Totaal aantal pageviews

zondag 14 juli 2013

P.P. Roorda van Eijsinga

Philippus Pieter Roorda van Eysinga werd in 1796 te Kuinre geboren als zoon van een plaatselijke dominee. Philippus Pieter werd militair en vocht in 1815 te Waterloo tegen Napoleon. Zijn ouders vertrokken in die tijd naar de Oost. Vader Van Eysinga overleed aan boord en werd te Sint Helena (!) begraven. P.P. trok in 1819 ook naar Indie. Hij verliet de militaire dienst en bestudeerde oosterse talen. Hij werd uiteindelijk hoogleraar taal-, land- en volkendkunde en de samensteller van een Maleis woordenboek. Hij was tevens tolk, ambtenaar en niet te vergeten dichter. In 1834 was hij weer terug in het vaderland om onder meer zijn geboortestad nog eens te bezoeken. Op 27 juli schreef hij over Kuinre onderstaand gedicht:

Ik zag in ‘t eind het dorpje weer
Waarin ik werd geboren
Een dorpje zonderglans of roem,
Een dorpje zonder toren.

De stilte heerschte alom op straat
Ik kon mijn voetstap horen,
En zuchtend dankte ik den grond,
Waarop ik werd geboren.

Daar stond mijn wieg voor het ouwelijk bed
Door echtbreuk nooit ontheiligd
Daar werd ik door de moeder min,
Bered, bewaakt, beveiligd.

Daar bad mijn vader voor mijn heil,
Tot aller schepselen Vader
Daar strekte hij mijn prille jeugd,
Ten leidsman, vriend en Vader.

Hier in des Heeren heiligdom
Moogt ik den doop ontvangen
Hier mengde zich in ‘t heilig vocht
Een traan van moeders wangen.

Hier sprak mijn vader vol van vreugde
Tot opbouw der gemeente,
En nu rust op Helena’s rots
Zijn hoog vereerd gebeente.

Daar zat mijn moeder zacht en vroom,
En dankte voor mijn leven,
Mijn God, is ‘t alles mij een droom,
Zij moest op Java sneven.

Mijn hart werd vol, mijn boezem zwol,
Een traan welde in mijn ogen,
En ‘k werd, bij ‘t wellen van die traan,
Tot in de ziel bewogen.

Ik stond er roerloos op de zerk,
En dacht in ‘t graf te zinken,
Mijn zucht weergalmde door de kerk
Maar ‘k zag een lichtstraal blinken.

Een straal der zon die ‘t wolkenlicht
Van voor haar aanschijn vaagde
‘k Werd kalmer, daar in ‘t bang gemoed,
Me een hooger toekomst daagde.

‘k Ging dankbaar uit des Heeren huis,
En zag de dorpelingen
Van alle kanten toegesneld,
Zich om mij henen dringen.

Is dat des braven leraars zoon
Riep oud en jong te gader
En de oudjes riepen, ja hij draagt
De trekken van zijn vader.

Uw Vader heeft mij in de echt vereend,
Sprak een met grijze haren,
Een ander, ‘k werd door hem gedoopt,
Waar zijn die veertig jaren.

Een derde, ‘k mogt het woord van God
Van zijne lippen horen,
En ‘k juichte toen ‘k in ‘t dorpje was
Waarin ik werd geboren.

Een vrouw door ouderdom gebukt
Vroeg met gevouwen handen,
Leeft uwe brave moeder nog?
En ‘t snee me in de ingewanden.

Een ieder roemde ‘t ouderen paar,
En ‘t schonk me reine vreugde,
Te voren nooit door mij gesmaakt,
Wat me ooit op aard verheugde.

De dank of vloek van ‘t nageslacht,
Rust op der ouder daden.
De dank mijn ouderen toegebracht,
Deed mij in vreugde baden.

Elk hoorde mij zo gretig aan
En deed mij duizend vragen,
Ik moest tot in het holst des nachts
Van Oost en West gewagen.

Met weemoed scheide ik van het oord,
Waar gulheid mij omzweefde,
En nog der Vadren echte deugd,
In brave harten leefde.

Vaarwel, vaarwel, riep heel het dorp,
Waarin ik werd geboren.
En ik zag op zee nog eenmaal
om Naar ‘t dorpje zonder toren.

Roorda van Eysinga was een tijdgenoot van Sjakoo's voorouder Gerritje Jans Leeuwerink (Lievering). P.P. overleed in 1856 te Utrecht.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten