie die over een lengte van 18 km grenst aan de voormalige gemeente Steenwijk en er sinds mensenheugenis nauwe banden mee heeft. Gelegen op de zuidwestelijke uitlopers van het Drents Plateau, heeft Steenwijk veel gemeen met Drenthe waar het gaat om het geologische en archeologische verleden. Ook sociografisch en taalkundig zijn er aanwijsbare verwantschappen. De parochie Steenwijk behoorde, evenals Groningen, tot de alleroudste van het middeleeuwse, zeer uitgestrekte dekenaat Drenthe, dat op zijn beurt behoorde tot het aartsdekenaat van Sint Marie. Verder deelt Steenwijk in de kerkgeschiedenis van Drenthe: van 1024 tot 1141 was de kerk van Steenwijk schatplichtig aan de heren van Ruinen. De oorlogen die de bisschoppen in 1227 (slag bij Ane) en van 1228-1232 met de Drenten voerden, waarbij Steenwijk als bisschoppelijke uitvalsbasis fungeerde, vormen een aanwijzing voor de strategische en militaire betekenis van het toenmalige Steenwijk. Sinds 1296 droegen verschillende Drentse dorpen valkenpacht af aan het kapittel van de kerk van Steenwijk en vanaf 1310 werden van hieruit verschillende dochterkerken in Drenthe gesticht.
Als stad met vanouds verbindingen met het achterland, was Steenwijk minder van de ‘buitenwereld’ afgesloten dan de Drentse dorpen. Naast Drentse invloeden, hebben namelijk ook de contacten met Friesland, Duitsland, Gelderland en Holland een stempel op deze Overijsselse stad gedrukt. Ref.: HM 2012 n1 p2-9. Zie ook: gemeentegrenzen, Vos van Steenwijk. Zie ook hoofdstuk 4.
Drents Plateau (ook: Noord-Nederlands Plateau): fysisch-geografische benaming van het hogere deel van Noordoost-Nederland, dat gevormd werd tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien. Deze periode, ongeveer honderd- tot tweehonderdduizend jaar geleden en ook wel als Drents stadium van de ijstijd aangeduid, is in hoge mate bepalend geweest voor het ontstaan van het huidige Drentse landschap. Maar ook over de provinciegrenzen heen strekt dit landschap zich uit: het zuidoosten van Friesland, een klein deel van Groningen (het Goorecht) en de hoge gronden van Steenwijk en Steenwijkerwold. De bodem bestaat uit zand- en grindafzettingen, keileem langs de zuidwestrand en het geheel onder een laag dekzand van uiteenlopende dikte. Het plateau zelf kent weinig hoogteverschillen; deze manifesteren zich waar beken en riviertjes het landschap doorsnijden en vooral in de omgeving van Steenwijk. Hier is een abrupte overgang van het hogere plateau naar het diepe oerstroomdal van de Vecht. Zie ook hoofdstuk 2.
Driestoel: voormalige grensmarkering (1822) tussen de provincies Overijssel en Drenthe, 6 km ten oosten van Steenwijk. De naam duidt op het uitgestoven wortelgestel van een boom.
Driesum, Andries van (Leeuwarden 2 jan. 1868 – Nijmegen 20 juli 1925), architect. Ontwerper van diverse gebouwen en villa´s, vooral in zijn woonplaats Apeldoorn. In Steenwijk kennen we van hem de villa Frisia (tegenover het station), in 1909 gebouwd in chaletstijl met artnouveau-elementen.
drinkwatervoorziening. In 1907 werd begonnen de huizen in Steenwijk op de waterleiding aan te sluiten; voor het buitengebied gebeurde dat later, stapsgewijs. Daarvóór was men aangewezen op oppervlaktewater (uit de Aa of een beek), regenwater (van de daken) of grondwater (uit gegraven putten). Het putten van water uit de stadsgracht was verboden in verband met beschadiging van de wallen. Zie ook: waterleiding, waterputten, watertoren.
Drogen, van. Over de genealogie van de familie Van Drogen, zie: J. van der Knokke. Van Drogen in Steenwijkerwold (2001).
drost: titel van de vertegenwoordiger van de landsheer (de bisschop van Utrecht) in zijn rechtsgebied, het drostambt. Tot 1798 bestond Overijssel uit drie drostambten: Vollenhove, Salland en Twente. Als bisschoppelijk ambtenaar fungeerde hij als hoge rechter en was hij hoofd van de administratie en justitie. De titel werd opgeheven in 1810. Zie ook: schout.
drukkers; zie: Steenwijker boekdrukkers.
drumlin: een stuwwal die, na zijn ontstaan, nogmaals door landijs is overschoven. De gestroomlijnde vorm van de Woldberg verraadt dat dit een drumlin is.
Dubbele Pomp; zie: waterputten.
Dubbele Regel: gebied tussen twee evenwijdige rijen (‘regels’) koloniehuisjes die in 1820 ten oosten van Willemsoord gebouwd werden. De noordelijke rij heette Hallregel (thans Kon. Wilhelminalaan), de zuidelijke heette Pollepad (Gen. van den Boschweg).
Duitse bezetting (2e WO): duurde voor Steenwijk van 10 mei 1940 tot 13 april 1945.
Duitse Rijk. Van omstreeks 925-1000 was ons land deel van het Duitse Rijk, met de keizer als hoogste gezag en andere vorsten onder hem. In 944 kreeg de bisschop van Utrecht van de Duitse keizer Otto I het jachtrecht in het Land van Vollenhove. In de periode 1024-1046 kreeg hij de landsheerlijkheid over het gebied waartoe het tegenwoordige Drenthe, Groningen en Goorecht, Stellingwerf en Noordwest-Overijssel behoren.
Duivenslaagte: veldnaam en weg langs de oostzijde van het landgoed Eese, 4 km ten noorden van Steenwijk. De naam herinnert aan de vroegere familie Duiven. Ref.: SN p24.
DUW (Dienst Uitvoering van Werken; onderdeel van het toenmalige Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting): in de jaren 1953-1954 belast met werkverschaffing bij de ontginningswerken in Noordwest-Overijssel. Zie ook: werkvoorziening.
Duyvelsmeer: voormalig hoogveenmeer (ca. 5 ha), 2.5 km ten noordwesten van Nijensleek; in de 17e eeuw ontwaterd en verveend.
Dwarsallee; zie: Dennenallee.
Dwarssloot: een bijna 4 km lange, belangrijke afwateringssloot circa 1.5 km zuidelijk van Zuidveen. De Dwarssloot loopt van de Langesloot oostwaarts tot de hogere gronden. Deze werd gegraven kort vóór 1629 ten behoe­ve van de hoogveenontginning ten zuiden van Zuidveen en voor de ontwate­ring van het Onnigermeer.
DYKA BV: multinationale producent van kunststof leidingsystemen voor de woning- en utiliteitsbouw en weg- en waterbouw. Het bedrijf, het grootste in Steenwijk, werd in 1957 opgericht door loodgieter Albert van Dijk. DYKA heeft ongeveer 500 medewerkers in Nederland. Daarbuiten zijn er vestigingen in België, Engeland, Tsjechië, Duitsland en Frankrijk. Zie verder hoofdstuk 17.
Dynselakker: veldnaam (1578) van een stuk land op de Steenwijker Kamp. De naam kan afgeleid zijn van het Middel-Nederlands ‘dinsen’ in de betekenis van ‘sleuren’ of ‘slepen’, in dit geval van zwerfstenen.
Ebbinge Wubben, Frederik Allard (Deventer 13 juli 1791 – Staphorst 26 juni 1874), burgemeester, notaris. Was van 1811 tot 1852 burgemeester van Staphorst, van 1834 tot 1862 notaris en sinds 1845 lid van PS. Schreef artikelen over de geschiedenis van verschillende plaatsen in Noordwest-Overijssel waaronder: Geschilderde glazen (1842) en Aanteekeningen van Mr. Z. ter Stege (1859). Ref.: NBW1.
Ebenhaëzer: Hervormde Gemeente in Onnaveld.
Ebink, Jan (Steenwijk 16 maart 1859 – Steenwijk 5 september 1943), oprichter en mede-eigenaar van N.V. Kuiperij en Vatenhandel v/h J. Ebink & Zoon (1888-1980). Ref.: HM 2012 n2 p42-49.
Eck, F.M. van Panthaleon baron van; zie: Panthaleon baron van Eck.
economie; zie: bestaansmiddelen, gilden, handel en hoofdstuk 11.
Edinga, Albert (Nijeholtpade 14 mei 1853 – Steenwijk 22 september 1935), architect. Vestigde zich in 1899 als architect te Steenwijk. Ontwierp in 1907 woonwijk De Beitel, in 1908 het wijkgebouw aan de Meppelerweg 56, in 1909 een blok van zes herenhuizen in de Stationsstraat 15-25, in 1910 een dubbel woonhuis aan de Tukseweg 35-37 en in 1917 woningen aan de Irisstraat en het Irisplein. Van 1900 tot 1925 was hij tekenleraar aan de Avondtekenschool. Verder was hij vele jaren betrokken bij de gemeentelijke brandweer. Ref.: SW p95.
Eekeringe: Christelijke Scholengemeenschap aan de Oostwijkstraat 8 in Steenwijk, in 1989 ontstaan door fusie van de Christelijke MAVO met de Rooms-Katholieke MAVO in Gelderingen. In 1999 werd een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen.
Eekeringe Bolwerk: in 1627 aangelegd bolwerk aan de zuidoostzijde van de stad, in 2000 volledig gereconstrueerd.
Eekeringemolen: voormalige walmolen (zie daar) genoemd in 1565, staande tussen de Oosterpoort en de Onnapoort, aangegeven op de kaart (1581) van Johan van den Kornput.
Eekhof, Albert (Steenwijk 26 juli 1884 – Oegstgeest 23 maart 1933), theoloog, hoogleraar. Was van 1915-1924 hoogleraar theologie in Leiden en publiceerde van 1909-1933 diverse artikelen en boeken op het gebied van theologie, kerkgeschiedenis, biografieën en archivalia. Ref.: WID1.
eekmolens; eekschillers; zie: leerlooierij.
Eendracht Maakt Macht; zie: tuinbouw.
Eenhorst, Boudewijn Jacobus Hermanus Antonius (’s-Hertogenbosch 28 september 1941), jurist. Was van 1976-1983 kandidaat-notaris en van 1983-2006 notaris te Steenwijk.
Eensgezindheid: voormalige zuivelfabriek in Zuidveen (1897-1926), opgericht door R. Frank. Na diens dood werd de fabriek in 1900 overgenomen door een coöperatie van boeren en in 1926 door Ons Belang; zie daar. Ref.: D. Weijdema. Uit de geschiedenis van een turfgraversdorp (1986).
Eerste Wereldoorlog (1914-1918); zie hoofdstuk 13.
Eese (vroeger ook: Eeze, Eze, Ese of Ehze): landgoed en buurtschap 5 km ten noorden van Steenwijk. In 1832 was het de kadastrale aanduiding van sectie C van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. De naam komt van ‘ees’, naar het Fries ‘ies’, een bouwlandcomplex op (hogere) zandgrond. Het gebied, met mooie bossen en lanen, strekt zich voor een klein deel uit over de Drentse en Friese grens. Het vormde sinds het begin van de 13e eeuw een aparte rechtskring binnen het schoutambt Steenwijkerwold. Later was het tevens een heerlijkheid (gebied waarbinnen een heer bestuur en rechtspraak uitoefent) in bezit van de familie Van der Eese. Bekendheid kregen Bernhard, Boudewijn, Frederik, Hendrik, Rudolf en Rutger van der Eese. Door het huwelijk van Mechteld van der Eese met Herman, graaf van Kuinre, kwam de Eese in de 14e eeuw aan de familie Van Kuinre. Het geslacht Van der Eese is in de 15e eeuw in mannelijke lijn uitgestorven. Latere eigenaars van het landgoed waren families die afstamden van Frederik van der Eese (1320-1386): Van Isselmuden (1488-1569), Van den Vene (tot 1620), Van Raesfelt (tot 1683) en Van Rechteren. In 1879 ging het in eigendom over op A. Brants, in 1917 op M. Onnes en in 1923 op H.A. van Karnebeek.
In 1340 werd de heerlijkheid aan de zuidoostzijde door de Holsloot gescheiden van het oostelijke veengebied, Eesveen. De heerlijkheid strekte zich oorspronkelijk ook uit over Baars en van Eesveen tot Nijensleek en kende, als schoutambt, tot 1 september 1795 eigen rechtspraak. De veldnamen Galgenveld en Kiekersveld herinneren nog aan vroegere terechtstellingen. Ook hadden de heren het recht van havezate, dat hen toegang gaf tot de regering van Overijssel en de Republiek. De havezate, het Huis Eese (met ringgracht), ook wel Het Slot, Het Kasteel of Hoge Huis genoemd, dateert van 1619, is een rijksmonument en werd in 1992-1994 gerestaureerd. De ‘motte’ of kasteelheuvel waarop het huis gebouwd is, kan uit de 13e eeuw dateren; het wordt ook wel als ‘borgbarg’ aangeduid. Op deze plaats werd in de 14e eeuw een slot gebouwd.
De Eese is één van de grootste particuliere landgoederen in Noord-Nederland. De oppervlakte bedraagt 730 ha, waarvan een derde bos en twee derden bouwland met boerderijen. Het gebied is vrij toegankelijk; de bossen worden afgewisseld met enkele vennen en wat heide en kennen een rijke flora en fauna. In 1978 kocht Staatsbosbeheer het zuidelijk deel (171 ha) aan; dit maakt sindsdien deel uit van de Boswachterij Het Steenwijkerwold. Ref.: H. Bruinenberg. Wij in Steenwijkerwold (1964); HM 1993 n2 p50-51; HM 2008 n3 p85-89; SW p509-510. Zie ook: Grote Huis, Hermanshoeve, Sint Hubert en hoofdstuk 16.
Eese, De: voormalig internaat voor moeilijk opvoedbare jongens, aan de Duivenslaagte 2 onder De Bult. Ontstaan uit een in 1940 gebouwd kamp voor de Opbouwdienst, later Arbeidsdienst. Als interneringskamp werden hier na de 2e WO politieke delinquenten ondergebracht in afwachting van hun berechting. Het gebied werd later heringericht tot Resort De Eese (hotel, conferentieoord en woonpark), 3.5 km ten noorden van Steenwijk.
Eese, geslacht van der (ook: Van der Eeze, - Eze, - Ese of - Ehze): beschreven door J. Belonje (1958).
Eesermeer (1) (ook: Ezigermeer): voormalig hoogveenmeer, ruim 2 km ten noorden van Ees­veen, deels in Drenthe. Het meer (ca. 25 ha) werd in de 17e eeuw ontwaterd en is sindsdien verland. (2): door zandwinning ontstaan diep meer, 2.5 km ten noordoosten van Steenwijk, in de stadswijk Eeserwold.
Eeserveld (ook: Eeser Heideveld): het hoger gelegen zuidwestelijke deel van het landgoed Eese, vroeger grotendeels heide, later bebost. Ref.: H.A. Visscher. Op Geopad naar het Eeserveld bij Steenwijk (2004).
Eeserwold: recente herinrichting van de vroegere Eesveensche Hooilanden; een stadswijk ingericht als kantoor- en villapark, 2.5 km ten noordoosten van Steenwijk.
Eesveen: lintdorp in de gemeente Steenwijkerland, 4.5 km ten noordnoordoosten van Steenwijk, met ongeveer 600 inwoners. In 1832 was het de kadastrale aanduiding van sectie D van de toenmalige gemeente Steenwijkerwold. Ontstaan als een zeer vroege vervening nadat de heer van de Eese in 1340 het Eesveen aan 23 personen in erfpacht gaf. De plaats werd in 1427 vermeld als Eesvene, in 1489 als Ysvene, in 1610 als Isvhene en in 1654 werd het een zelfstandig kerspel, afgescheiden van de heerlijkheid Eese. Al in 1614 werd er een schoolmeester aangesteld. In 1863 werd de oude school vervangen door een nieuwe; deze werd in 1988 gesloten. In 1967 kreeg de oude provinciale weg N855 een korte omleiding om de dorpskern heen.  Eesveen telde in 1840 ongeveer 260 inwoners. Ref.: H.J. Kleinsmit. Eesveen door de schooljaren heen (1988). Zie ook: Hervormde Gemeente.
Eesveensebrug; zie: Wipbrug.
Eesveensedijk: de tegenwoordige Eesveenseweg, aange­legd in de 14e eeuw. Deze loopt van de Oosterpoort in Steenwijk tot Eesveen en is onge­veer 3.5 km lang. Heette ook wel Kadijk, een vrij lage dijk die overliep in perioden van hoogwater op de Steenwij­ker Aa. De weg werd in 1855 tot Vledder voorzien van een Macadamverharding. In Nijensleek en bij de stadsgrens werd van 1856-1930 tol geheven.
Eesveense Hooilanden, De: polder en weidegebied van 460 ha, ongeveer 3 km ten noordoosten van Steenwijk, gelegen tussen de Eesveensedijk en de Steenwijker Aa. Van 1918-1964 was het een zelfstandig waterschap; daarna ging het over naar het waterschap Vollenhove. Recentelijk heringericht als kantoor- en villapark Eeserwold. Zie ook: Buitenland.
Eesveense Wetering (in 1621: Oostervaart, later ook: Dijksloot): afwateringskanaal langs de oostzijde van de Eesveensedijk, in de 17e eeuw ook belangrijk als turfvaart. In 1918 werd dit kanaal bevaarbaar gemaakt voor schepen tot 60 ton; de scheepvaart heeft zich hier echter nooit goed ontwikkeld.
Eeze; zie: Eese.
egge: kant of rand van een gebied dat een rivierdal begrenst; heuvelrand of (hoge) oever. Het woord komt uit het oudsaksisch; vergelijk het Engelse woord ‘edge’. Zie ook: Lage Egge.
Eggink, Clara Hendrika Catharina Clementine Helène (Utrecht 18 april 1906 – Scheveningen 3 maart 1991), dichteres, schrijfster. Trouwde in 1926 met J.C. Bloem met wie ze, ook na haar scheiding en toen hij in Kalenberg woonde, bevriend bleef. Zij ligt naast hem begraven op het kerkhof van Paasloo. Haar debuutbundel was Schaduw en water (1934), haar enige roman was Gewoon mensen (1961). Over haar relatie met Bloem schreef ze: Leven met J.C. Bloem (1977).
Eiderberg: hoogste punt (16 m boven NAP) van het landgoed Eese, 3.5 km ten noorden van Steenwijk. Zie ook: Bergerland; De Koepel.
eierhal; zie: vishal.
Eigen Haard (1): naam van de eerste Coöperatieve Bouwvereniging in Steenwijk, opgericht 30 april 1888 op initiatief van burgemeester J.R. Meesters. (2): naam van 21 woningen in 1889 en 1894 door voornoemde vereniging gebouwd aan de Trappenweg, sinds 1903 Wilhelminastraat. Het waren de eerste woningen die aan de zuidzijde buiten de stad werden gebouwd. Het ontwerp was van de gemeentearchitect Bato Rouwkema. In de woningenrij bevindt zich een mooi poortje dat toegang verschaft tot de erachter gelegen tuinen.
Eijkman, Johannes Christiaan (Balk 8 februari 1846 – Steenwijk 16 oktober 1917), was van 1885 tot 1910 predikant van de Hervormde Gemeente Steenwijk.
Eikel, De: naam van de in 1854 door Jan Wicherson opgerichte houtzagerij en houthandel aan het Steenwijkerdiep.
Eilerts de Haan, Anneus Frederik (Olst 21 mei 1834 – Meppel 28 december 1899), predikant. Was sinds 1860 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente in Noordwolde, later in Ternaard, Borger en Benningbroek. Was nauw betrokken bij – en schreef sinds 1867 over de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid, zoals: De Gerard Adriaan van Swieten Landbouwschool te Willemsoord (1890).
Eind van ’t Diep (1): het westelijk einde van het in 1632 gereed­gekomen Steenwijkerdiep, waar dit aansluit op de Wetering, 9.3 km westzuidwestelijk van Steenwijk. Vanaf 1 september 1636 werd hier op de passerende schepen tol geheven (dieptol) ten bate van de stad Steen­wijk. In 1867 werd er een nieuw tolhuis gebouwd; op 1 januari 1932 kwam hier echter de tolheffing te vervallen. (2): de hier ontstane buurt­schap aan het zuideinde van Wetering. In 1881 werd hier een school gebouwd, ook voor kinderen uit Nederland en sinds 1899 ook voor die uit Muggenbeet. (3): voormalig rijkswerkkamp aan het Steenwijkerdiep, waar in de zomer van 1951 een 32-tal alleenstaande Ambonezen een tijdelijk onderkomen vonden. Later was het, tot in de jaren negentig, een oefenkamp van de Bescherming Bevolking.
el: oude lengtemaat van 0.69 m; sinds 1820 verouderde benaming van de meter.
elektriciteitsvoorziening. Al in 1898 wekte de firma Wicherson zelf elektriciteit op door een dynamo aan een stoommachine te koppelen. In 1904 werden alle machines van de houtzagerij elektrisch aangedreven. In 1917 bood de firma aan, de gemeente Steenwijk te voorzien van elektriciteit voor straatverlichting en huisverbruik. Hiervan werd afgezien; in 1921 werd door de firma Heemaf uit Hengelo een ondergronds elektriciteitsnet in Steenwijk aangelegd. De eerste elektrische straatverlichting kwam in 1921 bij de Oosterpoort en in 1923 waren alle woningen in Steenwijk op het net aangesloten. De elektriciteit werd opgewekt en geleverd door de IJsselcentrale te Zwolle. In 1926 waren er 150 elektrische straatlantaarns in Steenwijk en in 1933 werd de laatste gaslantaarn vervangen door elektrische verlichting. Ref.: HM 1986 n4 p23-30.
Eleq B.V.: sinds 2006 de naam van het bedrijf dat vanaf 1946 als Faget bekendheid verwierf als producent van elektrische meetinstrumenten en apparaten. Zie verder hoofdstuk 17.
Elfduizendmarkt (ook kortweg: De Elfduizend): traditionele Steenwijker jaarmarkt die sinds 1358 wordt gehouden, sinds 1901 op de dinsdag het dichtst gelegen bij 31 oktober. De naam komt van Elfduizend Maagdendag (21 oktober), ook wel Sint Ursuladag geheten. Het getal elfduizend is een interpretatiefout in de legende van Sint Ursula. Ref.: SO p14-15.
Ellens, Livius Radijs (Steenwijk 11 maart 1808 – Bierum 17 januari 1868), ambtenaar, dichter. Volgde een studie theologie, maar werkte als commies bij de Rijks Belastingen te Oosterwolde, later te Bierum. Schreef een aantal romans en verhalen in dichtvorm, waaronder: Volkssprookje over het ontstaan van de stad Steenwijk (ca. 1850).
Elssloot: nog bestaande, 1.2 km lange ondiepe sloot in de Zuidveense Achter­venen, oostelijk van de Klossen­brug, ongeveer 2.5 km ten zuiden van Zuidveen.
Eltekon: in 1930 gebouwd verenigingsgebouw aan de Burg. G.W. Stroinkweg 44 te Zuidveen.
Emmaschool: in 1959 in gebruik genomen lagere school in de woonwijk De Gagels, tevens als voortzetting van de toen opgeheven School A aan de Stationsstraat.
energievoorziening; zie: elektriciteitsvoorziening, gasfabriek.
Engelse Sleutel, De: volksbenaming van de in 1928 door architect Evert van Linge ontworpen woning aan de Meppelerweg 69.
Engen, Willem van (Steenwijkerwold 7 april 1867 – Steenwijk 13 november 1945), bakker, wethouder. Had een bakkerij in de Woldstraat, later een beschuitfabriek – Rehoboth – aan het Steenwijkerdiep. Was van 1907 tot 1931 lid van de gemeenteraad van Steenwijk en tweemaal wethouder voor de Anti Revolutionaire Partij.
ENLEF (Eerste Nederlandsche Looi-Extract Fabriek): voormalige fabriek (1917-1936) aan het Steenwijkerdiep te Steenwijk. Dochteronderneming van de houthandel van Wicherson, waar tannine voor leerlooierijen gewonnen werd uit houtafval. Zie ook hoofdstuk 11.
ereburgers; zie: gemeentelijke erepenning.
Erkelens, Geert Roelofs van (Steenwijk ca. 1785–1857): stadsomroeper van Steenwijk van 1825 tot 1839. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
es: het geheel aan bouwland dat door een nederzetting ontgonnen is en voor de verbouw van gewassen gebruikt wordt. De Steenwijker Kamp kan beschouwd worden als de oorspronkelijke es van Steenwijk.
Escher, David George (Abbekerk 2 juni 1841 – Haarlem 6 maart 1891) was van 1876-1878 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
ESKAF (Eerste Steenwijker Kunst-Aardewerk Fabriek): opgericht op 22 april 1919 door Hendrik Krop, H. Ras, D.H. Wicherson en H.G. Beerta. De fabriek aan de Parallelweg, net over het spoor rechts, werd ontworpen door G.F. la Croix. Het voormalige kantoor maakt nu deel uit van de gebouwen van Kornelis Caps and Closures. Doel was: betaalbaar en mooi handbeschilderd aardewerk te maken. Daartoe werden ontwerpers aangetrokken zoals W. Bogtman, J.H. de Groot, Hildo Krop, W.H. van Norden, C. van der Sluis en P. van Stam. Vooral door een terugloop in de economie viel de verkoop tegen en vond op 18 februari 1927 liquidatie plaats, gevolgd door ontruiming op 24 augustus. Daarna werd nog tot 1934 op bescheiden schaal doorgegaan in Huizen. Zie ook: Stadsmuseum Steenwijk. Ref.: W.G.G. Spitzen, A. Verschuuren en K. Gaillard. ESKAF: Eerste Steenwijker Kunst-Aardewerk Fabriek 1919-1934 (2000).
Esselink-Roest, Johanna Helena (Batavia 24 september 1930), voorzitster van het in 1997 opgerichte Comité Indisch Monument Steenwijk en schrijfster van het autobiografische Ik ben gelukkig geen nummer (2006).
Essen, Cornelis van (roepnaam: Kees; Amsterdam 23 februari 1913 – Steenwijk 16 februari 2009), elektrotechnicus. Was medeoprichter en directeur van Instrumentenfabriek Van Essen BV te Delft van 1938-1981. Sindsdien woonachtig in Steenwijk en betrokken bij historisch, archeologisch en geologisch onderzoek. Schreef onder meer: Archeologische verkenningen I (1996) en II (1997) en Oranje Boven (2007).
Eulendijkje; zie: Heulendijkje.
Evangelische Gemeente, Stichting: kerkgenootschap met gebouw Samuel te Witte Paarden.
evenementenhal; zie: De Meenthe.
Ezigermeer; zie: Eesermeer.
Faber, Herman (Steenwijk 3 september 1916 – Steenwijk 17 augustus 1994), ondernemer. Richtte in 1946, met K. en E. Getreuer, Faget Elektrische Meetinstrumenten en Apparatenfabriek op en was daarvan tot 1981 commercieel directeur. Schreef: Een duik in het oorlogsverleden van Steenwijk 1939-1945 (1994).
Fabius, Christiaan Jan (Zwolle 18 augustus 1767 – Steenwijk 14 april 1837), jurist. Was sinds 1794 klerk ter griffie van de Staten van Overijssel, van 1803-1810 de laatste schout van Steenwijk, Steenwijkerwold, Eese en Scheerwolde, vrederechter, van 1825-1837 burgemeester van Steenwijkerwold en van 1827-1833 Statenlid.
Fabius, Hendrik (Steenwijk 9 oktober 1825 – Ubbergen 22 september 1879), jurist. Was van 1864-1879 notaris te Steenwijk.
Fabius, Jan Wijbrand (Zwolle november 1775 – Steenwijk 13 juni 1854), jurist. Was van 1812-1851 notaris te Steenwijk.
Fabius, Petrus Jan (Steenwijk 25 mei 1816 – Steenwijk 8 december 1863), was van 1851-1863 notaris te Steenwijk.
Faget: in 1946 opgericht bedrijf voor de vervaardiging van elektrische meetinstrumenten en apparaten. De naam is samengesteld uit de familienamen van de oprichters, Faber en Getreuer. Men is begonnen in een tijdelijk pand aan de Vrouwenstraat. In 1951 werd de voormalige sigarenfabriek De Witte Raaf aan de Tukseweg betrokken en in 1961 volgde nieuwbouw aan de Produktieweg. Sinds 2006 heet het bedrijf Eleq BV; zie daar.
feesttent; zie: muziektent.
Feith, Wolter Gocko (Groningen 17 december 1887 – Groningen 2 maart 1923), jurist, archivaris. Sinds 1918 chartermeester bij het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Groot kenner van de genealogie en numismatiek. Debuteerde met: Muntvondst in Steenwijk (1918).
filmvertoning; zie: bioscoop.
flagellantisme: beweging in de 2e helft van de 14e eeuw die zich keerde tegen de hiërarchie van de Kerk en die de joden beschuldigde van de door de Zwarte Dood veroorzaakte ellende. De flagellanten, ook geselbroeders of kruisbroeders genoemd, trokken in groepen door het land waarbij ze zichzelf, onder het bidden van psalmen en het zingen van liederen, tot bloedens toe geselden om Gods barmhartigheid af te smeken. Volgens overlevering zouden flagellanten zich ook in de omgeving van Steenwijk (Giethoorn) hebben gevestigd.
Fledderus, Alardus (oudste zoon van de volgende; Steenwijk gedoopt 19 oktober 1735 – Steenwijk 1 april 1817), secretaris. Was sinds 1784 stadssecretaris van Steenwijk en sinds 1814 lid van Provinciale Staten.
Fledderus, Hermannus Coops (roepnaam: Harmen; Vledder ged. 4 februari 1714 – Steenwijk 25 april 1749), koopman. Woonde aan de Oosterstraat 18. Werd, wegens het aan de kaak stellen van misstanden binnen het stadsbestuur, als oproerkraaier beschuldigd, berecht en opgehangen op het galgenveld. Na een onderzoek werd hij postuum in ere hersteld en op 31 juli 1750 in de St. Clemenskerk herbegraven. Zie ook hoofdstuk 10.
Flier, Alida van der (pseudoniem: A. van Redichem; Nijkerk 19 mrt. 1860 – Loosduinen 9 sep. 1920), romanschrijfster. Schreef jeugdverhalen en historische romans waaronder: Mooi Annegien van Steenwijk; eene historische herinnering uit bange dagen (28 mei – 5 juli 1592).
Flodder (of: Floddervaart): andere schrijfwijze van Vloddervaart; zie daar.
Flugplatz Steenwijk; zie: vliegveld.
fortificaties; zie: vestingwerken.
fotografen die Steenwijk en omgeving in beeld gebracht hebben: H. Bruinenberg, C.F. en H. Cordes, B. Hogewind, S. van der Laan, J.H. Memelink, H. Nieweg, R.Pors, J. Scholten, H. Smit, D. en G. de Vries en A. Zwaga. Zie ook: ansichtkaarten.
Frank, Roelof (Dwingeloo 9 juni 1838 – Tuk 3 december 1908), veearts. Was sinds 1865 veearts, eerst in Oldeberkoop, later in Tuk. Liet in 1897 een zuivelfabriek bouwen in Zuidveen; zie: Eensgezindheid. Zijn graf bevindt zich op de Joodse Begraafplaats in Steenwijk.
Frankena, Henricus: werd op 12 juli 1606 op de Markt onthoofd omdat hij Roelof Hillebrands, de stadstromslager, om het leven had gebracht. Ref.: HM 1984 n1 p22.
Franse bezetting. Over Steenwijk in de Franse tijd (1795-1813) werd geschreven door onder anderen W. Scheenstra. Ref.: HM 1989 n1 p21-32 en n3 p84-95; HM 2012 n1 p34-38. Zie verder hoofdstuk 8.
Franse kaart: in 1811-1813 werden, in opdracht van Napoleon, Drenthe en een deel van Noordwest-Overijssel in kaart gebracht. Het kaartblad van Steenwijk en omgeving werd in 1811 verkend door A. de Heimburg. In 2001 werden de kaarten als atlas uitgebracht door de Drentse Historische Vereniging. Ref.: H.J. Versfelt en M. Schroor. De Franse kaarten van Drenthe en de noordoostelijke kust 1811-1813 (2001).
Franse Laan (ook: Koningslaan): een in 1932 aangelegde coniferenlaan aan de noordoostzijde van het landgoed de Eese. Het bijzondere aan de 350 m lange laan is de verlopende breedte die gezichtsbedrog veroorzaakt.
Franse School: negentiende-eeuwse vorm van middelbaar onderwijs, waar men ook de Franse taal onderwees. In Steenwijk was er in de Oosterstraat 66 een Franse School met gescheiden afdelingen voor jongens en meisjes.
Franse tijd; zie: Franse bezetting.
Frederiksoord: dorp 8.5 km ten noordoosten van Steenwijk, even over de Drentse grens. Vanuit de buurtschap Westerbeeksloot werd hier in 1818 de eerste vrije kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid gesticht. In 1823 werd deze bezocht en beschreven door Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp. In 1848 telde Frederiksoord 914 kolonisten. In 1884 werd hier een Tuinbouwschool gesticht; zie daar. Het plaatselijk Museum De Koloniehof is zeker een bezoek waard.
Fredeshiem, Buitengoed: in 1929 ontstaan als doopsgezind broederschaphuis, 3 km ten noorden van Steenwijk, aan de voet van de Eiderberg, in een bosrijke omgeving (14 ha). Tot de oprichters behoorden de schrijver Sjouke de Zee en de predikant Tjeerd Hylkema. Oorspronkelijk bedoeld als vakantie- en conferentieoord voor rustzoekende en herstellende Friezen-doopsgezinden, is het uitgegroeid tot een ontmoetingscentrum met behoud van de ideële uitgangspunten. Ref.: SW p252-253.
Freekie; zie: Oosterhof.
Fresinga, Reinico (ook: Rienk Fresinga; pseudoniem van Johan van den Kornput; zie daar), schreef: Memorien van den gedenckwerdigen dingen, dier in den Nederlandischen provincien van Frieslant, Overyssel, Drenthe, Grueningen ende Lingen, met heuren bijliggenden frontieren, geschiet sijn (1584; 2e druk 1772).
Friese Broek; zie: Aekingerbroek.
Friese Stege: oude naam van de voormalige weg van Tuk richting Friesland over Kwikkels.
Friese Straatweg: naam van de oude Rijksweg 32 tussen Meppel en Steenwijk op de westflank van de Bisschopsberg.
Friese Veld: voormalig heideveld bij de Friese grens, ten westen van Willemsoord.
Friesland: Nederlandse provincie die deels grenst aan Noordwest-Overijssel en daarmee sinds 2001 aan de gemeente Steenwijkerland, vanaf 1973 aan Steenwijk en daarvóór aan de gemeente Steenwijkerwold. Vanouds onderhoudt Steenwijk nauwe betrekkingen met Friesland, vooral op het gebied van handel, scheepvaart en verkeer. Na de verwoesting van Steenwijk door de Geldersen, was de stad van 11 november 1523 tot 21 november 1525 ingelijfd bij Friesland. Zelfs liet George Schenck van Toutenburg, stadhouder van Friesland, er een blokhuis bouwen, het Kasteel; zie daar. Zie ook: Frysk Selskip, Stellingwerf en hoofdstuk 4.
Frisia: in chaletstijl gebouwde villa aan de J.H. Tromp Meestersstraat 25, op de hoek van het Stationsplein. De villa werd in 1909 gebouwd naar ontwerp van de Apeldoornse architect A. van Driesum.
Fröbelschool; zie: bewaarschool.
Fruithofsteeg (verbastering van: Vrijthofsteeg): straatje in de voormalige volksbuurt Achter de Kerk, verbinding tussen Neerwoldstraat en Lokstraat.
Frysk Selskip Jan fen ‘e Gaestmar: voormalige Friese culturele vereniging voor Steenwijk en omgeving (1904-2010). Opgericht door Harmen de Jong, schoolhoofd te Eesveen. De activiteiten bestonden uit toneel, cabaret, lezingen en schrijversvoordrachten. De naam werd ontleend aan het pseudoniem van de Friese schrijver Jan Jettes Hof. Ref.: W. Westra. Frysk Selskip Jan fen ‘e Gaestmar Stienwyk (2008).
Fulnaho: oude schrijfwijze van Vollenhove; zie daar.
Gaankien, ‘t; zie: Grachtstraat.
Gagels, De (1): kadastrale aanduiding (1832) van landen, 2 km oostnoordoostelijk van de stad. De naam duidt op de ‘gagel’, een vanouds hier voorkomend heestergewas; (2): sinds 1960 een woonwijk, 1.5 km ten oosten van het centrum van Steenwijk, ter weerszijden van de Kallenkoterallee.
Galerie Steenwijk, Stichting: opgericht op 4 januari 1967 door Bonne Koopmans. De Stichting exploiteert een expositieruimte voor hedendaagse beeldende kunst onder de Openbare Bibliotheek in Steenwijk.
Galgenveld (1): deel van het voormalige Stads Heideveld, aan de noordzijde van de Meppelerweg, even voorbij café-restaurant Sportlust. In 1749 vond hier de laatste executie door ophanging plaats. (2): veld aan de zuidzijde van Huis Eese, waar vóór 1795 terechtstellingen plaats vonden. Zie ook: Kiekersveld.
Gang van Boverhof; zie: Boverhofsteeg.
Gangetje; zie: Grachtstraat.
garnizoensstad: plaats waar militairen gelegerd zijn. Tijdens het beleg van 1580-1581 leden de burgers van Steenwijk verliezen door het gedwongen afstaan van koren en vee aan het garnizoen. In de 17e en 18e eeuw was het gebruikelijk dat de magistraat de kosten van inkwartiering declareerde bij de Raad van State. In de vorige eeuw werd Steenwijk een garnizoensstad met twee kazernes: de Johan van den Kornputkazerne en de Johannes Postkazerne; zie daar. Ref.: T.A. Krijger. Steenwijk als militaire stad (1996).
gasfabriek: in 1859 opgericht aan de Tukseweg in Steenwijk. Het gas, bereid door verhitting van steenkolen, was bestemd voor huishoudelijk en industrieel gebruik en voor straatverlichting met gaslantaarns. Hermanus Joannes Wieringa, eigenaar van hotel Bellevue, was de eerste directeur. In 1899 werd het bedrijf overgenomen door de gemeente. Vanaf 1921 beschikte Steenwijk over elektriciteit en in 1933 waren de laatste gaslantaarns vervangen door elektrische verlichting. Met de komst van aardgas werd de gasfabriek overbodig en in 1952, inclusief de schoorsteen, afgebroken. Ref.: HM 1986 n4 p23-30.
Gasthuis, Heilige Geest (ook: Sint Catharinagasthuis of Hospitaal van de Heilige Geest): gebouwd in 1375 in opdracht van het stadsbestuur van Steenwijk. De Gasthuiskerk werd er in 1409 tegenaan gebouwd, aan de noordzijde van de tegenwoordige Gasthuisstraat, dicht bij de Gasthuispoort. Het gasthuis, of hospitium, diende voor de opvang van armen, zieken, ouderen, wezen en vondelingen die niet zelf in hun dagelijks onderhoud konden voorzien. Daarnaast bood het onderdak aan passanten en andere tijdelijke gasten. Het werd in 1592, tijdens de herovering van Steenwijk, verwoest. Ref.: J. Tuit. Het St. Katharinagasthuis binnen Steenwijk (1987).
Gasthuisbrug: voormalige vaste houten brug in de Gasthuisdijk waar deze de Dwarssloot kruist.
Gasthuisdijk: veendijk die in de 16e eeuw vanaf Zuidveen in zuidelijke rich­ting werd aangelegd. Deze was eigendom van het Heilige Geest Gasthuis te Steenwijk, dat hier uitgestrekte veenlanden bezat. Lange tijd was de Gasthuisdijk de enige aangewezen route waarlangs inwoners van Vollenhove, Zwartsluis, Genemuiden en Wanneperveen te voet naar Steenwijk gingen. Sinds 1821 werd te Zuidveen tol geheven op alle verkeer dat van de Gasthuisdijk gebruik maakte; in 1830 ging de ­dijk in eigendom over naar de gemeente Steen­wijkerwold. Ref.: SO p31.
Gasthuiskamers: voormalig rijtje éénkamerwoningen aan de Ramstege. Ze stonden onder aan de stadswal aan de westzijde van de stad. Ze werden in 1870 afgebroken voor de aanleg van de Kornputsingel.
Gasthuiskerk (of Gasthuiskapel): in 1409 in opdracht van het stadsbestuur gebouwd, tegen het Heilige Geest Gasthuis aan. Beide werden in 1592, tijdens de herovering van Steenwijk door Prins Maurits, verwoest en niet meer opgebouwd. Ref.: HM 2009 n1 p26-28.
Gasthuislaan: verlengde van de Gasthuisstraat, tot 1904 Zuidveenseweg geheten, oorspronkelijk de uitvalsweg van Steenwijk naar Zuidveen en Giethoorn. Sinds 1952 met veel verkeer naar de Noordoostpolder; in 1976 van verkeersdrukte ontlast door aanleg van de Vendelweg.
Gasthuispoort: de westelijke van de vier stadspoorten die Steenwijk gekend heeft. Werd in 1412 vermeld als Meyeringepoort, later als Heilige Geestpoort en tenslotte als Gasthuispoort, tot in 1846 de laatste resten werden opgeruimd.
Gasthuisstraat: straat lopend van de Markt in westelijke richting. Heette oorspronkelijk Meyeringestrate (1375), naar een boerderij Meyeringe onder Steenwijkerwold (vermoedelijk in Tuk). Sinds de oudste tijden was dit de uitvalsweg richting Friesland, de oude heirweg. In 1472 is sprake van de Hillighen Gheest-straat, naar het Heilige Geest Gasthuis. In de volksmond wordt soms nog gesproken van de “Hillegiesstraote”. Ref.: HM 2010 n4 p129-180, 2011 n1 p1-60.
Gasthuisveen: voormalige veenlanden ten zuiden van Zuidveen, vroeger eigen­dom van het Heilige Geest Gasthuis te Steenwijk. Onder­scheiden in het Gasthuis Oosterveen en het Gast­huis Wester­veen, ter weerszijden van de Gasthuisdijk. De vervening begon in de 16e eeuw van oost naar west, waarbij de Gasthuisdijk als veendijk diende. In 1580 werd het Gasthuis Oosterveen verkocht; de vervening van het Gasthuis Westerveen ging door tot in de 18e eeuw.
Gebouw, Het: voormalige kerk aan de Kornputsingel 42, in 1898 gebouwd voor de Nederlandse Protestanten Bond afdeling Steenwijk. In 1946 werd de kerk overgenomen door de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden die Het Gebouw in 1990 verkochten aan de uitvaartvereniging De Laatste Eer. Na restauratie werd het in gebruik genomen als aula. Dit rijksmonument is gebouwd in de stijl van het Hollandse Neo Renaissance en heeft in de achtergevel een door W. Bogtman in 1914 vervaardigd zeer fraai gebrandschilderd roosvenster. Het orgel uit 1898 werd gebouwd door Roelf Meyer.
gebouwen. Historisch en architectonisch beschouwd, zijn de villa Rams Woerthe en de Grote Kerk met de Sint Clemenstoren de belangrijkste gebouwen van Steenwijk en verre omgeving. Ref.: J. van Dijk. Architectuur- en stedenbouwroute door de stad Steenwijk (2005). Zie verder: kerken, molens, monumenten.
Gebroken Tegel, Een; zie: Indisch Monument.
Gedempte Diep: de eerste 300 m van het in 1632 gereedgekomen Steen­wijkerdiep, vroeger als haven van Steenwijk in gebruik. Met een deel van het zand dat vrijkwam bij de kanalisatie van de Steenwijker Aa werd dit deel van het Diep in 1954 gedempt en ingericht als parkeergebied.
Gedempte Turfhaven; zie: Turfhaven.
gedenktekens; zie: bevrijdingsmonument, Burgemeestersbank, Herdenkingsmonument 1944, Hildo Krop, Indisch Monument, Joodse Begraafplaats, Joodse Steenwijkers, Leo Polak, standbeelden, synagoge.
gedichten; zie: dichters.
gee; zie: giede.
geestelijk leven; zie: kerkgenootschappen.
Gelderingen (1): voormalige erve Gelderinge, in 1456 genoemd als het Hof Gelderding, onder Steenwijkerwold. (2): hiernaar genoemde voormalige buurtschap, wijk (sinds 1856), dorp (sinds 1912) en straat (sinds 1972) in het dorp Steenwijkerwold, 3.5 km westnoordwestelijk van Steenwijk. Het is vanouds een Rooms Katholieke nederzetting. In 1832 was Gelderingen ook de kadastrale aanduiding van sectie L van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. De weg van Kerkbuurt naar de kerk van Gelderingen heette vroeger de Noord Stege. Deze werd in 1890 met puin verhard en in 1959 bestraat. Gelderingen heeft in de vorige eeuw een lange periode van grote bedrijvigheid gekend door het onderwijscentrum De Voorzienigheid, dat in 1984 werd gesloten. Zie ook: Polder Gelderingen.
Gelderingsche Dijk: een ruim 1 km lange voormalige veen­dijk in het verlengde van de nog bestaande Gelderin­gensteeg, aan de zuidkant van Steenwijkerwold.
Gelderingsche Slagen: kadastrale aanduiding (1832) van verveend land, in 1932 opgegaan in de Polder Gelderingen.
Gelderse Pad: voormalig middeleeuws pad van Steenwijk naar het zuiden (Gelderland) over de Steenwijker Kamp. Het volgde de eerste 800 m van wat nu de Onnaweg heet, vanaf dat punt rechtsafbuigend en aansluitend op de Onnase Doodweg. De naam herinnert aan de uit Gelderland afkomstige eekschillers en houtskoolbranders die hier als seizoenwerkers met hun gezinnen heentrokken. Het pad is verdwenen na de ruilverkaveling midden vorige eeuw. Zie ook: zomerweg.
geloof; zie: kerkelijke gezindte.
Gemaal A.F. Stroink: in de winter van 1919-1920 in gebruik gesteld zeer groot stoomgemaal, in de Zuiderzeedijk tussen Vollenhove en Blokzijl, voor de bemaling van Noordwest-Overijssel. Genoemd naar A.F. Stroink (2), van 1914-1947 dijkgraaf van het toenmalige waterschap Vollenhove. In 1928 werd een derde pomp bijgeplaatst waardoor de capaciteit op 40 m3 per seconde werd gebracht. In 1982 werd de beeldbepalende schoorsteen van het gemaal gesloopt.
Gemaal De Meenthe: voormalig poldergemaal aan de Sluisweg te Steenwijk, in twee fasen gebouwd voor de bemaling van de Oostermeenthe (1908) en de Woldmeenthe (1912). De twee hevelcentrifugaalpompen werden aanvankelijk door gasmotoren aangedreven. Het gas werd in de generatorkamer gewonnen door verhitting van steenkolen die in de kolenloods werden opgeslagen. In 1939 werden de gasmotoren vervangen door elektromotoren en sinds 1983 is het gemaal buiten werking. De gemeente Steenwijkerland heeft het in 2006 gerestaureerd als gemeentelijk monument en aan de HVS als verenigingsonderkomen ter beschikking gesteld. De officiële opening en onthulling van de naam werd verricht op 22 september 2006 door oud-wethouder A. Beeltje. Ref.: HM 2000 n2 p37-44.
gemeente: zelfstandig onderdeel van de staat, met zelfbestuur en autonomie, onder het bestuur van  gemeenteraad, burgemeester en wethouders. In Nederland werden in de Franse tijd de gemeenten bij keizerlijk besluit ingesteld op 21 oktober 1811. Daarvóór sprak men van schoutambten en kerspelen; zie daar. Zie ook: gemeentebestuur.
Gemeentearchief Steenwijkerland: gevestigd in het gemeentehuis te Steenwijk. Het historisch archief omvat ongeveer 2000 m aan archiefstukken, toegankelijk gemaakt door middel van inventarissen. Het Oud-archief van Steenwijk werd in 1917 geïnventariseerd door P. Berends; het archief van de gemeente Steenwijk 1814-1909 en 1909-1927, evenals het archief van de gemeente Steenwijkerwold 1811-1922, werden in 2007 ontsloten door C. Vuursteen.
gemeentebestuur: gemeenteraad, burgemeester en wethouders; zie daar. Zie ook: bestuur.
Gemeentegids: jaarlijkse gids voor ingezetenen en relaties van de gemeente Steenwijk (sinds 2001: gemeente Steenwijkerland). Voortgekomen uit de Steenwijker Almanak (sinds 1664), heette het sinds het begin van de 20e eeuw Jaarboekje voor Steenwijk, sinds 1973 Kijk op Steenwijk en sinds 2001 Kijk op de Kop. Het is een uitgave van Drukkerij Hovens Gréve B.V.
gemeentegrenzen. Er bestaat in Nederland geen officiële registratie van de gemeentegrenzen. Zowel het Kadaster als de Topografische Dienst heeft ze op kaart staan, maar meetgegevens zijn (nog) niet volledig noch eenduidig. Van oudsher worden de grenzen in het landschap aangegeven door natuurlijke lijnen (rivieren, sloten, oever- en kustlijnen) en door stenen of palen. De gemeente Steenwijkerland grenst ten westen aan Flevoland, ten noorden aan Friesland en ten oosten aan Drenthe. Ruim 7 km ten noorden van Steenwijk bevindt zich een ‘drieprovinciënpunt’. De provinciegrenzen zijn in 1814 opnieuw vastgesteld en in 1824 gemarkeerd door genummerde ijzeren grenspalen die vooral op oudere topografische kaarten zijn aangegeven. De grens tussen de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold werd in 1828 vastgesteld, geschetst en beschreven. De destijds geplaatste grenspalen zijn van verschillende vorm en makelij. Zie ook: stadsvrijheid.
gemeentehuis (1): van Steenwijkerwold. Tot 1890 vergaderde het gemeentebestuur van Steenwijkerwold in het oude stadhuis aan de Markt in Steenwijk. Op 21 februari van dat jaar werd de villa Oostwoud in Tuk voor dat doel aangekocht. In 1973 werd de gemeente opgeheven en werd het gebouw betrokken door de dienst Gemeentewerken van Steenwijk. (2): van Steenwijk. Na de samenvoeging van de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold in 1973 vergaderde het gemeentebestuur van Steenwijk in de villa Rams Woerthe; zie daar. In 1992 werd het nieuwe gemeentehuis aan de Vendelweg in gebruik genomen. Het is een gedurfd ontwerp van de architect Kick Leijh. Ref.: R.Tienkamp. Gemeentehuis Steenwijk, ’n helder visitekaartje (1992). (3): Na de samenvoeging van de gemeenten in Noordwest-Overijssel in 2001 vond een uitbreiding plaats waardoor het gemeentehuis van Steenwijkerland ontstond. Zie ook: stadhuis.
gemeentelijke erepenning. De voormalige gemeente Steenwijk reikte, als blijk van waardering voor bijzondere verdiensten ten behoeve van de gemeente, erepenningen uit aan: J.J. Hoeksema, P.J. Molendijk, mevr. A.P. Mulder, H.J. Schippers, J.D. van der Tuin, G. Vos, H. Ymker en mevr. F.M. Zwaga. De gemeente Steenwijkerland reikte de penning in 2008 uit aan A. Beeltje. De ‘penning’ is een bronzen beeldje, vervaardigd door Kiny Copinga, voorstellende Sint Clemens, beschermheilige van Steenwijk.
gemeentelijke herindeling: bij keizerlijk besluit van 21 oktober 1811 werden de burgerlijke gemeenten in ons land ingesteld. Een eerste gemeentelijke herindeling van Overijssel vond plaats in 1818, waarbij de voormalige schoutambt- en kerspelgrenzen merendeels werden gehandhaafd. In 1973 vond een herindeling plaats van de gemeenten in Noordwest-Overijssel; door samenvoeging van negen kleinere gemeenten ontstonden drie nieuwe: Brederwiede, IJsselham en Steenwijk. Daarbij werd de nieuwe gemeente Steenwijk gevormd door de vroegere gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold, waarvan het meest westelijke deel overging naar de gemeente IJsselham. In 2001 werden in Noordwest-Overijssel de gemeenten Brederwiede (hoofdplaats: Vollenhove), IJsselham (hoofdplaats: Oldemarkt) en Steenwijk (hoofdplaats: Steenwijk) samengevoegd. tot één gemeente: Steenwijkerland (hoofdplaats: Steenwijk). Ref.: SW p424-428.
gemeentelijke monumenten: van gemeentewege beschermde monumenten. Steenwijk kent 43 gemeentelijke monumenten. Het gaat om 33 woonhuizen (merendeels uit de vorige eeuw), de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg 79, het oude postkantoor bij de Oosterpoort, de kerk van de Vrije Zendingsgemeente, de oude Latijnse School, de oude machinefabriek De Dolder, het Gemaal De Meenthe, de Burgemeestersbank, de straatklok bij de Oosterpoort, het trafohuisje aan de Gasthuislaan en het tuinkoepeltje in de Oostwijkstraat. In de nabije omgeving van Steenwijk zijn 25 gemeentelijke monumenten: 12 boerderijen, 8 woonhuizen en villa’s, 3 begraafplaatsen, een gemaal in Wetering en een grenspaal onder Eesveen. Zie ook: archeologische monumenten, rijksmonumenten.
gemeentelijk woningbedrijf: tot stand gekomen in 1958 door samenvoeging van de Vereeniging voor Volkshuisvesting Algemeen Belang en de Woningstichting Steenwijk. In 1963 overgegaan in de Woningbouwvereniging Steenwijk en Omstreken.
gemeentepolitie; zie: politie.
gemeenteraad. De eerste gemeenteraadsvergadering van Steenwijk vond plaats op 18 september 1818 onder voorzitterschap van burgemeester J. Zomer. Die van Steenwijkerwold vond plaats op 29 juli 1818, voorgezeten door burgemeester C.J. Fabius. Voor de zetelverdeling van de huidige raad, zie: Steenwijkerland.
gemeentesloot; zie: Meenthesloot.
gemeentevlag; zie: vlag.
gemeentewapen; zie: wapen.
Gend en Loos, Van: algemene transport- en expeditieonderneming, ontstaan in 1796 en sinds 1928 een dochteronderneming van de Nederlandse Spoorwegen. In 1984 werd het vervoer van stukgoederen per spoor gestaakt en ging men over op het vervoer met vrachtauto’s. Het laad- en losgebouw bij het station in Steenwijk werd in 1985 afgebroken. In 2003 is de onderneming opgegaan in DHL. Ref.: HM 2009 n3 p2-9.
Gendt, Adolf Leonard van (roepnaam: Dolf; Alkmaar 18 april 1835 – Amsterdam 28 april 1901), ingenieur-architect. Werkte aanvankelijk als ingenieur bij de Staats Spoorwegen. Vestigde zich in 1874 als zelfstandig architect in Amsterdam, sinds 1894 met zijn beide zonen. Zij ontwierpen bekende gebouwen zoals het Concertgebouw en het Burgerweeshuis in Amsterdam en vele fraaie villa’s, vooral in Baarn. In opdracht van Jan Hendrik Tromp Meesters ontwierpen zij de villa Rams Woerthe; zie daar. Ref.: D.Keuning en L. Lansink. A.L. van Gendt [en zonen], architecten in zaken (1999). Zie ook hoofdstuk 17.
genealogie. In 1994 bracht een tijdelijke werkgroep een overzicht uit van familienamen waarnaar destijds door leden van de HVS onderzoek werd verricht. Genealogisch onderzoek wordt meestal individueel verricht; velen zijn lid van de Nederlandse Genealogische Vereniging. Deze organiseert jaarlijks een manifestatie, in 2005 gehouden op 31 mei in De Meenthe te Steenwijk. Het verslag hiervan bevat, vooral voor Steenwijk, interessante genealogische informatie. Ref.: Gens Nostra 60(2005), n4/5. Zie ook hoofdstuk 10.
geologie. Voor een beschrijving van de recente geologie en het ontstaan van het landschap van Steenwijk en omstreken verwijzen we naar hoofdstuk 2.
Geologisch Monument Wolterholten: in 1988 tot stand gebracht door Rijkswaterstaat op initiatief van G.P. Gonggrijp van het toenmalige RIN. Het heeft een geologische wand van keileem en een heemtuin met 143 genummerde zwerfstenen, afkomstig uit de doorgraving van de Woldberg en beschreven door W. Bosga.
Gereformeerde Kerk: kerkgenootschap, ontstaan in 1886 (doleantie), met een kerk uit 1842 aan de Onnastraat 44 (de Binnenkerk) en een in de Westwijkstraat (de Buitenkerk). De vereniging van beide vond in 1914 plaats. Vooral door de inzet van de predikant C.W.E. Ploos van Amstel werd in 1922-1923 de oude kerk in de Onnastraat vervangen door de huidige, naar een ontwerp van de Enschedese architect J.B. Radstake. Bekende predikanten waren verder: L. Dijkstra en W. Wolsink. In 2004 fuseerden de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Ref.: SW p73-74.
Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt: kerkgenootschap, ontstaan in 1945, met sinds 1 februari 1993 het eigendom en gebruik van de kerk aan de Vrouwenstraat 5 te Steenwijk (Kleine- of Vrouwekerk). De eerste predikant was N. ’t Hart. Van dit kerkgenootschap is ook een gebouw te Wetering West 3a.
Gereformeerde School; zie: Christelijke School.
Gerrits, Mannes (bekend als Meester Gerrits; Ommen 6 september 1902 – Ommen 9 december 1988), onderwijzer. Was sinds 1922 onderwijzer en van 1930 tot 1967 hoofd van de Openbare Lagere School in Eesveen en gaf les bij het landbouwonderwijs in Steenwijk, Frederiksoord en Twello. Was een erkende vraagbaak op het gebied van de prehistorie van zijn woonomgeving. Verhuisde in 1967, met zijn omvangrijke geologische en archeologische collectie, naar zijn geboorteplaats. Ref.: SW p254.
Gerritshoek (ook: Leugenhoek): voormalige buurtschap bij de driesprong van de Hesselingendijk, Gelderingen en De Beek, onder Molenhoek. Vroeger werd hier het plaatselijk nieuws uitgewisseld.
Getreuer, Edgar (zoon van de volgende; Berlijn 4 november 1923), ondernemer. Richtte in 1946, met zijn vader en H. Faber, Faget Elektrische Meetinstrumenten en Apparatenfabriek te Steenwijk op en was daarvan tot 1996 directeur.
Getreuer, Kurt (Teplice, Tsjechië 15 augustus 1896 – Steenwijk 26 januari 1962), elektrotechnisch ingenieur. Was sinds 1939 bedrijfsleider bij Kornelis’ Kunsthars Producten Industrie te Steenwijk en in 1946 medeoprichter van Faget.
Geuskens, Josephus Leonardus (Vierlingsbeek 19 maart 1875 – Wormerveer 28 januari 1919), sinds 1906 marechaussee te Steenwijk. Kwam tijdens detachering naar Wormerveer door bloedvergiftiging om het leven. Ref.: HM 1993 n2 p35-40.
gevels. Verspreid over de stad zijn diverse oude gevels in verschillende bouwstijlen te bezichtigen. Ref.: J. van Dijk. Architectuur- en Stedenbouwroute door de stad Steenwijk (2005); SO p53.
’t Geveltien: sinds 1962 café-restaurant aan de Markt 76 te Steenwijk, genoemd naar de markante trapgevel. Op deze plaats stond, tot de stadsbrand van 1523, het stadhuis van Steenwijk. De gevel is, na een brand op 18 maart 1978, geheel door de firma Aberson vernieuwd (1981). Op 26 juli 1995 leed het pand opnieuw schade door een uitslaande brand in een appartementencomplex aan de Waagstraat.
gezinsverzorging; zie: gezondheidszorg.
gezondheidszorg. Over de geschiedenis van de gezondheidszorg in Steenwijk is vrij weinig gepubliceerd. Deze werd vroeger sterk geassocieerd met de armenzorg; zie daar. Overigens is er een nauwe relatie tussen gezondheid, werkgelegenheid en woonomstandigheden. In 1947 werd, op initiatief van o.a. mevr. G. van Stapele-Manoth en J.F. Tijks, de Algemene Stichting Gezinsverzorging Steenwijk en Omstreken opgericht. In de loop van de tijd zijn maatschappelijk werk, gezinsverzorging, thuiszorg, kraamzorg en wijkverpleging opgegaan in grotere organisaties zoals de Zorggroep Oude en Nieuwe Land en kwam in 2005 het Gezondheidscentrum Steenwijkerland, aan de Sluisweg 10, tot stand. Over de gezondheidszorg in de Middeleeuwen, zie: HM 1984 n1 p14-19; over die aan het eind van de 19e eeuw, zie: HM 1991 n2 p57-63. Zie verder: ambulance, Boomsluiters, melaatsenhuis, J.B. Schuurman, ziekenfonds, Zonnekamp.
gezworene, gezworen meente; zie: meensman.
Gheert Stevensmolen: een in 1565 genoemde graanmolen, ook aangeduid op de kaart (1558) van Jacob van Deventer. De molen stond ongeveer 250 m buiten de Oosterpoort aan de oude heirweg, later Zwarteweg, thans Prins Bernhardstraat. Op deze plaats werd later de Molen van Kuiper gebouwd, ook bekend onder de naam Het Anker; zie daar.
giede (ook: ‘gie’ of ‘gee’): oude plaatselijke vlaktemaat, ongeveer een zesde hectare.
Giersloot (of Bakensloot): een in de late middeleeuwen gegraven turfsloot langs de Drents-Overijsselse grens voor de afvoer van turf uit Friesland naar de Steenwijker Aa. De naam houdt verband met het werkwoord 'gieren' in de betekenis van 'heen en weer gaan’; de sloot heeft namelijk een geknikt verloop.
Gieters: betrekking hebbende op Giethoorn.
Gieterse: inwoner van Giethoorn. De naam geldt voor zowel mannen als vrouwen.
Gieterse Dijk: een in de 16e eeuw aangelegde ruim 9 km lange dijk tussen de Veneweg bij Blauwe Hand en de Heerendijk bij Zuidveen, tegenwoordig de Beulakerweg genaamd.
Giethoorn: algemeen bekend waterstreekdorp, 7 km zuidzuidwestelijk van Steenwijk, met ongeveer 2.700 inwoners. De naam, in 1310 als kerspel genoemd, werd lange tijd verklaard als ‘geitenhoorn’, later als ‘geitenhoek’ en recentelijk als ‘zwarte hoek’ (Gethorne). Zie ook: flagellantisme, Polder Giethoorn, Sint Maartenslieden. Ref.: HM 2000 n3 p119-122.
Giethoornsebrug; zie: Varkenweidebrug.
Giethoornse Sloot: een in 1610 gegraven turfvaart, lopende vanaf de Puntersloot langs de Heerendijk en uitlopend op de Langesloot bij Zuidveen. De stad Steenwijk hief tol- of lastgeld van de turfschepen die hierlangs via de Langesloot op de Aa uitkwamen. Ref.: OAS p108-109.
Giffen, Albert Egges van (Noordhorn 14 maart 1884 – Zwolle 31 mei 1973), archeoloog. Internationaal erkend onderzoeker van terpen, hunebedden en grafheuvels. Was hoogleraar in de prehistorie te Groningen en Amsterdam. Had een bijzondere band met Zuidwest-Drenthe; werd in Diever begraven. Onderzocht ook in onze omgeving grafheuvels en hunebedden en schreef daarover onder meer: Het verstoorde hunebed op de Eeze bij Steenwijk (1924).
Gilde, Dirk de (Schoonhoven 4 februari 1830 – Zuidveen 24 augustus 1889), evangelist Vrije Zendings Gemeente. Begon op 19 mei 1861 met zijn vrouw, M.H. Hooms, evangelisatiewerk in Zuidveen. Stichtte van daaruit gemeenten in Ossenzijl, Langelille, Nijetrijne en Glanerbrug. Ref.: HM 1986 n4 p9.
gilden: stedelijke bedrijfsorganisaties van ambachtslieden die van het stadsbestuur het alleenrecht hadden om hun bedrijf uit te oefenen; ook ambachtsgilden genoemd. De gilden waarborgden gelijke kansen voor elk lid en goede waar tegen redelijke prijzen voor de consument. De gilden, ontstaan in de middeleeuwen, werden in 1798 opgeheven. Ref.: HM 1993 n1 p10-27. Zie ook hoofdstuk 4.
Gilse, Jan van (Zaandam 20 december 1861 – Den Haag 7 februari 1935), jurist. Promoveerde in 1892 aan de RUG, was van 1899-1904 griffier aan het kantongerecht in Emmen en daarna tot 1932 kantonrechter in Steenwijk. Was daarnaast actief op onderwijsgebied en was van 1917-1918 lid van de TK.
Godefroij (ook: Godefroy), Jan (1): (Leiden 18 oktober 1859 – Steenwijk 23 mei 1921; begr. Leiden Groene Steeg), musicus. Was van 1880 tot zijn dood organist bij de Ned. Hervormde gemeente van Steenwijk en van 1907 tot 1916 dirigent van het Steenwijker Fanfarekorps. Daarnaast dirigeerde hij ook andere muziek- en zangverenigingen en schreef muziekrecensies. Ref.: HM 1990 n4 p107-136. Zie ook hoofdstuk 15. (2): (zoon van voorgaande; Steenwijk 14 juni 1882 – Hilversum 4 okt. 1958), beeldend kunstenaar en schrijver. Woonde en werkte van 1901 tot 1934 in Amsterdam, daarna in Hilversum. Was tekenleraar, schilder, tekenaar, etser en beeldhouwer. Daarnaast was hij directeur van de Tekenschool voor Kunstambachten te Amsterdam. Illustreerde verschillende boeken met pentekeningen en aquarellen. Schreef zelf praktische boeken over beeldende kunst, technisch tekenen, pentekenen, de natuur en zijn aquariumliefhebberij. Ref.: NBK.
godsdienst; zie: kerkelijke gezindte, kerkgenootschappen.
Goeman Borgesius, Arius Hendrik (Den Haag 16 mei 1883 – Bergen N.H. 18 oktober 1961), jurist, burgemeester. Was van 1915-1942 en van 1945-1948 burgemeester van Steenwijk. Zijn verdiensten waren vele, daarentegen speelde hij tijdens de Tweede Wereldoorlog een minder glorieuze rol. Aan hem herinneren sinds 1940 de Goeman Borgesiusstraat en de daar geplaatste burgemeestersbank. Zie ook: Noordwalstraat. Ref.: SW p240-241.
Gokkes, Betje Rosette (roepnaam: Bep; Steenwijk 11 februari 1931). Vertelde haar herinneringen als joods Steenwijker meisje aan de auteurs F. Pereboom en T.R. Stegeman, die er een publicatie over samenstelden. Ref.: HM 1997 n3 p57-84.
Goldmoppe, De: bijnaam voor banketbakker Hendrik Krop; zie daar.
Goor, ‘t (vroeger ook: Gore): drassige laagte, brongebied aan de voet van omringende hoogten. (1): in 1260 genoemd land, 3 km ten noordnoordwesten van Steenwijk (ref.: CK). In 1856 werd ’t Goor, ook wel Goorveld genoemd, gerekend tot een der buurtschappen van Steenwijkerwold; tegenwoordig behoort het tot de buurtschap Baars. Sinds 1984 staan hier de bedrijfsgebouwen van Boswachterij Het  Steenwijkerwold. (2): een gebied ongeveer 1 km zuidwestelijk van Steenwijk en even ten noorden van Zuidveen. In 1496 woonde hier Wigher ten Goer, ten westen van de Vossenhof en ten oosten van de Appelshof. Zie ook: Vos van Steenwijk.
Goordijk: een oud dijkweggetje, door ’t Goor (2), dat Zuidveen verbindt met Steenwijk; het heet tegenwoordig Goorsteeg.
goorn: regionale benaming voor een akkertje of moestuin dicht bij de boerderij.
Gouden Engel, De: voormalig bekend hotel-restaurant, als herberg en logement gebouwd in 1801 aan het begin van het Steenwijkerdiep. De eerste logementhouder was Hendrikus Johannes Busscher. In 1910 ging het in eigendom over naar de familie Osse, die annex een onderkomen liet inrichten voor de marechaussee. Na de 2e WO bracht T.H. Osse het familiebedrijf tot grote bloei, waarna de zaken terugliepen, het bedrijf in 2006 werd gesloten en in 2008 werd gesloopt.
Gouden Knopentocht: een autopuzzelrit die sinds 1953 tot in de jaren zestig van de vorige eeuw op hemelvaartsdag werd gereden. Organisatoren waren Hendrik Aberson en zijn vrouw Onny. De start was bij hotel De Kroon, later bij de hertenweide in het Park Rams Woerthe. In 1956 voerde de rit (130 km) door de Noordwesthoek en randgebieden en waren er onderweg diverse nationale kostuums te bewonderen. In 1964 reden er 500 auto’s mee met ongeveer tweeduizend deelnemers uit het hele land. Zie ook: Zonnedag.
Goudmoppen, Steenwijker: roomboterkoekjes, een bekende Steenwijker specialiteit waarmee banketbakker Hendrik Krop in 1883 in Amsterdam een eervolle vermelding verwierf. Ref.: SO p63.
goudsmeden; zie: zilversmeden.
Graaf, de: een oorspronkelijk Zuidveens geslacht, evenals Bijkerk, Oost, Reijnders en (van) Veen. Ref.: HM 1988 n4 p125-130.
Graanschuren: naam van de monumentale landbouwschuren op het landgoed de Eese, in 1927 gebouwd naar ontwerp van Berend Haveman.
gracht (1) zie: stadsgracht. (2): Gieterse benaming voor ‘kanaal’.
Grachtstraat: naam in 1930 gegeven aan het verlengde van de tegenwoordige Tulpstraat, lopend tot aan de stadsgracht. Daarvóór heette dit het Gangetje (’t Gaankien). In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden de tientallen bouwvallige woningen gesloopt die hier tussen 1864 en 1900 waren gebouwd. In 1984 verrees hier het wooncomplex Grachtveste. Ref.: A.P. Mulder. Grachtstraatbewoners; een onderzoek naar de woonsituatie van tien gezinnen in een te saneren stadswijk van de gemeente Steenwijk (1959).
grafheuvels (Lat. tumuli): van zand en plaggen opgeworpen heuvels ter markering en bescherming van één of meer prehistorische graven. Ze werden gebouwd door mensen uit de klokbekercultuur (ca. 2.400-1.600 v.C.) en de standvoetbekercultuur (ca. 1.600-1.200 v.C.) en zijn meestal rond of ovaal van vorm. In het gebied van de Eese zijn er eenentwintig (15 in het zuidwesten, 6 in het noordoosten) met zekerheid vastgesteld, zeker even zoveel zijn er ooit verdwenen. Ref.: HM 1999 n1 p21-35.
grafstenen: belangrijke informatiebron voor genealogen, biografen en historici. Ref.: J. Belonje. Steenen charters (1943, 3e dr.); SO p82-83. Zie ook: begraafplaatsen; zerkenboek.
graftekens. Vooral op oudere grafstenen komen bijzondere tekens voor. Ref.: HM 1996 n2 p42-46.
Gravemeijer, Henricus Eskelhoff (Oosthem 20 oktober 1878 – Baarn 9 maart 1967), predikant. Was van 1915-1918 hervormd predikant te Steenwijk. Ref.: SW p124.
grenspalen; zie: gemeentegrenzen.
Greven: Steenwijker familienaam waarvan de herkomst werd beschreven door H. Boon (1988).
Grietenveentien: vennetje aan de noordzijde van de Woldweg bij de buurtschap Baars. De naam is ontleend aan de meisjesnaam Grie­t(e).
Griethuijsen, Willem Adeodatus van (Est en Opijnen 17 mei 1848 – Antwerpen 20 november 1913) was van 1880 tot 1883 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Groen, Harm: stadsomroeper van Steenwijk in de 2e helft van de 18e eeuw. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Groen, Wirtje Bryce (kleinzoon van Jan Hendrik Wicherson; Minneapolis, VS 17 april 1964), ondernemer. Studeerde bedrijfskunde aan de RUG, gevolgd door een 2e fase informatiekunde. Was van 1994-2000 VVD-wethouder van de gemeente Steenwijk. Is sinds 1990 directeur van Houthandel Wicherson BV te Steenwijk, daarnaast bestuurlijk actief binnen werkgeversverenigingen en politiek. Auteur van hoofdstuk 11.
Groenestege (1): naam (1811) van een erve 1 km ten westen van Tuk, ook Bunzinge geheten, aan de Lage Egge onder Steenwijkerwold. (2): familienaam uit voornoemde plaats. Egbertus Groenestege (1828-1869), gehuwd met Annigje Tiel (1828-1894), liet in 1858 zijn familienaam wijzigen in Tiel Groenestege.
Groeneveldschool; zie: Lagere Landbouwschool.
Groenink, Rijkman (Steenwijk 3 november 1882 – Laren 4 maart 1945), leraar. Was onderwijzer in Enschede en sinds 1920 leraar natuurkunde aan de Gereformeerde Kweekschool in Amsterdam. Ref.: BWO.
Groenink, Rijkman (Steenwijk 10 december 1918), schilder. Kreeg tekenles van C.A. Moen en praktijkles schilderen van Hillebrand Ras. Was huisschilder van beroep, maar maakt sinds 1970 olieverfschilderijen van landschappen, stadsgezichten en boerderij-interieurs. Exposeerde in 2003 in de toenmalige Oudheidkamer in Steenwijk. Ref.: HM 2011 n2 p84-86; SO p104-105.
groenteveiling; zie: Veilingvereniging Steenwijk en Omstreken.
grondgebruik; zie: bodemgebruik.
Groot, Gosse de (Oppenhuizen 20 oktober 1920 – Wolvega 19 november 2010), econoom, bestuurder. Werkte sinds 1946 als economisch adviseur bij de Friese Maatschappij van Landbouw, sinds 1958 in Steenwijk als directeur van de ‘Landbouwbank’ (zie daar) en van 1974-1982 van de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank Steenwijk en Omstreken, later Rabobank. Was daarnaast lid van Provinciale Staten en van 1973-1982 gemeenteraadslid voor de CHU, later CDA en bekleedde diverse bestuurlijke functies. Schreef artikelen en een leerboek over agrarische economie.
Groot, Jan Hessel de (Sliedrecht 29 oktober 1864 – Amsterdam 16 maart 1932) , leraar, architect. Was directeur van de Avondambachtsschool in Amsterdam en sinds 1921 ook ontwerper van ESKAF aardewerk. Ref.: NBK.
Groote Baars: oude boerderij op de Eiderberg in de buurtschap Baars; zie daar.
Groot Verlaat: nieuw-bedachte naam (1970) voor het bedrijventer­rein zuidwestelijk van Steenwijk, genoemd naar de buurtschap Verlaat. Het werd in 1973 in gebruik genomen, in 1987 uitgebreid en is thans het grootste industriepark van Noordwest-Overijssel. Zie ook: Tipgever.
Grote Huis: een groot houten zogeheten ‘blokhuis’ op het landgoed de Eese, gebouwd in 1917 van een Scandinavisch bouwpakket. Herman Adriaan van Karnebeek was van 1923-1942 bewoner van dit landhuis. Zie ook hoofdstuk 16.
Grote Kerk (of: Sint Clemenskerk, ook: Hervormde Kerk): oudste kerk van Steenwijk en (verre) omgeving, gewijd aan Sint Clemens; zie: Clemens. Tijdens de restauratie (1974-1981) kwam de bouwgeschiedenis aan het licht. Van het oudste houten kerkje, dat uit de achtste eeuw zou dateren, werden paalsporen teruggevonden. Van omstreeks 1200 tot het midden van de 15e eeuw stond hier een tufstenen Romaanse kerk met zware zadeldaktoren. Het was de moederkerk voor meer dan dertig kerken in de wijde omgeving. De kerk in zijn huidige vorm is een laatgotische driebeukige hallenkerk, grotendeels daterend uit 1464, het koor uit 1409. Tot 1592 was het een Rooms Katholieke kerk met tien altaren. Sindsdien is de kerk in eigendom en gebruik van de Hervormde Gemeente Steenwijk. De kerk werd gerestaureerd in 1914-1916, 1930-1932 en in 1974-1981. De kerk meet uitwendig ruim 27 bij 70 m, inclusief de toren. Op 2 mei 1981 werd de kerk, na de derde restauratie, weer opnieuw in gebruik genomen in aanwezigheid van H.M. Koningin Beatrix en Z.K.H. Prins Claus. Ref.: G.M. Laar. Grote Kerk Steenwijk, een torenhoog monument (1981). Zie ook: dochterkerk, kapittel, Sint Clemenstoren en hoofdstuk 16.
Grote Kerkstraat; zie: Kerkstraat.
Grote Schuur: tweekaps landbouwschuur op het landgoed de Eese, in 1925 gebouwd naar ontwerp van Berend Haveman.
Grote Spijkerboor: dubbele bocht (in de vorm van een boorom­slag) in de voormalige Steenwijker Aa, ongeveer 4 km westzuid­westelijk van Steenwijk, genoemd in 1619.
Grote Woldschans: veldschans 1.2 km ten noorden van Steenwijk, uit de tijd van de belegering in 1581, waarvan sporen door de WAS werden onderzocht. Ref.: HM 1997 n1 p21-28.
Grote Zijl; zie: Steenwijker Zijl.
Haan, Simke de (“Master” de Haan; Franeker 13 juli 1911 – Heerenveen 12 september 1987; begr. Steenwijk RK), onderwijzer. Was van 1961-1976 hoofd van de St. Clemensschool en van 1966-1970 gemeenteraadslid voor de KVP. Docent Fries aan de kweekschool in Steenwijkerwold. Schreef in de periode 1940-1979 kinderboeken en vertalingen in het Fries, een aardrijkskundemethode voor de Katholieke Lagere School, artikelen in Frysk en Frij en De Katholieke Fries en Terugblik op 125 jaar St. Clemensparochie Steenwijk 1855-1980 (1980).
haardstederegister; zie: vuurstederegister.
Haarsloot: voormalige circa 1.5 km lange sloot tussen de Lakeweg en de Hesselin­gendijk, ongeveer 5.5 km ten westen van Steenwijk. De naam werd voor het eerst vermeld in 1494; het element ‘haar’ of ‘hare’ duidt op een ‘harde zandrug’.
Haas-IJben, Elisabeth de (roepnaam: Liesbeth; Steenwijk 14 maart 1948), lerares, kunst- en cultuurliefhebber. Was van 1968-1969 lerares MHNO in Uddel, van 1969-1992 docente communicatie en sociale vaardigheden aan opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige te Ermelo. Sinds 1992 betrokken bij SLOS en OZO, ook als programmamaakster en presentatrice. Bestuurslid  Kermis- en Circusmuseum en Stadsmuseum Steenwijk. Maakt sinds 1988 tekeningen en schilderijen. Ook actief in de ontwikkelingssamenwerking (projecten in Indonesië). Ref.: SW p144.
Hagemeyer, Rigte Adolf (Loppersum 23 juni 1893 – Steenwijk 13 juni 1975), ambtenaar. Was sinds 1926 gemeentesecretaris en in 1942 tijdelijk burgemeester van Steenwijk.
Hagingen: kadastrale aanduiding (1832) van land ten noorden van Molenhoek, 1,5 km ten westen van Steenwijkerwold.
Halbertsma, Herrius (Sneek 9 juli 1920 – Amersfoort 2 december 1998), archeoloog. Leidde het archeologisch onderzoek tijdens de restauratie van de Grote Kerk in de periode 1974-1981. Schreef daarover: Oudheidkundig bodemonderzoek tijdens de restauratie van de Grote Kerk te Steenwijk (1978). Ref.: HM 2004 n2 p62.
Halfweg (1): buurtschap 5 km westzuidweste­lijk van Steenwijk, ook Halfwegdiep genoemd naar de plaats halverwege het Steenwijkerdiep. De in 1935 gereedgeko­men Polder Halfweg ligt zuidweste­lijk hiervan. (2): veldweg over de Steenwijker Kamp, halverwege Onna en Steenwijk. De naam en het oostelijke deel van de weg dateren van na de ruilverkaveling in het midden van de 20e eeuw.
Halfwegbrug: gemeentelijke ophaalbrug (1932) over het Steenwijkerdiep in de Hesselingendijk te Halfweg (1).
Hall, De: naam (1634) van voormalige erve bij de Friese grens, 2 km ten noordoosten van Willemsoord. De naam duidt op de laagte waarover men uitkeek.
Hallregel; zie: Dubbele Regel.
Hamminga, Egbert Johannes Casper (Zuidlaren 22 augustus 1929 – 12 oktober 2005) was van 1971-1977 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk. Vertrok daarna naar Den Haag, waar hij in 1995 met emeritaat ging.
handel. Ongeveer twintig procent van de Steenwijker bevolking is werkzaam in de handel. Het zwaartepunt van de handel is in de 2e helft van de vorige eeuw verschoven van de agrarische sector (veemarkten, vlees- en zuivelhandel, zaad- en turfhandel) naar de handel in industriële producten. Zie ook: Kamer van Koophandel en hoofdstuk 11.
Harmjan van Steenwijk: pseudoniem van Jan Tuttel; zie daar.
Harritius, Petrus: van 1596 tot 1603 predikant van de Hervormde Gemeente van Steenwijk. Ref.: HM 1986 n1 p22-26.
Hart, Nicolaas ‘t (Maassluis 23 januari 1908 – Ermelo 14 februari 1999), predikant. Was sinds 1935 predikant in De Glind, daarna in Wapenveld, Leerdam en van 1949-1972 in Steenwijk, sinds 1945 de eerste predikant van de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Was een oom van schrijver Maarten ’t Hart, die vele keren bij hem logeerde en hem in zijn romans veelvuldig noemde.
Harten, Jan Frederik van (Lekkerkerk 5 oktober 1945 – Steenwijk 11 november 2007; begr. Paasloo), leraar. Groeide op in Steenwijk, was korte tijd leraar Nederlands aan de RSG in Steenwijk en maatschappijleer aan de PABO in Meppel. Ontving in 1967 een poëzieprijs van het Algemeen Handelsblad. Van zijn eerste vier bundels verscheen: Verzamelde Gedichten (1988). Ref.: A.C. Bosch. Essentie: de poëzie van Jan van Harten (1994); SW p141.
Hasselt: oude Hanzestad en vesting aan het Zwartewater, 22 km ten zuiden van Steenwijk. De plaats kreeg in 1252 stadsrecht van bisschop Hendrik van Vianden; het kerspel Hasselte werd in 1260 vanuit het kapittel van Deventer gesticht. Over de positie die Hasselt en Steenwijk in de 17e en 18e eeuw innamen binnen het bestuur van het gewest Overijssel zie: F.W. Schmidt. Te laate genodigt of in ’t geheel vergeten; de positie van Hasselt en Steenwijk binnen het bestuur van het gewest Overijssel 1621-1795 (proefschrift, 1994).
Hasselt en De Koning, Ingenieursbureau v/h J. van; zie: Royal Haskoning Noord-Nederland.
Havelte (vroeger ook: Hesselte, Hesle, Westerhesselen): oud esdorp, sinds 1998 in de gemeente Westerveld, met ruim 3.000 inwoners, 9 km oostzuidoostelijk van Steenwijk. In 1310 telde het 22 huizen. In dat jaar verleende Philippus, deken van Steenwijk, in opdracht van de bisschop van Utrecht, toestemming aan de bewoners van Uffelte, Hesselte en Hesselterveen (Kolderveen) een eigen kerk te bouwen. Deze werd gebouwd op de plaats van een vroegere kapel aan de oude heirweg halverwege Steenwijk en Ruinen. De kerk is, evenals die van Steenwijk, gewijd aan Sint Clemens. Zie ook: vliegveld.
Havelterberg: (1) stuwwal 7.5 km ten oosten van Steenwijk, plaatselijk tot 19 m boven NAP. Natuurgebied grotendeels begroeid met bos en heide, in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer (113 ha). Het glooiende landschap is zowel in geologisch als archeologisch opzicht buitengewoon interessant. Ref.: S.W. Jager. Rondom de Havelterberg, een archeologische kartering, inventarisatie en waardering (1992); H.A. Visscher. Op Geopad naar de Havelterberg bij Steenwijk (2004). (2): plaats in de gemeente Westerveld (deels gemeente Meppel), 5 km ten oostzuidoosten van Steenwijk op de noordelijke helling van de Bisschopsberg. Een misleidende Drentse plaatsnaam. Zie ook: WAAKS.
Havelte-West: natuurgebied (450 ha) ongeveer 5 km ten oosten van Steenwijk, in gebruik als militair oefenterrein. Eigenaar: Ministerie van Defensie.
Haveman, Berend (Tuk 14 april 1884 – Steenwijk 15 april 1959), architect. Was van 1912 tot 1949 opzichter, later architect, bij de gemeente Steenwijkerwold. Daarnaast ook zelfstandig ontwerper van woningen, bedrijfsgebouwen en boerderijen. Ref.: SW p123.
haven: de eerste 300 m van het Steenwijkerdiep, vroeger gebruikt als haven van Steenwijk. In 1954 werd dit gedeelte gedempt en als parkeergebied ingericht. Zie ook: Balkengat, Gedempte Diep, Spoorhaven, Turfhaven.
havezate: Oost-Nederlandse benaming voor een ridderhofstede waaraan publieke rechten verbonden waren, zoals sinds het begin van de 13e eeuw gold voor de Eese; zie daar. Ref.: A.J. Gevers, A.J. Mensema en J. Mooijweer. De havezaten in het Land van Vollenhove en hun bewoners (2004).
Hazenbrug; zie: Varkenweidebrug.
Hazenpad: oude benaming van het voetpad van de Kallenkoterallee naar het Oerthepad.
HBS; zie: Rijks HBS.
Heel, Casparus Johannes van (roepnaam: Caspar; Groningen 20 december 1943), jurist. Studeerde rechtsgeschiedenis aan de RUG en de opleiding tot archivaris in Middelburg. Was van 1974-2006 provinciaal archiefinspecteur in Overijssel. Publiceerde veel over regionale geschiedenis, rechts- en kerkgeschiedenis, genealogie en zegelkunde. Schreef over Steenwijk: Het vroegste verleden van Steenwijk (1986). Auteur van hoofdstuk 4.
heemraadschap; zie: waterschap.
Heemstra, Sjouke (Peperga 15 maart 1847 – Witte Paarden 29 december 1935), huisschilder die in het begin van de 20e eeuw ook bekendheid kreeg door zijn bewerkingen van muziekstukken.
heer; zie: landsheer.
Heerenbrug: brug over het Kanaal Beukers-Steenwijk, als verbinding in de N333 tussen Steenwijk en Emmeloord. Tot 1929 lag hier een houten bruggetje over de Giethoornse Sloot; daarna was er een voetveer. De vaste brug uit 1952 werd in 1997 vervangen door een dubbele ophaalbrug van opmerkelijk ontwerp. Ref.: SW p521.
Heerendijk: voormalige oude veendijk, lopende van Zuidveen in westzuid­wes­telijke rich­ting, waar nu de Blokzijlseweg loopt. Vanaf de Heerenbrug (over de Giethoornse Sloot) vormde deze dijk tevens de grens tussen de vroegere kerspelen Steenwijkerwold en Giethoorn. Bij Zuidveen ook wel Zanddijk of Westerdijk genoemd, verder naar het westen ook: Hooidijk. De naam houdt verband met de bisschop van Utrecht, in de Middeleeuwen de landsheer, ook als 'de Heer' aangeduid.
Heerenslagen: noordwestelijk deel van de Zuidermeenthe. Kadastrale aanduiding (1832) van landen tussen het Steenwijkerdiep en de Hooiweg, 1.5 km ten westen van de stad. Het waren langwerpige percelen grond van de Heer, de bisschop van Utrecht, die ze verpachtte aan de stad Steenwijk. De naam werd al in 1420 genoemd.
Heerenstraat (ook: Papensteeg): voormalig straatje in de oude woonwijk Achter de Kerk. Genoemd naar de hier woonachtige kanunniken, vroeger aangeduid als ‘heeren’ of  ‘papen’.
Heering, Pieter (Enkhuizen 7 februari 1838 – Den Haag 7 december 1921), predikant, schrijver. Was van 1862 tot 1868 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente Steenwijkerwold. In 1883 verscheen zijn Overijsselsche Vertellingen, dat vier herdrukken beleefde. Ref.: HM 1985 n4 p118-120.
Heerlijkheid de Eese; zie: Eese.
Heer van Diezenvaart: oude, ongeveer 2 km lange turfvaart ten noorden van Neder­land, die de Room­sloot verbindt met de Kalen­berger­gracht. Deze vaart was vroeger van belang als aanvoerweg van en naar het gehucht Nederland.
Heggers, Gerrit (Steenwijk ged. 15 februari 1784 – Steenwijk 9 maart 1836), koopman. Invloedrijk Steenwijker; raadslid en eigenaar van huizen in de stad en percelen bouwland op de Steenwijker Kamp.
heide: hoge zandgrond begroeid met struikheide en verspreid geboomte. Door ontginning, vooral in de 19e eeuw, verdwenen de heidevelden waarvan de namen voortleefden: Basserveld, Eeserveld, Friese Veld, Heideveld (of Woldveld), Onnaveld en Stads Heideveld; zie daar.   
Heide, Gerrit Daniel van der (Rotterdam 6 juni 1915 – Kallenkote 18 september 2006), archeoloog, natuurkenner, publicist. Leidde van 1948-1974 het oudheidkundig bodemonderzoek in de IJsselmeerpolders en was beheerder van de musea Schokland en Ketelhaven, daarna van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Was internationaal erkend als adviseur op het gebied van scheepsarcheologie en museumbeheer. Woonde sinds 1987 in Kallenkote en trad in 1996-1997 op als docent van de WAS. Ref.: HM 2006 n4 p150-152.
Heideveld, Het (vroeger ook: Woldveld): voormalig uitgestrekt heidegebied, ongeveer 4 km ten noordnoordwesten van Steenwijk. De gelijknamige caritatieve Vereniging werd opgericht in 1819 door geërfden van Steenwijkerwold ter ontginning en beheer van het gebied. De oppervlakte bedraagt 305 ha waarvan 213 ha wordt verpacht. In 1939 werd hier begonnen met ruilverkaveling, in 1949-1951 voltooid. Zie ook: Onnasche Heideveld. Ref.: HM 1989 n1 p3-16.
Heidinga, Gerrit (Steenwijk 25 mei 1946), administrateur. Was van 1976-2007 werkzaam als administrateur van de Woningbouwvereniging Steenwijk en Omstreken, daarnaast lid van de Commissie Stadsmuseum Steenwijk. Liefhebber van kunst en cultuur. Schreef onder meer: In het atelier van Rijkman Groenink (2005).
Heij, Willem Hendrik (roepnaam: Wim; Waddinxveen 14 september 1941), humanistisch geestelijk verzorger. Was vanaf 1970 als geestelijk verzorger werkzaam bij resp. het Humanistisch Verbond en Defensie, sinds 1973 in Steenwijk. Bekleedde diverse bestuursfuncties op politiek (PvdA), maatschappelijk (Stichting Openbare Bibliotheek, Uitvaartvereniging De Laatste Eer) en cultureel gebied (gemeentelijke Commissie Beeldende Kunst, Stichting Instituut Collectie Krop). Schreef artikelen en boeken waaronder: Kijk ons eens; Steenwijk in de Nederlandse literatuur (met H. Klasens; 2002) en De mens en kunstenaar Hildo Krop (2006). Auteur van hoofdstuk 14.
Heilige Geest Bolwerk: aangelegd in 1627 bij de Gasthuispoort aan de zuidwestzijde van de stad, in 1870 afgevlakt.
Heilige Geest Gasthuis; zie: Gasthuis.
Heilige Geestpoort; zie: Gasthuispoort.
Heilige Geeststraat; zie: Gasthuisstraat.
heirweg (uitgesproken als “heerweg”): beschermde middeleeuwse wegverbinding om, vanuit een handelscentrum, het achterland en andere centra over land te kunnen bereiken. Steenwijk is in de 8e eeuw ontstaan als wijk- of stapelplaats aan de heirweg tussen Stavoren en Osnabrück. Deze weg heeft zijn bestaan te danken aan de opkomst en bloei (8e tot 15e eeuw) van Stavoren als handelscentrum, met invoer van graan en uitvoer van vee, wol en zout als hoofdproducten. De heirweg diende vooral voor het transport van kudden koeien (ossen), later ook voor het vervoer met ossen- of paardenwagens. Van de oorspronkelijke route van deze heirweg konden verschillende delen worden getraceerd. Ref.: HM 1998 n3 p72-82; HM 2004 n2 p49-64.
Hem, Pieter van der (roepnaam: Piet; Wirdum gem. Leeuwarderadeel 9 september 1885 – Den Haag 24 april 1961), schilder, ontwerper. Gerenommeerd schilder en politiek tekenaar, in Steenwijk bekend door het atelier dat hij vele jaren had bij Fredeshiem en een drietal schilderijen dat hij in 1948 maakte waaronder een gezicht op Steenwijk en het Steenwijkerdiep. Ref.: NBK; SO p95.
Hendrik, Z.K.H. Prins en H.M. Koningin Wilhelmina bezochten Steenwijk op 4 augustus 1913 ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Koninkrijk. Ref.: HM 1990 n4 p124. Zelf bezocht de Prins Steenwijk op 23 februari 1931, tijdens de herdenking van het ontzet van Steenwijk in 1581.
Hento; zie: Wiechers.
Herdenkingsmonument 1944: te Kallenkote, 3.5 km ten oosten van Steenwijk, op de plaats waar 13 oktober 1944 zes mannen door de bezetter werden gefusilleerd: F.H. ten Berge, H.G. Bos, U. de Jong, P. Schipper, E. Verveer en J.A. de Vries. Het monument bestaat uit een plaquette op een grote zwerfkei in een halve cirkel van kleinere keien, ontworpen door Henk Kruiter, onthuld op 13 oktober 1999.
herenmud: oude vlaktemaat gelijk aan anderhalve mud of zes schepel; zie: Steenwijker Maat.
Herenslagen; zie: Heerenslagen.
herindeling; zie: gemeentelijke herindeling.
Hermanshoeve: bungalow op landgoed de Eese, genoemd naar Herman Adriaan van Karnebeek wiens graf zich bevindt op de er tegenover gelegen familiebegraafplaats.
Hervormde Gemeente: kerkgenootschap ontstaan tijdens de hervorming aan het einde van de 16e eeuw. In 2004 fuseerde de Nederlandse Hervormde Kerk met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk in Nederland. Er zijn eigen kerken te Steenwijk (Grote- of Sint Clemenskerk), Steenwijkerwold (Hervormde Kerk) en te Willemsoord (Hervormde Kerk). De Protestantse Gemeente Steenwijk heeft een dépendance in Eesveen (sinds 1906 Het Lokaal; sinds 1983 De Ontmoeting) en in Onnaveld (Ebenhaëzer). De Protestantse Gemeente Willemsoord ontstond in 1852, werd zelfstandig in 1867 en kerkt samen met Peperga en Blesdijke. Het archief van de Hervormde Gemeente werd in 2010 opgenomen in het Gemeentearchief Steenwijkerland. Bekende predikanten te Steenwijk waren: H. Bake, J. Bogerman, H.E. Deutelius, J.C. Eijkman, H.E. Gravemeijer, P. Harritius, P. Hofstede, J.C. Jörg, S. Kooistra, W. Laan, J.P. van Leusden, C.A. Lingbeek, G. de Mey, P. Parson, G. de Roest, J. Rogerius, A. Rotterdam, G.H. van Senden, J. Sluiter, J. ter Steege, J. Stommelius, A.M. van der Vlugt, J. Voskuyl, D.J. van Wezep, J. Wilbrink en H.J. de Zwart. Bekende predikanten te Steenwijkerwold waren: J. Camerlingh en P. Heering; te Willemsoord: H.M. Schipper en H.J. Trommel. Ref.: HM 2012 n1 p2-9; L. de Jonge en R. Veenstra. Inventaris van de archieven van de Nederlands Hervormde Gemeente te Steenwijk 1501-1951 (2010). Zie ook: kerkelijke gezindte.
Hervormde Kerk (1): Grote Kerk; zie daar. (2): aan de Oldemarktseweg 94 te Steenwijkerwold. Laatgotische kerk, gebouwd in 1401 op de plaats van een (houten?) kapel uit 1285. De kerk is gewijd aan Sint Andreas. Het schip had oorspronkelijk een houten tongewelf. Het oudere koor is overdekt met een stergewelf. Rijk gesneden preekstoel in Slavonisch eiken uit het begin van de 18e eeuw. Op de westgevel een houten torentje. In 1948 vond een inwendige restauratie plaats; bij de uitwendige restauratie in 1958-1959 werd een nieuwe consistorie aangebouwd. Ref.: SW p68. Zie ook hoofdstuk 17. (3): aan de Steenwijkerweg 159 te Willemsoord. De kerk werd gebouwd in 1852 door de Maatschappij van Weldadigheid en heeft een orgel dat als rijksmonument beschermd wordt.
Hesle; zie: Havelte.
Hesselingenbrug: provinciale ophaalbrug over het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl in de Hesselingendijk, 5 km ten westen van Steenwijk.
Hesselingendijk of Hesselinkdijk: zeer oude veendijk ongeveer 5 km ten westen van Steenwijk, aangelegd vanuit de hoge gron­den van Steenwijkerwold zuidwaarts naar de Steenwijker Aa. De dijk is genoemd naar Hesseling, een aanzienlijke familie met bezittin­gen in Steenwijkerwold waarvan in 1368 ene Klaas Hesseling wordt genoemd. In een oorkonde uit 1313 eist bis­schop Gwij van Avesnes afstand van het wereldlijk gerecht van “Oy­edsgrope tot Hesclersdijc in de parochiën Stenwic en Yssel­ham­me”. Deze dijk vormde de scheiding tussen het Ruxveen en de Wee.
Hesselte; zie: Havelte.
Hesselterveen; zie: Kolderveen.
Heuga (naar de familienaam Van Heugten): voormalige tapijtfabriek aan de Meppelerweg met in de jaren tachtig bijna 500 medewerkers. Voortgekomen uit Verto en in de jaren negentig voortgezet door Betap (tapijtfabriek) en Crilux (tapijtververij en –drukkerij). Het fabriekscomplex werd in 2007 afgebroken.
Heulenbrug: vaste brug in de 16e–eeuwse Gasthuisdijk waar deze, 4.5 km ten zuiden van Steenwijk, de Stouwe kruis­t. Een 'heul' is een opening (vergelijk 'hol'), in dit geval een door een brug overwelfde opening.
Heulendijkje: voormalig veendijkje dat bij de Heulenbrug langs de Stouwe liep en als waterkering fungeerde tussen de Drentse en Overijsselse venen ten zuiden van Steenwijk.
Heusdens, Christiaan Hendrik Wilhelmus (Bodegraven 20 oktober 1907 – Zwolle 12 november 1987; begr. ´t Harde De Zwaluwenburg), arts. Was van 1951 tot 1983 huisarts in Steenwijk en daarnaast gouverneur van Rotary Nederland. Ref.: SW p403.
Heuvel, De: voormalige bierbrouwerij achter de tegenwoordige woning aan de Meppelerweg 22. Deze werd in 1874 opgericht door de gebroeders Klaassenz, die tot 1892 het zogeheten Heuveltjesbier brouwden. Vanaf 1919 was hier de lijstenmakerij, later meubelfabriek, van Nieweg en Banis, die in 1969 afbrandde. Ref.: HM 2009 n4 p13-18.
Heuvengracht: een ongeveer 1.5 km lange vaart even oostelijk van Kalenberg. Vormt de grens tussen de voormalige kerspelen Scheerwolde en IJsselham. De naam houdt verband met de hier voorkomende zandopduikingen ('heufden' = hoofden, kopjes of pollenduinen).
Hidding, Egbert (zoon van Geert Hidding, burgemeester van Steenwijk; Steenwijk ca. 1600 – Hasselt februari 1658), musicus. Kreeg als blinde een opleiding van Jan Pieterszoon Sweelinck in Amsterdam. Keerde in 1623 in Steenwijk terug en kreeg in 1627 een aanstelling als kerkorganist, sinds 1638 tevens beiaardier, in Hasselt. Ref.: SN p27.
Hiddingerberg (1): mogelijk genoemd naar Geert Hidding, eigenaar van de erve “Camp ofte Wolter Oldinghe”. Het is de oude naam van de Woldberg; zie daar. (2): motel met restaurant en zalencentrum aan de Woldmeentherand nabij de rijksweg A32, in 1992 hier gevestigd door Jacobus Oost; zie daar.
Hiemsherne: 18e-eeuws boerderijtje aan de Eiderberg 2, later in gebruik als vakantiehuis van Fredeshiem; zie daar.
Hillebrands, Roelof: stadstromslager, werd in 1606 om het leven gebracht door Henricus Frankena. Ref.: HM 1984 n1 p22.
Hillegiesstraote: volksbenaming voor Gasthuisstraat.
Historisch Centrum Overijssel (HCO): gevestigd in de gebouwen van het voormalig Rijksarchief in Overijssel te Zwolle. Naast diverse provinciale en regionale archieven, zijn er ook zeer vele lokale archieven waaronder een aantal dat specifiek op Steenwijk en omgeving betrekking heeft. In de Openbare Bibliotheek Steenwijk heeft het HCO een Historisch Informatie Punt (HIP).
historisch erfgoed; zie hoofdstuk 16.
Historische Vereniging Steenwijk en Omstreken: opgericht, op initiatief van J. Tuit en D. Weijdema, op 9 april 1984 met als doel het verdiepen en uitbreiden van de kennis op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis. Dit doel wordt nagestreefd door het uitgeven van publicaties, het instellen en onderhouden van werkgroepen, het organiseren en ondersteunen van activiteiten, het leggen en onderhouden van externe contacten, het medewerken aan projecten van historisch belang en het verstrekken van informatie aan zowel de leden (in 2009: ruim 900) als andere belangstellenden.
Het verenigingstijdschrift Historische Mededelingen verschijnt sinds 20 juni 1984 viermaal per jaar. Elk nummer bevat enkele artikelen van uiteenlopende aard, themanummers uitgezonderd. Verder verschijnen er monografieën en speciale uitgaven. Van de werkgroepen noemen we in het bijzonder de in 1992 opgerichte Werkgroep Archeologie Steenwijk en Omstreken (WAS) waarvan het werkgebied zich tot over de provinciegrenzen uitstrekt. De activiteiten van de vereniging bestaan verder uit het organiseren van lezingen, excursies en historische rondwandelingen. Met verschillende ‘zusterverenigingen’ worden contacten onderhouden door bezoek, tegenbezoek en het aangaan van ruilabonnementen op elkaars tijdschriften. Sinds 22 september 2006 beschikt de vereniging over een verenigingsonderkomen in Gemaal De Meenthe aan de Sluisweg in Steenwijk. Voor een overzicht van activiteiten gedurende de eerste twee decennia, zie: HM 1994 n2 en HM 2004 n2. Zie ook: WAS.
Hoek, Willem (Schiedam 3 februari 1863 - ?) was van 1889 tot 1891 predikant van de Hervormde gemeente in Steenwijk. Vertrok daarna naar Brussel.
Hoeksema, Jurjen Jan (Leens 26 mei 1930 – Laag Soeren 18 november 2012), bestuurder. Was gemeentesecretaris van Borger (1965-1970), burgemeester van Bellingwedde (1970-1978) en van Steenwijk (1978-1995). Schreef over de geschiedenis van Steenwijk onder meer: Het bestuur der gemeenten (1940-1946) (1985). Ref.: OSC 24 februari 1995 en 21 november 2012, WWN2.
Hoeve Lama: boerderij aan de Zuidveenseweg 24, gebouwd in 1896. De naam duidt op de vroegere eigenaar, Lambert Martens (1858-1927).
Hoevendijk: tot 1959 de oude benaming voor de Burgemeester G.W. Stroinkweg, van Zuidveen naar Onna. Dit deel van Zuidveen vormt een karakteristiek lintdorp.
Hof, Jan Gerrits (De Blesse ged. 7 september 1771 – Steenwijkerwold 15 juli 1846) was vele jaren korenmolenaar op de Baarsmolen.
Hof Gelderding; zie: Gelderingen.
Hofstede, Petrus (Zuidlaren 1716 – Rotterdam 27 november 1803), predikant, hoogleraar. Was hervormd predikant in Anjum, Steenwijk (1743-1745) en Rotterdam. Was een uitgesproken Oranjepredikant die in Rotterdam promoveerde en tot hoogleraar werd benoemd vanwege zijn predikantschap. Was lid van de Zeeuwsche Maatschappij van Wetenschappen in Vlissingen en publiceerde in de periode 1752-1786. Ref.: J.P. de Bie. Het leven en de werken van Petrus Hofstede (1899).
Hogebrug; zie: Hogewaterensbrug.
Hoge Huis; zie: Eese.
Hogeman, Joannes (kleinzoon van Willem Hogeman; Steenwijkerwold 2 mei 1828 – Slagharen 10 mei 1893), pastoor. Werd priester gewijd in 1861 en was kapelaan in Haaksbergen, Keijenberg, Soesterberg en Heeten. Vanaf 1871 was hij pastoor in Den Ham en Vroomshoop en sinds 1879 in Slagharen en Lutten. Was een verdienstelijk onderzoeker van de middeleeuwse geschiedenis van onze omgeving en maakte een vertaling van Quedam Narracio; zie daar. Schreef over onze regio: De kerk te Runen, de eerste kerk in het zuidwesten van Drenthe, het noorden van Overijssel en de oostzijde der Stellingwerven (1887) en: Het oude graafschap Staveren (1890).
Hogeman, Willem (Olst 13 februari 1774 – Steenwijkerwold 11 mei 1836), landbouwer. Bezat een boerderij op Gelderingen met land langs de Gelderingensteeg. De voormalige Hoogmansvaart is naar hem genoemd.
Hoge Meintje, Het: oude naam voor het Noorderbolwerk; zie daar.
Hoge Tin; zie: Zwanennest Bolwerk.
Hogeveen, Wicher Pieter van ‘t (ook: Wicher Dick; bijnaam: ’t Moffien). Werd op 16 november 1719 opgehangen op het galgenveld. Ref.: HM 1984 n1 p20-25; HM 2006 n4 p144-149.
Hogewal: de zuidzuidwestelijke stadswal, tussen het Jan Snoeks Bolwerk en het Heilige Geest Bolwerk. Het is de hoogste van de Steenwijker stadswallen, ongeveer 12 m boven NAP.
Hogewaterensbrug (ook: Hogebrug): een andere naam voor de Zuidveensebrug. In 1564 werd daar in de Langesloot te Zuidveen een verlaat gemaakt ter voorko­ming van overstromingen in de veenderijen tijdens hoogwaterpe­rioden op de Steen­wijker Aa.
Hogewaterensmolen: een in 1565 genoemde graanmolen in Zuidveen, ook aangegeven op de kaart van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560. Verdere gegevens ontbreken.
Hogewind, Barend (Steenwijk 12 september 1850 – Steenwijk 2 juni 1931), winkelier, uitgever van ansichtkaarten. Had sinds 1879 een winkel in luxe artikelen aan de Woldstraat, later met een fotografisch atelier aan de Markt, thans nummer 36. Van 1901-1904 liet hij vier series fraaie prentbriefkaarten met Steenwijker stadsgezichten maken, waarschijnlijk van eigen clichés. Na zijn dood werd de zaak tot 1940 voortgezet door zijn schoonzoon Adriaan Jacob Velsen.
Holenpathe; zie: Oldeholtpade.
Hollander, Bastiaan (Wetering gem. Steenwijkerwold 29 april 1887 – Meppel 25 januari 1964), firmant van Van Kerkvoorde & Hollander; zie daar.
Hollandschedijk; zie: Oude Nieuwlandsdijk.
Hollandsche Weide: voormalig stuk grond even ten noorden van de Oosterpoort.
Holleboom, Antonie (roepnaam: Antoon; Dalfsen 17 juli 1864 – Enschede 6 november 1946), molenmaker. Zette het timmerbedrijf van zijn vader aan de Gasthuisstraat voort; genoot in de wijde omgeving bekendheid als molenmaker.
Holsloot (ook: Hoolsloot; oude afwateringsslootsloot van het Eesermeer die in 1654 werd aangewezen als grens tussen het landgoed Eese en Eesveen.
holt: dialect voor ‘hout’, een hoger gelegen bosgebied, meestal op zandgrond. Zie ook: wold.
Holt, Jan Willem Antonius Dominicus ten (Hengelo 8 november 1946), taalkundige. Studeerde en onderzocht diverse Germaanse talen aan verschillende universiteiten. Schreef taalkundige publicaties en een transcriptie van het keurboek (1579) der stad Steenwijk: Diplomatische uitgave van het keurboek van de stad Steenwijk (1986). Ref.: WWN2.
Holte, Ten (ook: Ten Holthe): voormalige erve aan de noordkant van het dorp Steenwijkerwold. Was in 1382, als bezit van de bisschop van Utrecht, in leen bij Johan Sloet. De naam was in 1832 als Ten Holten de kadastrale aanduiding van land ten noordoosten van Steenwijkerwold.
Hoofdakker, Rutger Hendrik van den (pseudoniem: Rutger Kopland; roepnaam: Rudi; Goor 4 augustus 1934 – Glimmen 11 juli 2012), psychiater, schrijver en dichter. Deskundige op het gebied van depressiebestrijding door lichttherapie en slaapverschuiving. Was van 1981-1995 hoogleraar biologische psychiatrie aan de RUG. Daarnaast een bekend schrijver en dichter die meermalen Steenwijk in zijn werk vermeldt; zijn ouders woonden lange tijd in Steenwijk waar zijn vader directeur van de gasfabriek was. Hij debuteerde in 1966 en won in 1988 de P.C. Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre.
hoofdkerk; zie: dochterkerk.
Hoofien, Jacob (Steenwijk 25 mei 1846 – Utrecht 5 maart 1886), leraar, geestelijke. Was sinds 1866 leraar in de Hebreeuwse taal en letterkunde, geschiedenis en oudheden te Amsterdam en van 1875 tot aan zijn dood rabbijn in Utrecht. Schreef van 1870-1882 boeken en artikelen over het jodendom, de Hebreeuwse taal en het oud-joodse familieleven.
Hoogewegsbrug: provinciale ophaalbrug over het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl in de Hoogeweg, 0.3 km ten zuidoosten van Ossenzijl.
Hoogmansvaart: een voormalige 1.5 km lange wetering van de Geld­eringse Slagen naar het Steenwijkerdiep, ongeveer 3.5 km westelijk van Steenwijk. Kruiste de Hooidijk met een brug en liep vervolgens in zuidelijke richting naar de Woldslagen. Genoemd naar Willem Hogeman, wiens land onder Gelderingen hierop afwaterde.
Hoogte, De: gebied met hoger gelegen dekzandruggen, 1 km ten zuidoosten van Huis Eese.
Hoogwolde: villa aan de Meppelerweg 61, in 1904 gebouwd in art nouveaustijl naar ontwerp van B. Rouwkema; gemeentelijk monument. Heeft van1938-1984 gediend als Protestants (of: Christelijk -) Militair Tehuis.
Hooidijk: oorspronkelijk een dijk ter weerszijden van de Steenwijker Aa tot ongeveer 5 km westelijk van Steenwijk. De dijk op de linkeroever heette Heerendijk, die op de rech­teroe­ver heette behalve Hooidijk ook wel de Ruxvenigerweg. Deze laatste strekte zich uit van de Tukseweg tot aan de Woldlake­weg.
Hoomoedt, Adolphanus (roepnaam: Dolf; Steenwijk 8 mei 1918 – Heerenveen 18 januari 1971), sigarenwinkelier, tekenaar. Was lichamelijk gehandicapt en veelzijdig begaafd. Dreef van 1938-1964 een kiosk aan de Gasthuispoort. Was daarnaast een talentvol (pen-)tekenaar en schilder van landschappen en portretten. Ref.: OSC 15 juni 1988; SW p385-386.
Hoomoedt, Hermina Petronella (roepnaam: Mini; Steenwijk 12 maart 1931 – Heerenveen 23 september 1997) genoot vanwege haar niet-alledaagse verschijning grote bekendheid in Steenwijk en omgeving. Zij was een klein schrander vrouwtje, goed op de hoogte van het lokale nieuws. De cabaretgroep Fragment bezong haar in: Kennie Mini?. Ref.: OSC 18 oktober 1991.
Hooms, Maria Henriëtte (Rotterdam 4 maart 1826 – Zuidveen 18 februari 1913), evangeliste,  echtgenote van Dirk de Gilde; zie daar.
Hoop, Abraham Johan van der (schoonzoon van David Thomassen à Thuessink; Arnhem 29 januari 1775 – Steenwijk 3 oktober 1826), bestuurder. Was wethouder en Statenlid in Groningen. Verhuisde om gezondheidsredenen naar Huize De Bult waar hij kort daarna overleed aan de zogenoemde Groninger ziekte, een malaria-epidemie. Hij werd begraven in het koor van de Grote Kerk.
Hoop, De; zie: Wasserij Spitzen.
hoopstede: plaats waar gedroogde turf  werd opgestapeld voor verscheping.
Horst, De; zie: Oosterbolwerk.
Horst, Johan Gerhard Henri ter (zoon en opvolger van de volgende; Steenwijk 18 juni 1841 – Amsterdam 30 oktober 1892), was van 1868-1876 notaris te Steenwijk, daarna in Amsterdam.
Horst, Rudolph Johan Joseph ter (Leeuwarden 25 maart 1811 – Zwolle 24 december 1885), was van 1839-1868 notaris te Steenwijk, sinds 1876 wonende te Zwolle.
Horst, Salomon van der (Steenwijk 1868 – Laag-Keppel 21 december 1925; begr. Steenwijk JB), manufacturier. Bekende joodse Steenwijker koopman en winkelier aan de Markt (De Bijenkorf), vele jaren voorzitter van de kerkeraad. Ref.: POR p140.
Hospitaal van de Heilige Geest; zie: Gasthuis.
hotels. In 1958 waren er in Steenwijk zeven hotels: Bakker, Blok (later: ‘t Geveltien, aan de Markt), De Gouden Engel, De Kroon, Het Trefpunt, Oosterveen en Van der Woude. Bij een totale capaciteit van 69 bedden, waren er in genoemd jaar 1878 gasten onder wie 210 buitenlanders. In 2008 waren er binnen de voormalige gemeente Steenwijk drie hotels: De Eese, Hiddingerberg en Stadslogement, met totaal 97 kamers. 
hotte: plaatselijke benaming van roodbruin veen zoals werd aangetroffen langs de bovenloop van de Steenwijker Aa.
houtskoolbranden: bedrijvigheid die in 1951 voor het laatst plaats vond op landgoed de Eese.
Houthaven: straatnaam die herinnert aan een voormalige insteekhaven aan de zuidkant van het Steenwijkerdiep te Steenwijk. Deze behoorde bij de houtzaagmolen die Salco Tromp Meesters hier in 1846 liet bouwen. De Houthaven werd in 1949 gedempt.
Houtwal: vroegere naam van de kade aan de zuidkant van het Steenwijkerdiep te Steenwijk. Hier bevonden zich de houtzaagmolen en loodsen van de familie Tromp Meesters.
Houwer, Gerrit (Tuk 14 juli 1905 – Steenwijk 21 juni 1980), winkelier, uitgever van ansichtkaarten. Nam omstreeks 1930 een galanteriewinkel in de Oosterstraat over, waar hij ook fraaie ansichtkaarten met stads- en dorpsgezichten van Steenwijk en Steenwijkerwold verkocht. Zijn schoonzoon zette de zaak om tot een franchisebedrijf van de Hema.
Houwer, Jacob Johannes (roepnaam: Jaap; Steenwijk 12 augustus 1936), onderwijzer, handelaar. Was van 1958-1960 korte tijd onderwijzer in Dwarsgracht, Kerkbuurt en Steenwijk en van 1961-1992 handelaar voor de granen- en veevoederindustrie. Schreef: Familie Houwer-Houwink (2001), De familie van Jonkman, broodbakker in de Weerribben (2003) en Steenwijk, hoofdstad van Steenwijkerland (2008).
Hovens Gréve BV, Drukkerij: boek- en offsetdrukkerij en uitgeverij, ook van familie-, reclame- en handelsdrukwerk en ansichtkaarten, tevens kopieer- en printservice. Opgericht in 1866 door G. Hovens Gréve, later opgevolgd door K. Hovens Gréve, in 1960 door U. Koenen, van 1967-1988 door B.J. van Doorne en sindsdien door diens beide zoons. Ref.: OSC 17 mei 1991. Zie ook hoofdstuk 17.
Hovens Gréve, Coenraad (Haarlem 8 maart 1790 – Steenwijk 28 maart 1874), was 48 jaar predikant van de Doopsgezinde Gemeente in Steenwijk.
Hovens Gréve, Gerard (zoon van voorgaande; Steenwijk 30 december 1836 – Geel, België 23 januari 1905), drukker, uitgever. Vestigde in 1866 een drukkerij in de Woldstraat te Steenwijk, sinds 1894 in de Onnastraat. Begon op 1 juli 1869 met het drukken en uitgeven van de Opregte Steenwijker Courant, in 1957 overgenomen door Boom in Meppel.
Hovens Gréve, Koenraad (zoon van voorgaande; Steenwijk 30 juni 1867 – Amersfoort 8 november 1951), uitgever, voortzetter van de door zijn vader opgerichte drukkerij en uitgeverij.
Huender, Willem (Nijbroek, gem. Voorst 20 december 1834 – Steenwijk 27 januari 1913), was van 1876-1913 notaris te Steenwijk.
Huis Eese; zie: Eese.
huishoudschool; zie: Landbouwhuishoudschool.
huisindustrie: in eigen huis verricht productiewerk, vroeger vooral tijdens de wintermaanden en dikwijls met medewerking van de gezinsleden. Zie ook: mattenvlechterij, sigarenindustrie.
Huis in ’t Veld, Cornelis Johannes George (roepnaam: Kees; Steenwijkerwold 11 januari 1949), leraar. Was van 1971-1975 leraar te Slagharen, tot 1977 te Ellekom en sindsdien te Meppel. Is, sinds de oprichting in 2001, voorzitter van de Stichting Mr. J.C. Bloem-poëzieprijs; zie daar. Samensteller en schrijver van In herinnering J.C. Bloem 1966-2001 (2001).
Huis in ’t Veld, Theodorus Cornelis Antonius (Steenwijkerwold 25 november 1926 – Steenwijkerwold 9 juni 1996), onderwijzer. Begon in 1946 als onderwijzer in Blauwhuis, in 1949 in Heerenveen, in 1957 aan de Sint Clemensschool in Steenwijk en was van 1961-1985 hoofd van de Don Boscoschool in Gelderingen. Ref.: Steenwijker Expres 14 augustus 1985.
huisnummering: werd in Steenwijk ingevoerd in 1852, in Steenwijkerwold vier jaar later. De nummering liep per wijk. In Steenwijk werd in 1870 overgegaan op het gebruik van straatnamen, in Steenwijkerwold gebeurde dit in 1959.
Huis Paasloo; zie: Paasloo.
huisvesting; zie: woningbouw, woonomstandigheden.
Huis Westerbeek; zie: Westerbeek.
Huize Bergstein; zie: Bergstein.
Huize Bergzicht; zie: Bergzicht.
Huize De Bult; zie: Bult.
Huize De Kom; zie: Kom.
Huize Ronde Blesse; zie: Ronde Blesse.
Hulstijn, Teunis Francis (Varik 1838 – Steenwijkerwold 19 april 1900), architect. Woonde en werkte sinds 1868 in Thij. Hij begeleidde in 1870 de bouw van de nieuwe synagoge op de hoek van de Gasthuisstraat en de Kornputsingel en was de ontwerper van villa Oostwold in Tuk.
hunebedden: prehistorische graven, vervaardigd uit grote zwerfstenen, gebouwd door mensen uit de trechterbekercultuur (ca. 2.800-2.200 v.C.). De graven zijn langwerpig van vorm en hebben een ingang aan de zuidzijde. Oorspronkelijk waren ze overdekt door een zandheuvel en omgeven door een stenenkrans. Het voormalige hunebed op de Eese lag op minder dan 100 m van de Drentse grens. De exacte ligging was: 204,99 / 539,99. Het was, met dat van Mander, het enige in Overijssel. In 1781 werd het in tekening gebracht door Petrus Camper; omstreeks 1845 is het vernield en daarna geheel verdwenen. De naam ‘hunebedden’ is van Duitse oorsprong; in Drenthe sprak men vroeger van ‘steenbergen’. Ref.: A.E. van Giffen. Het verstoorde hunebed op de Eeze bij Steenwijk (1924).
Husse, De: een voormalige kleine eendenkooi aan de zuidwestkant van Witte Paarden. Het langwerpige water van ongeveer 6x60 m werd in het begin van de vorige eeuw wel als ijsbaan gebruikt door kinderen uit Thij en Witte Paarden. De naam komt van het Middelnederlands hissen of hussen, in de betekenis van ‘opjagen’.
Huttenberg: voormalige nederzetting ten zuiden van Willemsoord, bewoond door kolonisten die zich, al of niet vrijwillig, een hut als onderkomen bouwden. In de 20e eeuw werd het gebied gesaneerd en in 1911 werd de naam veranderd in Marijenkampen.
Hylkema, Tjeerd Oeds Ma Hylke (Leek 16 juni 1888 – Zeist 12 september 1962), predikant. Was van 1912 tot 1929 predikant van de Doopsgezinde Gemeente Giethoorn. Was zeer actief op sociaal - en cultuurhistorisch gebied; stichter van jongerenclubhuis Het Kraggehuis (1918) in het Bovenwijde te Giethoorn en het ontmoetingscentrum Fredeshiem (1929) ten noorden van Steenwijk. Schreef onder meer: Fredeshiem, herinneringen van Ds. T.O. Hylkema (1960). In Giethoorn is een weg naar hem vernoemd. Ref.: HM 2005 n4 p106-118.
ICV: Industriële en Commerciële Vereniging Steenwijk en Omstreken, in 2001 omgedoopt tot Business Club Steenwijkerland.
Iersel, Gerardus Clemens Maria Casper van (roepnaam: Gerard; Eindhoven 8 juni 1934), beeldend kunstenaar. Veelzijdig tekenaar en schilder van architectuur, composities en landschappen, beeldhouwer en vormgever van monumenten, kleinplastiek, wanddecoraties, mozaïeken en glasapplicaties. In Steenwijk sinds 1972 bekend van het roestvaststalen plastiek bij de ingang van het NS-station.
IJpenhof: begraafplaats aan de Eesveenseweg te Eesveen, aangelegd in 1913.
ijsbaan: van 1926-2004 aan de westzijde van de Tukseweg, over de Dolderbrug, op de voormalige Achterslagen. De Steenwijker IJsclub werd opgericht op 20 mei 1926 als voortzetting van de oude club Onder Ons. Naast de exploitatie van de natuurijsbaan, werkt men mee aan regionale toertochten. In 2006 werd bij Verlaat een andere plaats als ijsbaan bestemd. Ref.: HM 2001 n4 p94-103.
ijskelders: ondergrondse ruimten, afgedekt door een heuvel van grond, bedoeld als koelruimten. Ze werden ’s winters deels gevuld met ijsblokken uit open water. In het Park Rams Woerthe zijn er twee bewaard gebleven.
IJsselham (1): buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 11 km westnoordwestelijk van Steenwijk, 2 km ten zuidwesten van Oldemarkt, met ongeveer 70 inwoners. Zeer oude nederzetting, al in 1245 genoemd als Sileham, een marke met een kerk, gewijd aan Sint Stefanus, behorende tot het Sint Odulfsklooster bij Stavoren. Was in de 13e en 14e eeuw het toneel van twisten tussen de bisschop en de Stellingwervers. In 1313 eiste de bisschop van hen 48 hoeven bij Yselhamme terug te geven. IJsselham verplaatste zich met de vervening naar het oosten. Een deel van de bevolking vestigde zich aan de Zuiderzeedijk, waar in 1418 vanuit IJsselham een kerk gesticht werd in Den Hamme, later Blankenham genoemd. Door ontvolking niet langer in staat de eigen kerk te onderhouden werd het kerspel in 1675 bij het schoutambt Oldemarkt en Paasloo gevoegd. De kerk ging in 1730 over naar Oldemarkt. De locatie van de voormalige kerk is nog bekend; de toren werd in 1810 afgebroken, het vervallen kerkhof bestond nog tot ver in de 19e eeuw. Ref.: J. ten Hove en F.D. Zeiler. Turfmakers en boterkopers; de geschiedenis van IJsselham, Ossenzijl, Kalenberg, Paasloo en Oldemarkt (1996). (2): voormalige gemeente, in 1973 ontstaan bij de gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel door samenvoeging van Blankenham, Kuinre en Oldemarkt, met Oldemarkt als hoofdplaats. In 2001 is deze gemeente opgegaan in de nieuwe gemeente Steenwijkerland.
IJzeren Brug: stalen viaduct over de spoorlijn bij Witte Paarden, op 2 juni 1867 in gebruik genomen. Het werd in 1927, toen het spoor verdubbeld werd, vervangen door een breder viaduct met grotere overspanning en in 1952 wegens elektrificatie met 45 cm verhoogd.
Indisch Monument: gedenkteken in 1997 opgericht door het Comité Indisch Monument Steenwijk. Het bevindt zich in het Slingerbosje aan de oostzijde van de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg, waar op 15 augustus de jaarlijkse dodenherdenking plaats vindt. Het kunstwerk bestaat uit een door Annica Koot vervaardigd plastiek Een gebroken tegel.
industrie. Ongeveer één derde van de werkende bevolking is werkzaam in de industrie. In de 19e eeuw stond Steenwijk vooral bekend om bedrijfstakken als: leerlooierij, houtzagerij, sigaren- en tabaksindustrie, maalderij, lijm-, verf- en inktfabricage, touwslagerij en riet- en mattenvlechterij. In de vorige eeuw kwamen (en gingen) enkele bijzondere fabrieken: Monsieur’s meubelfabriek (1898-1962), Pasman’s Exportslachterijen en Fabrieken (1916-1938), de Eerste Steenwijker Kunst- Aardewerk Fabriek ESKAF (1919-1927) en de speelgoedfabriek ’t Poppenrijk (1953-1976), bekend van het Wildebras speelgoed. In 1949 waren ongeveer 250 mensen werkzaam in de voedings- en genotmiddelenindustrie, 200 in de houtbewerking, 150 in de metaalindustrie, 125 in de chemische industrie en 80 in de kledingindustrie. In de 2e helft van de vorige eeuw nam vooral de kunststofverwerkende industrie een grote vlucht. Met name bedrijven als Dyka BV, Kornelis Caps & Closures en Eleq BV (voorheen: Faget) hebben bijgedragen tot het begrip Steenwijk Kunststofstad. Van de verschillende industrieterreinen is De Dolder het oudste, en Groot Verlaat, ten westen van de stad, het grootste van Noordwest-Overijssel. Zie verder hoofdstukken 11 en 17.
infrastructuur; zie hoofdstuk12.
Ingen, Jhr. Hendrik Pilgrim Marius Cato van (Kampen 14 februari 1816 – Kampen 3 juli 1874), jurist. Werd in 1851 beëdigd als advocaat bij de provinciale gerechtshoven van Overijssel en Gelderland, was in 1852 burgemeester en secretaris van Gramsbergen en van 1854-1864 burgemeester van Steenwijkerwold.
Instituut Collectie Krop; zie: Stichting Instituut Collectie Krop.
inwonertal; zie: bevolking.
Irisplein: centrum van de Bloemenbuurt.
Islamitische Stichting Nederland: heeft sinds 1988 in Steenwijk een eigen gebedsruimte, de Tuba Moskee. Gevestigd in de voormalige Marechausseekazerne, Gasthuislaan 20.
Israëlitische Gemeente, Nederlands- ; zie: joodse gemeente.

Isvhene: oude schrijfwijze van Eesveen; zie daar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten