STEENWIJK VESTINGSTAD; lexicon deel A-I
aa (ook: a, ae, ee, ie
of ij): aanduiding voor een ‘water’ of ‘waterloop’. De algemene verbreiding
ervan in het gehele Germaanse taalgebied wijst op hoge ouderdom. De vormen
‘ee’, ‘ie’ en ‘ij’ zijn Friese varianten. Verschillende wateren in de omgeving
van Steenwijk worden kortweg ‘Aa’ genoemd; voor het onderscheid is het beter om
de volledige namen te gebruiken.
De Steenwijker Aa was het belangrijkste riviertje in de directe
omgeving van Steenwijk. Door kanalisatie is de oorspronkelijke loop nauwelijks
meer te herkennen. De bovenloop wordt gevormd door de Vledder Aa en de Wapserveense
Aa; deze beide takken zijn eveneens gekanaliseerd. Het water dat Zuidveen
verbond met de Steenwijker Aa werd Zuidveense Aa genoemd. Ongeveer 5 km
zuidwestelijk van Steenwijk voegde zich ooit een water samen met de Steenwijker
Aa dat er over enkele kilometers evenwijdig aan liep en ook Aa werd genoemd.
Ter onderscheid sprak men daar van Olde Aa en Nije Aa. De dijk op de
linkeroever van de Steenwijker Aa heette dan ook Tusschen Aa(n)dijk en de
landerijen aldaar heetten Tusschen Anen en Slagen.
Aa; zie: Nije Aa, Olde Aa,
Steenwijker Aa, Vledder Aa, Wapserveense Aa en Zuidveense Aa.
Aa-brug: voormalige houten
brug over de Steenwijker Aa, genoemd in 1336, in de oude heirweg bij de tegenwoordige
Aastraat. De oude Aa-brug raakte in onbruik na de aanleg (kort vóór 1395) van
de Steendijk en de Woldbrug; zie daar.
aardewerk; zie: ESKAF.
aardgas. In 1952 werd Steenwijk als één van de eerste gemeenten in Nederland
aangesloten op het aardgasnet. De gasfabriek aan de Tukseweg werd kort daarna
afgebroken. Het duurde tot 1965 dat ook het buitengebied (Willemsoord, Witte
Paarden, Eesveen en Kallenkote) van aardgas werd voorzien.
Aarmhuus; zie: Rusthuis.
Aarmoertien: veldnaam van een stukje land aan de Harm Wichersweg te Zuidveen.
Behoorde ooit aan de diaconie van de NH kerk. De naam is samengesteld uit ‘arm’
en ‘oerthe’.
Aartsen, Gerrit (Harderwijk 27 juni 1922 – Kallenkote 6
oktober 1944), spoorwegarbeider. Werd, wegens een gebleken verandering op zijn
persoonsbewijs, door de bezetter gefusilleerd. Ref.: HM 1994 n4 p123-125.
Aberson: van oudsher bekende Steenwijker familie van timmerlieden en aannemers
van restauratiewerken. De voorouders zijn afkomstig uit de Gelderse Achterhoek:
(1) Lodewyck Abreson (Haltern ca. 1640 – Ruurlo ca. 1727), gehuwd met Henrina
Elverink; (2) hun zoon: Wilhelmus Aberson (Ruurlo ged. 18 november 1714 –
Warnsveld 2 maart 1805), gehuwd met Geesken Willems; (3) hun zoon: Gerrit
Willem Aberson (Steenderen ged. 8 december 1737 – Baak 15 november 1781), boer,
gehuwd met Reintjen Hiddink. Hun zoon legde de grondslag voor het bedrijf in
Steenwijk: (4) Gerrit Jan Aberson (Steenwijk 3 januari 1765 – Steenwijk 14 mei
1825), timmerman, gehuwd met Annigje Hendriks; (5) hun zoon: Gerrit Willem
Aberson (Steenwijk 19 december 1805 – Steenwijk 11 oktober 1862), timmerman,
gehuwd met Jantien de Boer; (6) hun zoon: Hendrik Aberson (Steenwijk 25
augustus 1833 – Steenwijk 31 juli 1893), timmerman, gehuwd met Angenes Hagen;
(7) hun zoon: Gerrit Jan Aberson (Steenwijk 12 november 1876 – Steenwijk 22
september 1955), aannemer (hij was in 1914 de bouwer van de huidige spits van
de Sint Clemenstoren), gehuwd met Hendrika Ras; (8) hun zoons: Hendrik en
Arend; zie daar.
Aberson, Andries (kleinzoon van Gerrit Willem (5) Aberson; Steenwijk 11 februari 1871 –
Bilthoven 10 mei 1931), huisschilder, fabrikant. Assisteerde in 1899 Co Breman
met het maken van de wandschilderingen in Rams Woerthe en maakte zelf enige
wandschilderingen in het toenmalige café van Cornelis Vredenduin (later café
Otten, thans Koningsstraat 4). Begon een verffabriek in de Gasthuisstraat.
Richtte in 1917 de Hollandsche Boek- en Drukinktfabriek op aan het
Steenwijkerdiep, later ’t Anker geheten. Ref.: HM 1996 n2 p63.
Aberson, Arend (jongste zoon van Gerrit Jan (7) Aberson; roepnaam: Arry; Steenwijk 3
januari 1921 – Bloemendaal 14 augustus 2007; begr. Steenwijk AB), civiel
ingenieur. Was tot 1976 firmant bij zijn broer Hendrik, later directeur van
Algemeen Aannemings Bedrijf Aberson Lelystad.
Aberson, Hendrik (oudste zoon van Gerrit Jan (7) Aberson; roepnaam: Henk; bijnaam: Lange
Hendrik; Steenwijk 9 maart 1915 – Steenwijk 25 juli 1976), aannemer,
houthandelaar. Bouwde het familiebedrijf uit met specialisatie in het
restaureren van monumentale gebouwen. Bekleedde diverse maatschappelijke
functies en was van 1967 tot 1976 gemeenteraadslid voor de VVD. Ref.: SW p433-434.
Aberson Steenwijk BV: aannemersbedrijf gevestigd aan de Dolderweg 32
te Steenwijk. Het bedrijf werd in 1986 overgenomen door H.J. van den Brink. Zie
verder hoofdstuk 17.
Achterbuurt; zie: Witte Paarden (2).
Achter de Kerk (dialect: Achter de Kaarke): voormalige volksbuurt aan de westzijde van
de Sint Clemenskerk. In 1903 vond hier een grote brand plaats. Deze
achterstandswijk met ongeveer 130 één- à tweekamerwoningen werd in de jaren
1925-1930 gesaneerd. Ref.: HM 2005 n3 p92-93. Zie ook: Tranendal.
Achterhoek: voormalig
woonbuurtje bij de Goorsteeg in Zuidveen.
Achterlanden, De:
kadastrale aanduiding (1832) van landen tussen Eind van ’t Diep en Nederland.
Achterslagen: noordwestelijk
deel van de Zuidermeenthe, in het begin van de 21e eeuw ingericht
als bedrijvenpark. Zie ook: Voorslagen.
Achterveld: het land
achter de voormalige erve Remmelinge in Tuk.
Achtervenen; zie:
Zuidveense Achtervenen.
ACM; zie: Landbouwbank.
Adelaar, De: voormalige
sigarenfabriek (1926-1950), opgericht door B. Brinkman; zie daar.
Aekingerbroek (vroeger ook: Friese Broek): brongebied van de Vledder Aa en daarmee
ook van de Steenwijker Aa.
Afsluitdijk. Aan de IJsselmeerzijde van het monument aan de Afsluitdijk bevindt
zich een groot bronzen reliëf (1933-1935) van de in Steenwijk geboren
beeldhouwer Hildo Krop, met de bekende spreuk: Een volk dat leeft, bouwt aan
zijn toekomst.
Agrifac; zie: Cebeco.
Agrifirm; zie: Landbouwbank.
Agritech; zie: Cebeco.
Akse:
een in Steenwijkerwold voorkomende familienaam. Ref.: HM 1987 n2 p62-63.
Alberda, Jelle Eeltje (Ysbrechtum 24 mei 1862 – Steenwijk 13 mei 1947),
manufacturier. Oprichter van de textiel- en lingeriezaak Arink (1893-2005) in
de Oosterstraat te Steenwijk. Ref.: SW p507.
Alberts, Aafje (Lutjebroek? ca. 1740 – Steenwijk 17 april 1809), vroedvrouw. Was van
1779-1787 en van 1796-1809 stadsvroedvrouw van Steenwijk. Ref.: Jb. CBG 2004
p129-154.
Algemeen Belang; zie: Vereeniging voor Volkshuisvesting Algemeen Belang.
Algemene Begraafplaats (1; ook: Oude Begraafplaats): aan de Meppelerweg
79 te Steenwijk, aangelegd in 1829, uitgebreid in 1935, oppervlakte 2.4 ha;
gemeentelijk monument. Het register van begrafenissen in de periode 1830-1904
bevindt zich in het Gemeentearchief Steenwijkerland. Ref.: SO p 82-83, 87. (2):
De Nieuwe Landen te Kallenkote 77, sinds 1980 als uitbreiding op voorgaande,
2.6 ha. (3): aan de Oldemarktseweg 177, bij de Hervormde Kerk te
Steenwijkerwold, 0.7 ha; gemeentelijk monument. (4): Het Thijhof aan de
Oldemarktseweg te Steenwijkerwold, als uitbreiding op voorgaande. (5):
Kallenkote-Oud, tegenover De Nieuwe Landen; de oorspronkelijke begraafplaats
van Kallenkote en Onna, 0.4 ha; gemeentelijk monument. (6): aan de Schoolstraat
te Scheerwolde. Zie ook: begraafplaatsen.
Alts, Oyer (? – Emden 19 augustus 1584) was van 1562 tot 1569 de eerste
‘evangelische’ predikant van Steenwijk. Ref.: HM 2002 n3 p70-73.
Alutarius, Hiëronimus (Woerden 1619 – Gorinchem 1663) was van 1647 tot
1651 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk. Ref.: HM 1997 n1 p2-7.
ambachtsgilden; zie: gilden.
Ambachtsschool (na de 2e WO: Lagere Technische School): op 3 oktober 1903
in gebruik genomen school voor lager technisch onderwijs aan de Stationsstraat
te Steenwijk. Het oorspronkelijke gebouw werd vervangen door een nieuwe school,
die in 1964 gereed kwam en in 1970 maar liefst 565 leerlingen telde. De LTS
fuseerde in 1990 met de Capelleschool tot De Wissel, gevestigd aan de
Stationsstraat. Ref.: G.M. Laar en H. Spreen. Van Ambachtsschool tot RSG:
honderd jaar openbaar, neutraal-bijzonder en buitengewoon onderwijs in
Steenwijk (2004).
Ambonezen; zie: Beenderribben.
ambulance. De eerste ziekenauto in Noordwest-Overijssel (1938) was van het
autobedrijf van de gebroeders Jubbega aan de Burg. Goeman Borgesiusstraat.
Amsterdamselaan: landweg aangelegd door de Maatschappij van Weldadigheid, genoemd naar
de in 1865 gebouwde modelboerderderij Hoeve Amsterdam, 2 km ten noordoosten van
Willemsoord. Ref.: SN p4.
Andreas (ook: Andries; 1e eeuw n.C. - 62 n.C.), apostel,
beschermheilige van Steenwijkerwold. Was, evenals zijn broer Simon (Petrus),
visser en volgeling van Jezus. Hij is de beschermheilige (schutspatroon) van de
vissers, waterdragers en touwslagers, sinds 750 in het bijzonder ook van
Schotland. Sint Andreas wordt op 30 november herdacht. In de kunst wordt hij
uitgebeeld als grijsaard met gespleten baard, een X-vormig kruis omarmend
waarop hij, volgens de overlevering, zou zijn gekruisigd. De Andreaskruisen
vormen een essentieel onderdeel van het wapen van de voormalige gemeente Steenwijkerwold.
De Hervormde Kerk (2) in Steenwijkerwold was aan hem gewijd.
Ane, Slag bij: vond plaats op 28 juli 1227 ten zuidwesten van Coevorden. Hierbij
wilde bisschop Otto II van Lippe, met een ridderleger, Rudolf (kastelein van
Coevorden) onderwerpen om zijn gezag in Drenthe te versterken. In deze
veldslag, waarbij ook ridders uit Steenwijk en omgeving (zoals Cornelis van
Steenwijk en Herwen van der Eze) betrokken waren, werden de bisschop en zijn
ridders door het Drentse landvolk verslagen, het moeras ingedreven en gedood.
Zie ook: Ansen.
Anen en Slagen; zie: aa.
anker:
zinnebeeld van de hoop en het godsvertrouwen; in Steenwijk is het een
essentieel element in het stadswapen.
Anker, Abraham van: stamvader van de Van der Lindens in de omgeving
van Wolvega en Steenwijkerwold. Beschreven door L. van der Linden (1985).
Anker, Het: naam van de voormalige koren- en houtzaagmolen van Kuiper aan de Prins
Bernhardstraat. De molen werd in 1854 gebouwd op de plaats van de vroegere
Gheert Stevensmolen (zie daar) en werd in 1923 buiten gebruik gesteld. Het jaar
daarop gingen de bovenbouw en wieken verloren; de gemetselde onderbouw bestaat
nog.
Anker, Stoomverffabriek ‘t: In 1917 opgericht door A. Aberson voor de
productie van verf, vernis, drukinkt en kunsthars. Aanvankelijk gevestigd aan
de Gasthuisstraat, later aan het Steenwijkerdiep. In 1939 overgenomen door C.F.
Lampe, in 1985 opgeheven. Ref.: HM 1995 n1 p11-17.
Anloo:
de oude hoofdplaats van het dingspel Oostermoer, aan de weg van Groningen naar
Coevorden. Het kerspel Anloo werd in 1139 gesticht vanuit het kapittel van Sint
Pieter in Utrecht. Van de 13e tot de 16e eeuw werd valkenpacht
afgedragen door de kerk van Anloo aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te
Steenwijk. Ref.: HM 1989 n4 p99-101.
Ansen:
buurtschap aan de oude heirweg tussen Steenwijk en Ruinen. Nadat bisschop Otto
II van Lippe in 1225 was omgekomen in de Slag bij Ane, trok in 1228 zijn
opvolger, Willebrand van Oldenburg, met een hoofdleger vanuit Steenwijk opnieuw
de Drentse legers tegemoet. Dit bloedig treffen kreeg bekendheid als de Slag
bij Ansen en Ruinen.
ansichtkaarten: de meest voorkomende namen op oude ansichtkaarten van Steenwijk en
omgeving zijn: Cordes, Culp, Hogewind, Houwer, Hovens Gréve, Kalsbeek, Keizer, van
Kerkvoorde en Hollander, Logtmeier (L.U.S.), Memelink, Nieweg, Siermann,
Spanjaard, Terpstra en Wietsma; zie daar. Als uitgevers van kaarten waren zij
boekhandelaar, fotograaf of beide. De oudste ansichtkaarten van Steenwijk
dateren van 1899. Bekende boekjes met reproducties van oude ansichtkaarten zijn:
H. Bruinenberg. Steenwijk in oude ansichten (1971) en G. Scheenstra. Steenwijk
in oude ansichtkaarten (2008). Ref.: HM 2009 n3 p10-25. Zie ook:
fotografen.
Anthonisz, Adriaan (bijnaam: Metius; Alkmaar 1541 – Alkmaar november
1620), ingenieur, burgemeester. Was vanaf 1567 werkzaam als landmeter en
kartograaf en van 1574-1578 als burgemeester en schepen van Alkmaar. In dienst
van de Generaliteit inspecteerde hij de vestingwerken en ontwierp
verbeteringswerken; in 1597 inspecteerde hij de vesting Steenwijk.
Antink, Jan Hendrikus (Buiksloot 7 oktober 1843 – Eefde 2 oktober 1918)
was van 1878 tot 1881 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Antiquum Forum: verlatijnste vorm van ‘Oldemarkt’ in 15e-eeuwse stukken.
Apostolisch Genootschap, Het: kerkgenootschap, sinds 1931 in Steenwijk en
sinds 1957 met eigen kerkgebouw aan de Burg. H.G. Reinenstraat 1 te Steenwijk.
Apotheker, Harm Haijo (roepnaam: Hayo; Loppersum 5 juni 1950),
planoloog, burgemeester. Was wetenschappelijk onderzoeker stadsvernieuwing aan
de RUG (1974-1977) en onderzoeker en adviseur VNG (1977-1980). Vervolgens
burgemeester van Muntendam (1980-1988), Veendam (1988-1993) en Leeuwarden
(1993-1998). Daarna minister van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij (1998-1999).
Sinds 2000 waarnemend burgemeester van Steenwijk en van 2001 tot 2010 burgemeester van Steenwijkerland. Ref.:
Parlement en Politiek; WWN2.
Appelshof; zie: ‘t Goor.
arbeidersbeweging. De opkomst van de arbeidersbeweging in Steenwijk
en omgeving hing samen met de stakingen van veenarbeiders vanaf 1845. Ref.:
G.J. Harmsen e.a. Van turf en tabak tot plastic buizen; uit de geschiedenis
van de arbeidersbeweging in Steenwijk en omstreken (1991).
arbeiderskampen; zie: rijkswerkkampen.
arbeidsvoorziening; zie: werkvoorziening.
archeologie; zie: WAS en hoofdstuk 3.
archeologische monumenten: in het landschap herkenbare overblijfselen van
prehistorische culturen. In Steenwijk en omgeving zijn 32 archeologische
monumenten geregistreerd: 16 onder Eesveen, 5 in Steenwijk, 6 in
Steenwijkerwold en 5 onder Willemsoord. Het betreft: celtic fields, grafheuvels,
hunebedden, prehistorische nederzettingen en vuursteenvindplaatsen. Sommige zijn
als rijks- of gemeentelijk monument beschermd.
archieven van belang voor de bestudering van de geschiedenis van Steenwijk en
omstreken zijn: Gemeentearchief Steenwijkerland (zie daar), Historisch Centrum
Overijssel (zie daar), Nationaal Archief en Centraal Bureau voor Genealogie in
Den Haag, Utrechts Archief te Utrecht, Drents Archief te Assen en Tresoar te
Leeuwarden. Gegevens van vóór de invoering van de Burgerlijke Stand moeten in
de kerkelijke archieven gezocht worden. Verder beschikt De Opregte Steenwijker
Courant over een microfichebestand van alle sinds 1869 verschenen edities.
architecten die voor Steenwijk en omgeving markante gebouwen hebben ontworpen: G.B.
Broekema, G.F. la Croix, A. Edinga, A.L. van Gendt, B. Haveman, T.F. Hulstijn,
H.J. van Ommen, W.A.M. ter Riele, B. Rouwkema en J.H. Ruiter; zie daar. Verder:
Batenburg en Van Zanten (Sint Clemensschool), D. Bijkerk (Beth-El), A.G. Boost
(Johan van den Kornputkazerne), K.H. van Brederode (stationsgebouw), G.C.
Bremer (Kunstbunker), L.H.D. Buchta (De Meenthe), J.F. Crouwel (postkantoor), B.W.J.
Deppe (Windesheim), A. van Driesum (Casa Nostra), J. Grunstra (De Meenthehof), J.
Jans (Capelleschool), K. Leijh (gemeentehuis), E. van Linge (Engelse Sleutel), J.
van Lokhorst (Rijks HBS), J.B. Radstake (Gereformeerde Kerk), A. Tepe (R.K.
Sint Clemenskerk) en H. de Waal (De Wilg).
Ardesch, Gerard (Ommen 31 maart 1951), mediaondernemer. Was ooit diskjockey (Jerry
Jetson) van Avro’s Top Pop. Sinds 1977 eerste voorlichter van de gemeente
Steenwijk en industriepromotor (actie Tipgever). Organiseerde 1980-1981 de
viering van Steenwijks Ontzet, met tien dagen lokale televisie. Sinds 1987 bij
Koninklijke Boom uitgevers, verantwoordelijk voor de uitgave van de OSC en de
lokale kabelkrant Nieuws TV. Oprichter van tv-productiebedrijf Noordkaap (2001)
en tv-zenders TV Oranje (2005) en Brava HDTV (2007).
Arembergergracht: kanaal van Zwartsluis naar het Giethoornse Meer, aansluitend op de
Wetering. Het werd gegraven tussen 1548 en 1568 op last van Jean de Ligne,
graaf van Aremberg, als een veilig alternatief voor de vaart met kleine schepen
over de Zuiderzee. Ref.: D.M. van der Schrier. De Arembergergracht en het
Hoge Moer (1982).
Arink, Berend Jan (Zwolle 3 april 1889 – Steenwijk 31 augustus
1965), manufacturier. Opvolger van Jelle Alberda en naamgever van textiel- en
lingeriezaak Arink (1893-2005) in de Oosterstraat op nummers 31-37 te
Steenwijk. Ref.: SW p507.
Arkel, Jan IV van (1314 – Luik 1 juli 1387), bisschop. Was van 1342
tot 1364 bisschop van Utrecht. Gaf in 1349 het Nedersticht in pand aan Frederik
van der Eese. Na 1351 wist hij zijn positie te verstevigen. Hij verleende
stadsrechten (1354) en dijkrecht (1363) aan Vollenhove, drie vrije jaarmarkten
(1358) aan Steenwijk, brak de macht van de adel in het Oversticht en werd
bekend door de inneming (1362) van het kasteel van Zweder van Voorst bij
Zwolle. In de Domkerk van Utrecht is een aan hem gewijde kapel. Ref.: HM 1993
n1 p3-9; C.A. Rutgers. Jan van Arkel, bisschop van Utrecht (1970).
armenhuis; zie: armenzorg; Rusthuis.
armenschool: school voor kinderen van minder draagkrachtige ouders. Vóór de
invoering van de nationale schoolwet van 1806 genoten de meeste kinderen geen
regulier onderwijs. De aanduiding ‘armenschool’ bleef nog tot in de 20e
eeuw in gebruik. Zie ook: School C.
armenzorg: in de middeleeuwen een taak die door burgers werd uitgevoerd vanuit
het Gasthuis; zie daar. In 1827 werd op dezelfde plaats aan de Gasthuisstraat een
armenhuis gesticht vanuit de Hervormde Gemeente Steenwijk. Het werd in 1870
vervangen door een nieuw tehuis aan de Kornputsingel, gebouwd door J. Voerman.
Dit heette sinds 1929 Stichting voor Liefdadigheid en van 1953 tot de afbraak
in 1965: Rusthuis. Zie ook: bedelarij, brooduitdeling, Scherwolde, Weldadigheid.
art nouveau (ook: Jugendstil): Europese kunststijl van omstreeks 1900 met
bijzondere aandacht voor gestileerde decoratieve elementen, veelal ontleend aan
de vorm van bloemen en planten. Twee monumentale villa’s in Steenwijk in deze
stijl kregen grote bekendheid: Ramswoerthe (1899) en Zonnehoek (1905); zie
daar. Ook het voor Spijkervet gebouwde woonhuis aan de Markt 24, een
rijksmonument, is bezienswaardig.
ASTA-orgel: het grootste theater-concertorgel van ons land, sinds 2001
maandelijks te beluisteren in de evenementenhal van De Meenthe in Steenwijk.
Het is afkomstig uit het voormalige ASTA-Theater (genoemd naar de Deense
actrice Asta Nielson) in Den Haag. Het werd gebouwd in 1930 door de firma
Blaisse&Strunk te Rotterdam en diende ter begeleiding van de stomme films
uit die tijd. De in 1970 opgerichte Nederlandse Orgel Federatie heeft het
instrument van de ondergang behoed en gezorgd dat het naar Steenwijk kwam. Het
werd van 1993-2001, onder leiding van G. van Rossum, opnieuw opgebouwd en
sindsdien onderhouden. Het wordt bespeeld met 4 manualen en een 30-tonig
pedaal. Het orgel is 15 m breed, 6 m hoog en weegt 20 ton. Het heeft 29 rijen
pijpen en een scala aan bijzondere geluidseffecten waarmee allerlei soorten
muziek gespeeld kunnen worden. Met deze herbouw en regelmatige bespeling van
het orgel is een belangrijk stuk nationaal cultuurgoed behouden gebleven.
atletiek. Voor een kort historisch overzicht van de atletiek in Steenwijk, zie:
SW p417-418.
Augusteijn, Joost (Veenendaal 19 november 1932), leraar. Was sinds
1957 leraar wiskunde in het voortgezet onderwijs, eerst in Nijverdal en van
1962 tot 1992 in Harderwijk. Studeerde daarna cartografie aan de Universiteit
van Utrecht. Publiceert in het tijdschrift Caert-thresoor en schreef
onder meer: Kaarten in bijbels (1995) en enkele delen van de
atlassenserie Historische plattegronden van Nederlandse steden
(1997-2005). Auteur van hoofdstuk 7.
Auken, De (ook
Aukenvaart): veensloot van ongeveer 2 km lengte, lopende van de Beulakerweg tot
de Gasthuisdijk, ongeveer 1.5 km ten zuiden van Zuidveen, in het verlengde van
de Dwarssloot.
auto.
De eerste auto’s kwamen in 1905 op doortocht door Steenwijk. Jan Hendrik Tromp
Meesters was in 1906 de eerste autobezitter in Steenwijk.
autobusdienst; zie: buslijnen.
Avank:
pseudoniem van A. van Kampen; zie daar.
Avondtekenschool, Gemeentelijke: voor jongens die timmerman wilden worden. Tot
1903 in een lokaal achter het Swindermanpoortje in de Scholestraat en daarna
tot 1970 in de Ambachtsschool.
Avondvierdaagse Steenwijk: jaarlijks sportevenement waarbij sinds 1954 op
vier zomeravonden wandeltochten door Steenwijk en omgeving worden gemaakt.
Baak, Antonie van (Vollenhove ca. 1747 – Steenwijk 1812). Was
meensman in Stad Vollenhove, griffier te Steenwijk en van 1811-1812 notaris te
Steenwijk.
Baarlinger Zijldiep: voormalige oorspronkelijke benedenloop van de
Steenwijker Aa, die tot in de 18e eeuw te Baarlo in de Zuiderzee
uitmondde. Zie ook: Baarlo, Barenzijle.
Baarlo:
buurtschap 1.5 km ten noordwesten van Blokzijl aan de oude Zuiderzeedijk, met
ongeveer 50 inwoners. Had een dochterkerk van Vollenhove en vormde als Baarlo-Cuynredijck
een kerspel dat in 1594 is opgegaan in het toen gestichte kerspel Blokzijl. Het
oude ‘kerkhofje’ is zeer bezienswaardig.
Baars:
buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, ruim 3 km ten noordnoordwesten van
Steenwijk, met ongeveer 100 inwoners. Genoemd naar de in 1340 vermelde erve
Baers, in de 19e eeuw nog aangeduid als Groote Baars, ook wel als
Baarshoeve. De naam duidt op een open (niet bebost) gebied en komt van ‘baer’
in de betekenis van ‘bloot’. Baars had van 1868-1973, in het zuidwesten van de
buurtschap, een eigen tweeklassige school. Deze is als woonhuis bewaard
gebleven.
Baarsmolen: voormalige korenmolen, bijna 4 km ten noorden van Steenwijk, op de
noordwestelijke helling van de Eiderberg. De molen, die al op 17e
eeuwse kaarten is aangegeven, was in 1832 eigendom van Jan Gerrits Hof (1771-1846)
en werd in de tijd (1850-1857) van de laatste molenaar, Jacobus Wicherson,
afgebroken.
Baden, Frederik IV van (8 juli 1458 – Lier 24 september 1517), bisschop.
Was van 1496 tot 1517 bisschop van Utrecht. Hij beval de magistraat van
Steenwijk een keur uit 1502 te schrappen waarin bepaald werd dat geen burger
zijn uiterste wil mocht kenbaar maken anders dan ten overstaan van twee
schepenen. Ref.: BGO 1896 p193-201.
Baduhenna: gebied waar, volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, in 28 n.C.
vele (sommige bronnen spreken van 900) Romeinse soldaten door de Friezen werden
omgebracht. Hoewel door sommigen betwist, zou dit gebeurd kunnen zijn in het
voormalige Friese Broek (thans Aekingerbroek), het brongebied van de
Steenwijker Aa bij Wateren. De naam, die in 1493 nog als Waethorne (natte hoek)
werd geschreven, zou destijds als Waadhenne uitgesproken en fonetisch als
Baduhenna genoteerd kunnen zijn. Ref.: Westerheem 2002 n1 p28.
Bake, Henricus (Bremen ca. 1663 – Steenwijk 17 oktober 1706), predikant. Was van 1699
tot 1706 predikant bij de Hervormde Gemeente te Steenwijk. Ref.: HM 1994 n3
p99-102.
Bakensloot; zie: Giersloot.
Bakker, Michiel (Steenwijk
21 oktober 1899 – Steenwijk 8 augustus 1981), markthandelaar. Was visboer en
voorzitter van de vereniging van markthandelaren in Steenwijk. Organiseerde de
jaarlijkse tentoonstellingen van Handel, Ambacht en Industrie op de Markt, na
1954 op het Gedempte Diep. Was ook oprichter en voorzitter van het
Bejaardenkoor Steenwijk. Ref.: SW p381.
Bakkersveld: voormalig bouwland
(3,5 ha) in Tuk, in 1832 eigendom van bakker Hendrik Spitzen (1790-1871).
Balkan, De: vroegere
volksbenaming van het westelijk deel van de Gasthuisstraat, zo genoemd naar een
aldaar gevestigde drogisterij en verfwinkel van die naam.
Balkengat (ook: Kolk van
Wicherson): sinds 1987 de jachthaven van Steenwijk aan de zuidzijde van het
Steenwijkerdiep. De naam komt van een gegraven plas die gebruikt werd voor de
opslag van ongezaagd hout, in dit geval tegenover de voormalige houtzaagmolen van
Wicherson.
Balters: voormalige middeleeuwse hoeve in de Oostwijk.
Banis;
zie: Nieweg en Banis.
banken; zie hoofdstukken 11 en 18.8.
Baptisten Gemeente: kerkgenootschap, ontstaan in 1946, met gebouw
Pniël aan de Oostwijkstraat 32-34 te Steenwijk.
barakkenkampen; zie: rijkswerkkampen.
Barenzijle: voormalig uitwateringssluisje in de Zuiderzeedijk te Baarlo, op de
plaats waar oorspronkelijk de voormalige Steenwijker Aa in de Zuiderzee
uitmondde. Deze sluis werd al in 1313 genoemd en behoorde toen aan de geërfden
van de schoutambten Steenwijk, Steenwijkerwold en Scherwolde. In 1710 werd
afgezien van vernieuwing van dit sluisje, toen Kuyperssluysje genoemd. Ref.:
WN.
barg;
zie: berg.
Basse:
buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 6 km westnoordwestelijk van
Steenwijk, met ongeveer 300 inwoners. Genoemd naar de in de 15e eeuw
genoemde erve Bassinghe. Basse had van 1893-1966 een eigen schooltje.
Basserveld: voormalig heideveld tussen Basse en de Friese grens.
Bastiaans, Maria Elisabeth (Wilp gem. Voorst 29 december 1847 – Den Bosch 28
januari 1897), organiste. Woonde en werkte van 1866-1876 als stadsorganiste in
Steenwijk, sinds 1876 in Bolsward, later in Den Bosch. Was getrouwd met de
fotograaf en kunstschilder C.F. Cordes. Zie ook hoofdstuk 15.
bastion: Frans voor ‘bolwerk’; zie daar.
Bastrappenweg; zie: Trappenweg.
Batenburg, Jan van (1495–1538), was kort vóór 1530 burgemeester van
Steenwijk. Gaf, na de Munsterse rebellie in 1534, leiding aan radicale
wederdopers (Batenburgers of Zwaardgeesten) die gewelddadig optraden tegen
ongelovigen. Hij werd in Vilvoorde onthoofd.
Baurichter, Clemens Jan Willem (roepnaam: Bob; Enschede 25 november 1914 –
Steenwijk 27 februari 1999), jurist. Was van 1952-1995 advocaat en procureur te
Steenwijk. Legendarische advocaat, kleurrijk man, bekend om zijn bloemrijk
taalgebruik; verdienstelijk kunstschilder.
Beatrix, H.M. Koningin en Prins Claus bezochten Steenwijk op 18 mei 1981
ter gelegenheid van de ingebruikname van de pas gerestaureerde Grote Kerk.
Eerder, op 11 september 1971, bezochten zij Steenwijk, kort na de opening van
De Meenthe.
bebouwing: gedeelte van
het grondgebied dat met gebouwen is bezet. Van de voormalige gemeenten
Steenwijk en Steenwijkerwold, samen 8.366 ha, was aan het begin van de 20e
eeuw twee procent bebouwd, aan het eind dertig procent. Behalve voor
woonwijken, wordt ook veel ruimte ingenomen door kantoor- en industriegebieden.
bedekte weg: horizontale
onderbreking in de buitenoever van een vestinggracht, niet zichtbaar voor de
belegeraar. Aan de zuidoostzijde van de Steenwijker stadsgracht, waar vroeger
de lijnbaan van Middelwijk was, is daarvan nog een gedeelte intact.
Bedelaarspad: oud pad
over de Steenwijkerkamp tussen Onna en Kallenkote, 3 km ten oostzuidoosten van
Steenwijk.
bedelarij. In het laatst
van de 19e eeuw heerste, vooral in de wintermaanden, grote
werkloosheid. Dit leidde niet alleen tot armoede, maar ook tot onlusten,
stakingen en bedelarij. In 1893 werd, op initiatief van burgemeester C.J. Lewe
van Aduard en houthandelaar S. Tromp Meesters, een voor Nederland unieke
vereniging opgericht: Vereniging tot Bestrijding der Bedelarij door
Werkverschaffing. Laatstgenoemde bekostigde de bouw (1895) van een werkplaats
voor werkloze arbeiders aan de zuidkant van het Steenwijkerdiep. De vereniging
werd opgeheven in 1951. Ref.: HM 1991 n4 p135-141; SO p 64-65. Zie ook:
werkverschaffing.
bedrijfsgeschiedenis.
Van een tiental van oudsher bekende Steenwijker ondernemingen is een beknopt
historisch overzicht opgenomen in hoofdstuk 17. Het betreft (verkort
aangeduid): Aberson, Dyka, Eleq, Hovens Gréve, Kornelis, Opregte Steenwijker
Courant, Polak, Rabobank, Rijkmans en Wicherson.
bedrijventerreinen; zie:
industrie.
Beek (1) (ook: De Beke):
een voormalige natuurlijke waterloop ten noordoosten van de buurtschap Nederland.
In de 16e eeuw meermaals genoemd, bijvoorbeeld: “Scarwolde tusschen Ruxvene en
de Beke”. Ten zuiden van Nederland verenigde de Beek zich met de Steenwijker
Aa en vormde tot aan de Zuiderzee de grens tussen de kerspelen Vollenhove en
Blankenham. (2) (ook: Mienbeken, Meenbeken): een geregulariseerde beek,
ongeveer 5 km westnoordwestelijk van Steenwijk. Ontspringt in het Woldveld,
even ten noorden van Witte Paarden. De oudst bekende vermelding (1456) betreft
goederen “ter Mambeke”. Deze beek is de middelste van drie (tussen Reune en
Weer) die de andere in de benedenloop opnam en de gemeenschappelijke, in 1561
daarom Meenbeke genoemde, beek was die de bovenloop vormde van de hiervóór
genoemde Beek (1) bij Nederland.
Beeksma, Dirk (Rauwerderhem 31 december 1918 – Steenwijk 17 november 2001),
ambtenaar. Was van 1947-1982 in dienst van de provincie Friesland, laatstelijk
als adviseur algemene dienst. Schreef biografisch werk, waaronder: Steenhouwerij
De Willigen 100 jaar (1989) en De Giethoornse burgemeester in
bezettingstijd (1990).
beeldende kunst. Voor een overzicht van 20e-eeuwse beeldend kunstenaars
verwijzen we naar: SW p145-148 en naar hoofdstuk 15. Zie ook: architecten,
beeldhouwers, kunstschilders.
beeldhouwers en makers van bronzen en keramische beelden en plaquettes in Steenwijk
en omstreken: Kiny Copinga, Gosse Dam, Gerard van Iersel, Gijs Jacobs, Hildo
Krop, Hans Kuyper, Herman Nieweg en Jan Fresemann Tromp Meesters; zie daar.
Beeltje, Anne (Amersfoort 14 juni 1938 – Groningen 4 april 2008), socioloog,
wethouder. Was aanvankelijk sportleraar en leraar maatschappijleer. Werd in
1970 sportambtenaar bij de gemeente Steenwijk, sinds 1982 gemeenteraadslid en
van 1986 tot 2006 wethouder voor de PvdA, tevens loco-burgemeester. Heeft veel
bijgedragen aan behoud en promotie van Steenwijker kunst en cultuur, vooral van
het werk van de in Steenwijk geboren beeldhouwer Hildo Krop. Daarnaast heeft
hij zich ingezet voor de herinrichting van Steenwijks binnenstad (Stadsplan
2000) en van het woongebied Steenwijkerdiep (2).
Beenderribben (1): voormalige veenderij tussen het Steenwijkerdiep en de Steenwijker
Aa bij Eind van ’t Diep. De naam komt van het in 1576 genoemde beentheland
onder Scherwolde; zie ook: bent en ribben. (2): voormalig rijkswerkkamp aldaar,
waar na de 2e WO politieke delinquenten werden gehuisvest in
afwachting van hun berechting en waar in de periode van mei 1951 tot september
1961 totaal 438 Ambonezen een tijdelijk onderkomen vonden.
Beerta, Hindrik Gosselaar (Bellingwolde 5 januari 1858 – Steenwijk 30 juni
1944), koopman. Had van 1880 tot 1969 in de Oosterstraat 77-79 een
grossierderij (De Hoop) in koloniale waren, meel, peulvruchten, dranken en
levensmiddelen. Was daarnaast, in het begin van de vorige eeuw, wethouder van
Steenwijk.
begijnen: in de middeleeuwen ongehuwde vrouwen of weduwen die een
gemeenschappelijk religieus leven leiden zonder een kloostergelofte te hebben
afgelegd. Ze vonden hun bestaan in handenarbeid, ziekenverzorging en onderwijs.
Ook in Steenwijk waren begijnen, zoals ene Tutte die in 1376 vermeld werd en
aan het Vrijthof woonde.
begraafplaatsen. Sinds 1 januari 1829 is het in Nederland verboden te begraven in
kerken, kapellen en bedeplaatsen. Toen in de 19e eeuw ruimtegebrek
op de kerkhoven ontstond, werden nieuwe begraafplaatsen aangelegd. Behalve
Algemene Begraafplaatsen (zie daar), is er een R.K. Begraafplaats aan de
Meppelerweg te Steenwijk en aan Gelderingen te Steenwijkerwold, een Joodse
Begraafplaats aan de Eesveenseweg te Steenwijk en een voormalige Joodse
Begraafplaats in De Pol. Verder is er de Vrede Hof aan de Kerkhofslaan te
Willemsoord en De Ypenhof aan de Eesveenseweg in Eesveen. Op het landgoed de
Eese bevindt zich de (niet toegankelijke) begraafplaats van de familie Van
Karnebeek. Zie ook: grafstenen, kerkhof, oorlogsgraven, zerkenboek.
Beilen:
de oude hoofdplaats van het Beiler dingspel. Het kerspel Beilen werd in 1139
gesticht vanuit het kapittel van Sint Pieter in Utrecht. Van de 13e
tot de 16e eeuw werd valkenpacht afgedragen door de kerk van Beilen
aan het kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Vandaar dat het wapen
van de voormalige gemeente Beilen een priester als schildhouder had die op zijn
vrije hand een valk droeg. Ref.: HM 1989 n4 p99-101.
Beitel, De: woonwijk in Steenwijk, aan de zuidoostzijde van de stad. De oude kern,
tussen de Kampstraat, Oostwijkstraat en 2e Oostwijkstraat, bestaat
uit arbeiderswoningen. Deze zijn tussen 1908 en 1922 gebouwd door de Vereeniging
voor Volkshuisvesting Algemeen Belang, naar ontwerp van A. Edinga. De naam,
afkomstig van de veldnaam Twee Beitels (1571), duidt mogelijk op steenbeitels
waarmee veldkeien gespleten werden, of op de scherphoekige splitsingen van
genoemde wegen. Zie ook: De Kazerne.
bejaardenzorg; zie: ouderenzorg.
beken in de omgeving van
Steenwijk: Beek, Kwasloot, Reune, Slingergruppe, Watergoot, Weer, Woudsloot en
Zekte; zie daar.
Bel, Karel de (Harlingen
12 november 1883 – Gorinchem 9 juli 1969) was van 1925-1928 predikant van de
Hervormde Gemeente Steenwijk.
belastingen: van oudsher
ieders verplichte bijdrage tot de openbare geldmiddelen; voor overheid of
bestuur de belangrijkste bron van inkomsten. Elke tijd had zijn eigen bijzondere
vormen van belastingheffing. Ref.: HM 1986 n2 p43-47. Zie ook: steenboete,
tolheffing, verponding.
beleg van Steenwijk. Van
18 oktober 1580 tot 23 februari 1581 (24 februari: gedenkdag van het ontzet)
werd Steenwijk belegerd door een Spaanse overmacht van 7200 man onder
aanvoering van Rennenberg. De literatuur over belegering en ontzet van
Steenwijk grijpt als regel terug op de Memoriën van Reinico Fresinga. Ref.:
J.P.J. Postema. Steenwijks belegering en ontzet 1580-1581 (1995). Zie
ook: Fresinga, Kornput, Rennenberg, Schot voor Steenwijk, J.F. Tromp Meesters.
belegeringen. De
geschiedenis van Steenwijk staat, meer dan bij de meeste andere steden, in het
teken van vele belegeringen. In 1309, 1413 en 1518 waren het de Stellingwervers
die het op de stad gemunt hadden; in 1522 en 1523 lieten ook de Geldersen zich
niet onbetuigd. Het meest bekend is het beleg van Steenwijk door de Spanjaarden
in 1580-1581 (zie hierboven) en de Spaanse bezetting van 1582-1592 met de
herovering door Prins Maurits en graaf Willem Lodewijk op 4 juli 1592. Daarna
volgde de mislukte aanval door de Spanjaarden onder graaf Frederik van den
Bergh op 26 maart 1597 en de bezetting in 1672-1673 door soldaten van de
bisschop van Munster, C.B. von Galen (Bommen Berend). Zie verder hoofdstuk 6.
Belkum, Jacobus van
(Leeuwarden 2 november 1851 – Johannesburg 4 november 1933) was van 1882 tot
1889 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk en sinds 1891 in Zuid
Afrika. Ref.: C. Pretorius. Ds. Jac. van Belkum, nestor van de Neder
Duitsch Hervormde Kerk van Afrika (proefschrift 2002).
Bellevue: voormalig
hotel café restaurant (1860-1953) met stalhouderij, de laatste jaren van Hermanus
Joannes Wieringa, kleinzoon van de gelijknamige oprichter. Het bedrijf stond aan
de Stationsstraat, bij de ingang van het huidige parkeerterrein aan de
Oosterpoort.
Belonje, Johan (Alkmaar
17 juni 1899 – Leiden 22 november 1996), jurist, waterstaatshistoricus. Was
werkzaam als advocaat, leraar, waterschapssecretaris en bankier. Daarnaast
publiceerde hij zeer veel op het gebied van genealogie, heraldiek, monumentenbescherming
en waterstaat. Schreef onder meer: De Eeze en het geslacht van dien naam
(1958). Ref.: PKN.
belvedère; zie:
Woldberg.
Beneden Stouwe (of
Nederstouwe); zie: Stouwe.
bent
(ook: beent of bunt): verzamelnaam voor verschillende soorten grassen,
waaronder borstel- of boendergras, smele en het bekende pijpestrootje.
Benthem. Over de genealogie van de familie Benthem zie: HM 1984 n1 p32.
Bentinck tot Schoonheten, Willem baron (Zwolle 19 augustus 1868 – Olst 16 juni 1936),
was van 1904-1909 burgemeester van Steenwijk.
Bentinge: voormalige middeleeuwse hoeve in de Oostwijk.
Berends, Piet (Zwolle 1 oktober 1862 - Voorburg 7 september 1942), archivaris.
Werkte bij het Rijksarchief in Den Haag, laatstelijk als hoofdcommies. Was van
1924-1940 tevens archivaris van Harderwijk. Schreef van 1901-1935 enkele
tijdschriftartikelen, een genealogie en enkele archiefinventarissen waaronder: Het
oud-archief der stad Steenwijk (1917) en Het oudste stadrecht van
Steenwijk (1917).
berg:
goed zichtbare verhoging in het landschap. De stuwwal ten noorden van Steenwijk
heeft als hoogste punten de Woldberg (26 m) en de Eiderberg (16 m), die ten
oosten heeft de Bisschopsberg (17-20 m) en de Havelterberg (19 m). In het
laagveengebied komen plaatselijk zandopduikingen voor die als ‘berg’ of ‘hoofd’
worden aangeduid. Ook een kunstmatige heuvel wordt soms ‘berg’ genoemd,
bijvoorbeeld: een grafheuvel, een molenberg of een secreetberg; zie daar. Zie
ook: Heuvengracht, Kalenberg, Scheidenbergje, Wassenberg.
Berg
(1): oude aanduiding van de Noordwest-Overijsselse heuvelrug, een stuwwal
waarvan de Woldberg en de Eiderberg deel uitmaken. Oldemarkt, dat er net buiten
ligt, werd daarom ook wel Bûtenberg genoemd. (2): naam (1811) van voormalige
buurtschap aan de Bergweg, 0.7 km ten noordnoordoosten van Tuk.
Berg, Pieter Willem Johannes van den (Langerak 20 augustus 1880 – Brummen 27 juni
1952), predikant, publicist. Was van 1904-1944 hervormd predikant te Nijeveen.
Schreef artikelen over plattelandscultuur en bijdragen aan boeken met
historische, culturele en religieuze achtergrond zoals: Land en Volk van de
Noordwesthoek (1948). Ref.: BLP2.
Berg en Bosch: voormalige uitspanning met speeltuin op de zuidflank van de Woldberg,
thans Bergweg 66 in Tuk. Ref.: HM 1998 n2 p30-31.
Berge, Friederich Hubertus ten (roepnaam: Frits;
Groningen 12 januari 1923 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Groningen Esserveld),
leerling stuurman. Werd als onderduiker bij de familie H.G. Bos aan de
Wolterholten door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd
op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p133-140.
Bergerland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van het Eiderberg-gebied, 3,5 km ten
noorden van Steenwijk.
Bergsma, Uiltje (bijnaam: De Koning; Bolsward 8 januari 1888 – Steenwijk 9 februari
1959), politiekorpschef. Was van 1918 tot 1948 hoofdagent, sinds 1924 korpschef
van de gemeentepolitie Steenwijk. Speelde volgens sommigen een heldhaftige rol
tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ref.: HM 2001 n2, SW p298.
Bergstein (1): villa aan de Tukseweg 173, bij het hoogste punt van Tuk. De villa
werd gebouwd in 1850 als woonhuis van P.H.P. van Marle, notaris te Oldemarkt. Het
huis werd in 1912 en 1952 verbouwd en was tot 1939 in gebruik als theehuis. Daarna
heeft het verschillende eigenaren en bewoners gehad. (2): de hiernaar genoemde voormalige
buurtschap aldaar.
Bergweg: oude weg van Tuk naar en door het landgoed Woldberg.
Bergzicht, Huize: neoclassicistisch woonhuis aan de Tukseweg 125, gebouwd omstreeks
1870.
Bernhard, Z.K.H. Prins bracht op 27 augustus 1946 een bezoek aan de
Johan van den Kornputkazerne en het gemeentehuis van Steenwijk.
beschermheilige; zie: Andreas, Clemens, Willibrordus.
bestaansmiddelen: bijna de helft van de bevolking is werkzaam in de dienstensector, ruim
een derde in de industrie en een zesde in de agrarische sector (land- en
tuinbouw en veeteelt). Een eeuw geleden golden deze cijfers in omgekeerde
volgorde. Zie verder hoofdstuk 11.
bestemmingsplan: nadere detaillering van een structuurplan, waarbij voorschriften voor
de bestemming van de verschillende gebiedsdelen worden aangegeven.
bestuur. Over de oudste bestuursgeschiedenis van Steenwijk werd geschreven door
A. Moraal in: HM 2005 n3 p75-84. De bestuursinrichting van Steenwijk vóór 1795
werd behandeld door J.P.J. Postema in: HM 1986 n2 p34-42. Het gemeentelijk
bestuur tijdens de 2e WO werd beschreven door J.J. Hoeksema in: HM
1985 n2 p61-64. Zie ook: belastingen, magistraat en de hoofdstukken 4, 5, 8 en
13.
Betap;
zie: Heuga.
Beth-El: kerkgebouw van de Vrije Zendingsgemeente; zie daar.
Betondorp: complex van tien woningen voor sociaal zwakke gezinnen afkomstig uit
de Oostwijkstraat, in 1935-1936 gebouwd aan de westzijde van de Eesveenseweg,
0.7 km voorbij de spoorlijn. Werd in 1968 afgebroken.
Beuk, N.V. Centrale Bakkerij De: voormalige beschuit-, koek- en banketfabriek aan
de Tukseweg 170 in Tuk, in 1920 opgericht door Peter Boelens, Tonnie Hof en
Roelof Wuite, in 1950 opgeheven. Ref.: HM 2008 n4 p149-152.
Beukenlaan: brede laan met twee rijen 19e eeuwse beuken op het landgoed
De Woldberg.
Beukers; zie: Kanaal Beukers-Steenwijk.
Beulakerweg; zie: Gieterse Dijk.
Beumer, Hendrikus Johannes (Deventer 22 januari
1865 – Apeldoorn 25 januari 1943), bouwkundige. Was van 1903-1934 de eerste
directeur van de Ambachtsschool in Steenwijk.
beurtvaart. Sinds de 16e eeuw was er behoefte aan een regeling waarbij
de binnenschippers om de beurt zouden varen. Steenwijk heeft drie eeuwen lang
een bloeiende beurtvaart gekend. Er werd gevaren naar het noorden via Ossenzijl
op Oldemarkt, Kuinre, Sneek, Leeuwarden en Groningen; naar het zuiden via
Zwartsluis op Meppel en Zwolle, vanaf 1866 per stoomboot. Sinds het in gebruik
nemen van het Steenwijkerdiep in 1632, richtte de beurtvaart zich, via
Blokzijl, ook op Amsterdam, de Zaanstreek en Rotterdam. Sinds 1713 had
Steenwijk een schippersgilde. Het beurtveer werd verzorgd door bekende
Steenwijker schipperfamilies: Bruinenberg, Van der Leij, Roeles en Visscher, de
Gebroeders Ouwehand uit Katwijk en de families Doeven en Joontjes uit Blokzijl.
Ref.: HM 1995 n4 p120-130.
bevolking. Men neemt aan dat er in de 8e eeuw enige permanente
bewoning was op de hogere gronden van Steenwijk en omgeving. Vanaf de vroegste
omwalling in de 13e eeuw tot de 19e eeuw heeft het
inwonertal van de stad Steenwijk geschommeld tussen één- en drieduizend. In
diezelfde periode heeft het omliggende gebied, Steenwijkerwold, een geleidelijke
groei doorgemaakt van enkele honderden tot ruim tweeduizend inwoners. In 1795
vond de eerste algemene volkstelling plaats; vanaf 1830 werd deze elke tien
jaar gehouden, voor het laatst in 1970. De bevolkingsregisters en de resultaten
van de volkstellingen zijn ter inzage in het Gemeentearchief Steenwijkerland.
Sinds 1970 worden de bevolkingscijfers voortdurend bijgehouden door de
gemeente. In 1811 telden de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold
respectievelijk 2.044 en 2.402 inwoners; in 1970 waren het er 12.226 en 8.244.
Voor een gedetailleerd bevolkingsoverzicht in voorbije jaren, zie: G.M. Laar. Steenwijk,
bewaar ‘t (1987). Zie ook: burgerlijke stand, kerkelijke gezindte,
Weldadigheid.
bevrijding: op 13 april 1945 werd Steenwijk door Canadezen bevrijd van de Duitse
bezetting.
bevrijdingsmonument (1): het op 4 mei 1948 onthulde monument ter
gedachtenis van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog en ter herinnering aan
de bevrijding op 5 mei 1945. Het bevindt zich in de voortuin van het Park Rams
Woerthe en werd in 1947 ontworpen en vervaardigd door de in Steenwijk geboren
beeldhouwer Hildo Krop. Aan de achterzijde het ‘oude’ gemeentewapen. Het
beeldje van de vrouwenfiguur is een bronzen replica; het origineel (in Franse
kalksteen) werd meermalen vernield en daarom, na de laatste reparatie, in de Hildo
Kropkamer in Rams Woerthe geplaatst. (2): gedenksteen bij het voormalig
gemeentehuis van Steenwijkerwold in Tuk, onthuld op 4 mei 1960. Zie ook: Indisch
Monument, oorlogsgraven.
bewaarschool (ook: Fröbelschool, later: kleuterschool): school voor de
allerkleinsten. Sinds 1898 was er een bewaarschool in de Gasthuisstraat, later
gevolgd door een bij De Voorzienigheid in Steenwijkerwold. Ref.: HM 2006 n3
p95-105.
bewonersverenigingen; zie: buurtverenigingen.
bewoning. Sinds de Nieuwe Steentijd (4.900-2.000 jaar v.C.) kan men spreken van
‘vaste’ bewoning in onze omgeving. Daarvóór leefden hier jagersvolken zonder
vaste verblijfplaats. De oudste woningen waren van hout opgetrokken, bekleed
met wilgenvlechtwerk en leem, afgedekt met riet, stro of plaggen en bestonden
uit één ruimte die gedeeld werd met het vee en de oogst van het seizoen.
Overblijfselen hiervan zijn in onze directe omgeving niet gevonden, hoogstens
donkere verkleuringen in het zand waar draagpalen hebben gestaan. Stenen
funderingen en muurresten uit de Late Middeleeuwen komen voor in de oudste
boerderijen; in de stad werden woonhuizen pas sinds de 16e eeuw in
steen opgetrokken. Zie ook: woningbouw en hoofdstuk 3.
Bezembinder, Johan Diederik (Steenwijk 20 december
1889 – Steenwijk 24 maart 1976) had een sigarenmakerij in de Doelenstraat,
later overgegaan naar De Adelaar. Ref.: SW p231/234.
bezetting; zie: Duitse bezetting, Franse bezetting, Munsterse bezetting, Spaanse
bezetting.
bibliografie: overzicht van boeken, rapporten, artikelen en andere literatuur op een
bepaald gebied. Over de geschiedenis van Steenwijk en omstreken verscheen: J.D.
van der Tuin. Steenwijks Verleden; een geannoteerde bibliografie (1996;
2e dr. 2006).
Bibliotheek; zie: Openbare Bibliotheek Steenwijk.
bierbrouwerij. Al in de middeleeuwen werd in Steenwijk bier gebrouwen; pas in de 16e
eeuw wordt er melding van gemaakt in officiële stukken. Naast particuliere
brouwerijen, die tot 1702 in stand bleven, was er ook een stadsbrouwerij. De
Brouwerstraat herinnert aan de in 1748 genoemde brouwerij van de gebroeders
Rentsinck. Van 1874-1892 brouwden de gebroeders Klaassenz. het destijds bekende
Heuveltjesbier in brouwerij De Heuvel; zie daar.
Bierman, Gerrit Willem (30 december 1734 –
Terschelling 24 mei 1815), postmeester. Was gehuwd met Geertruida Veldkamp,
kleindochter van Harmen Fledderus. Behoorde in 1795 tot een der zes bestuurders
van Steenwijk en tot de “Provisionele representanten van het Volk van Overijssel”.
bijgeloof: geloof hechten aan bijvoorbeeld toverij, waarzeggerij, het belezen van
mensen en dieren met geheimzinnige formules, voortekenen, getallen,
onheilsdagen, de waarde van amuletten en mascottes en aan magische handelingen.
Ref.: W. de Blecourt en F. Pereboom. Betichting en vermaning ;
toverij in het Land van Vollenhove in de 17e eeuw (1987).
Bijkamp: Steenwijker familie van zilversmeden. Meine Bijkamp (Steenwijk 16
oktober 1808 – Steenwijk 2 juni 1898) begon in 1835, als goud- en zilversmid, een
eigen bedrijf in Steenwijk. De winkel aan de Markt 2 werd in 1957 gesloten, de fabriek
in de Weemstraat volgde in 1974. Zie ook: Stadsmuseum Steenwijk; Wiechers.
Ref.: SW p379.
Bijkerk; zie: de Graaf.
Bijkerk, Hendrikus
(Zuidveen 10 juli 1866 – Haarlem 6 oktober 1942), leraar. Was onderwijzer in
’s-Heerenbroek, Steenwijk, Oude Bildtzijl en IJmuiden, van 1913-1931 directeur
van de Da Costa kweekschool in Haarlem en van de Christelijke Normaallessen in
Haarlem. Ref.: BWO.
Bijl, Adrianus Jan
(Amsterdam 13 oktober 1837 – Steenwijk 3 augustus 1904), predikant. Was van
1862-1904 predikant van de Doopsgezinde Gemeente. Hij was een vrijzinnig predikant
en sociaal bewogen mens aan wie vele Steenwijkers hun maatschappelijk succes
hadden te danken. Hij schreef onder meer: Schoolmeesters in het Duitsch en
Latijn te Steenwijk (1875). Ref.: SWp81.
Bijl, Maria (dochter van
de vorige; roepnaam: Marie; Steenwijk 27 mei 1872 – Amersfoort 30 maart 1947)
woonde en werkte in Assen als zelfstandig fotografe van portretten en
architectuur.
bijnamen: namen die
vroeger, in plaats van de familienaam, in beperkte kring werden gebruikt.
Veelal zijn het spotnamen waarvan de oorsprong niet algemeen bekend is. Een
opsomming van Steenwijker bijnamen in: J.K. Janssen. Steenwijk bekijk ’t
maar… (1981).
Binderdijk: plaatselijke
benaming voor de Binnenweg te Eesveen.
Binnenkerk; zie:
Gereformeerde Kerk.
Binnenvenen: de
veenlanden van Zuidveen ten noorden van de Dwarssloot. Dit in tegenstelling tot
de landen ten zuiden ervan, de Zuidveense Achtervenen en Bovenakkers.
bioscoop: sinds 1912 in zaal Varrenhorst buiten de Oosterpoort, later uitgebreid met
Roxy-theater. In 1935 een tweede bioscoop in Het Wapen van Steenwijk,
geëxploiteerd door Egbert Vos, na verbouwing Lumière-theater geheten. In 1959
werd door Miedema de City-bioscoop gebouwd, met Ger Vos als bedrijfsleider die
in 1986 de zaak overnam. Ref.: G.M. Laar. Steenwijk, bewaar ‘t (1987),
p. 225; HM 2008 n2 p69-72.
Bisschop, Johannes (Den Haag 12 juni 1774 – Den Haag 6 februari
1837), ambtenaar. Ontwikkelde zich als een verdienstelijk schilder en etser van
landschappen, schuren, boerenerven, boerenwoningen en interieurs. In Steenwijk
is van hem bekend een in sepia gewassen ets van de Woldpoort kort voordat deze
in 1829 werd afgebroken. Ref.: HM 1996 n2 p60-64.
bisschop van Utrecht: kreeg in 944 van de Duitse keizer Otto I het
jachtrecht in het Land van Vollenhove. In de periode 1024-1046 verkreeg hij de
landsheerlijkheid over het gebied waartoe het tegenwoordige Drenthe, Groningen
en het Goorecht, Stellingwerf en Noordwest-Overijssel behoren. In dit gebied
was Steenwijk, evenals Groningen, een oerparochie en een kerkelijk centrum voor
de wijde omgeving. Het was bovendien een belangrijk steunpunt voor de bisschop
van waaruit zijn belangen verdedigd werden. Zelf had hij een verblijf in
Vollenhove. Na vijf eeuwen, in 1528, ging het landsheerlijk gezag over naar
Karel V. Deze stelde George Schenck van Toutenburg aan als stadhouder van
Overijssel.
Bisschopsberg: stuwwal 5 km oostzuidoostelijk van Steenwijk, plaatselijk 17 tot 20 m
boven NAP, grotendeels bebost. De naam, in 1328 genoemd als Biscopesberghe,
duidt op de bisschop van Utrecht (of diens vertegenwoordiger), die hier in de
Middeleeuwen jaarlijks zijn bestuurlijke rechten over Drenthe kwam uitoefenen
en de pachten in natura in ontvangst nam. Ook werden er de Drentse landdagen
gehouden en werden verschillende nieuwe bisschoppen hier ingehuldigd als heer
van Drenthe. Het gebied van de Bisschopsberg is sinds 1905 belangrijk voor de
waterwinning. Ref.: F.J. Faber. De Bisschopsberg bij Steenwijk (1949).
Blaankamp (vroeger ook: Bleijencamp): veldnaam en voormalige erve te
Steenwijkerwold.
Blaeu, Joan (Amsterdam 23 september 1596 – Amsterdam 28 december 1673), cartograaf
en uitgever, onder anderen van Toonneel der steden van de Vereenighde
Nederlanden met hare beschrijvingen (1652). Hierin ook de bekende
stadsplattegrond van Steenwijk (1649), uitgangspunt voor de maquette van
Steenwijk. Ref.: HM 2001 n3 p65-71. Zie ook hoofdstuk 7.
Blaupot ten Cate, Dirk Hendrik Steven (Groningen 16 juni 1863 – Apeldoorn 6 oktober
1944), ingenieur. Ontwierp als zelfstandig raadgevend ingenieur een voor
Steenwijk belangrijk maar niet uitgevoerd
project: Ontwerp tot verbetering van de Steenwijker-, de
Wapserveensche- en de Vledder Aa (1908).
Blauwe Walm, De; zie: Walzicht.
Bleijencamp; zie: Blaankamp.
Bloem, Jacobus Cornelis (roepnaam: Jacques; Oudshoorn 10 mei 1887 –
Kalenberg 10 augustus 1966), jurist, dichter. Naast zijn beroep als griffier
ontwikkelde hij zich als letterkundige en verwierf onder meer de Constantijn
Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs. Woonde sinds 1959 in Kalenberg en werd begraven
in Paasloo, beide in de tegenwoordige gemeente Steenwijkerland. De in 2001
opgerichte Stichting Mr. J.C. Bloem-poëzieprijs reikt tweejaarlijks een prijs
uit voor de beste tweede Nederlandse poëziebundel en organiseert iedere vijf
jaar een herdenkingsbijeenkomst te Paasloo. Ref.: SO p97. Zie ook: Eggink.
Bloemen, Maria Anna (roepnaam: Miek; Amsterdam 5 maart 1909 – Tuk 20
augustus 1976), schilderes. Sinds 1930 een veelzijdig kunstenares: schilderde,
aquarelleerde en tekende stillevens, landschappen en portretten. Maakte ook
etsen en glas-in-loodramen. Sinds 1936 getrouwd met Bert Brante en woonachtig
in Steenwijk en Tuk. Ref.: NBK p104, SW p429.
Bloemenbuurt: woonwijk in Steenwijk, aan de zuidwestzijde van de stad. De 187 woningen,
oorspronkelijk bestemd voor arbeiders en ambtenaren, werden gebouwd van 1917
tot 1928 door de Woningstichting Steenwijk, naar ontwerp van A. Edinga. In de periode
1967-1973 werd een deel van de wijk gesaneerd. De hoofdstraat heet Bloemstraat;
de overige zeven straten zijn naar verschillende soorten bloemen vernoemd. Zie
ook: Rooie Dorp.
Blokdijk, Antoinette Geertruida (Amsterdam 15 augustus 1916 – Giethoorn 26 april 2012), lerares.
Medeoprichtster en eerste voorzitster (1980-2002) van de Steenwijker Amateur
Schilders (S.A.S).
blokhuis; zie: Grote
Huis; Kasteel.
Blokzijl: fraai
vestingstadje in de gemeente Steenwijkerland, aan de voormalige Zuiderzee, ruim
12 km ten zuidwesten van Steenwijk, met ongeveer 1.300 inwoners. Al in de 14e
eeuw waren hier twee uitwateringssluizen: de Grote – of Steenwijkerzijl en de
Vollenhoofse Zijl. De naam Blokzijl komt van 'Blockes Huys' (1438), de woning
van ene Block aan de noordkant van de Grote Zijl. De plaats ontwikkelde zich
als voorhaven van Steenwijk nadat, omstreeks 1550 op last van stadhouder Jean
de Ligne, de Grote Zijl tot schutsluis werd omgebouwd en een havenkom (de
Kolk) en een 800 m lang kanaal tussen Muggenbeet en het Noorderdiep waren
aangelegd. Als uitvoerhaven van turf werd de rol van Blokzijl na 1700
overgenomen door Zwartsluis. Na het beleg van Steenwijk door de Spanjaarden
werd in 1581 Blokzijl omgebouwd tot vesting. In 1594 werd het een zelfstandig
kerspel; daarvóór behoorde het tot Baarlo-Kuinderdijk. In 1672 verwierf Blokzijl
stadsrechten. Het staat sinds 1973 ingeschreven in het register van beschermde
stads- en dorpsgezichten. In 2008 werden de vestingwerken aan de zeezijde
gerestaureerd. Zie ook: Diep (2). Ref.: HM 2003 n3 p86-101.
Blokzijlseweg: op 13 september 1951 in gebruik genomen weg van Steenwijk (Zuidveen)
naar de in 1942 drooggevallen Noordoostpolder, ook bekend als provinciale weg
N333.
Bock, Stefenus de (Steenwijk 9 augustus 1867 – Steenwijk 20 juli
1943), stadsomroeper van Steenwijk die in 1939 als eerste in vaste dienst genomen
werd. Ref.: HM 1987 n1 p17-25. Zie ook hoofdstuk 10.
Bock, Stephanus Jacobus de (Sas van Gent 1722 – Steenwijk 1799), arts,
burgemeester. Kwam, na zijn opleiding tot apotheker en arts, in 1747 naar
Steenwijk. Was nauw betrokken bij de onlusten in de periode 1745-1750. Hij werd
van 1755-1776 jaarlijks gekozen tot één van de burgemeesters.
bodebus: waardigheidsteken dat gedragen werd door de stadsbode. De zilveren
bodebus van Steenwijk bestaat uit een kleine afbeelding (achter glas) van Sint
Clemens die een schild met het oude wapen van Steenwijk draagt. Het hangt met
drie zilveren kettinkjes aan een speld; onderaan hangt, ook aan drie
kettinkjes, een anker. De bodebus bevindt zich in het Stadsmuseum Steenwijk.
Ref.: SO p46.
bodemgebruik. Aan het begin van de vorige eeuw was de verdeling van het grondgebruik
in de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold gezamenlijk: bos- en natuurgebied
16, uitgeveende gronden 8, cultuurgrond (agrarisch gebied) 74 en bebouwd gebied
(woningen en bedrijfsgebouwen) 2 procent. Aan het begin van deze eeuw: bos- en
natuurgebied 11, militair oefenterrein 3, cultuurgrond 56 en bebouwd gebied 30
procent.
bodemvondsten; zie hoofdstuk 3.
Boeghel, Henrick (Henricus Circulanum alias De Lorewart; 16e eeuw),
stadssecretaris. Samensteller van het Stadboek dat zich in het Oud-archief der
stad Steenwijk bevindt en het oudste stadsrecht en de door de schepenen
vastgestelde wetten bevat tot het jaar 1544. Ref.: HM 1984 n1 p11-13.
boekdrukkers; zie: Steenwijker boekdrukkers.
boekenmarkt; zie: Steenwijker Boekenmarkt.
Boelens, Roelof (roepnaam: Roel; Zwartemeer 7 september 1926 – Steenwijk 27 april
2003), bestuurder. Begon als schrijver, later kassier bij de belastingdienst in
Steenwijk. Daarna administrateur, later directeur van de woningbouwvereniging
en commandant van de BB. Van 1976 tot 1986 directeur van verzorgingstehuis
Zonnekamp. Was daarnaast fractievoorzitter in de gemeenteraad en in 1968
tijdelijk wethouder voor de PvdA. Medeoprichter van buurtvereniging De Kleine
Kamp. Schreef: Honderd jaar wonen in Steenwijk (1999).
Boer, Adolf Johan de (Den Ham 5 juni 1889 – Zwolle 5 augustus 1971),
leraar, schilder. Woonde en werkte te Vroomshoop, Sleen, Blokzijl en Deventer.
Publiceerde over natuurhistorie in De Levende Natuur, In Weer en Wind
en in zijn bekende boek Op en om de Wieden (1947). Ref.: HM 2001
n3 p85, NBK p113.
Boer, Jelle Hans de (Wolvega 9 november
1898 – Zwolle 22 november 1973; begr. Steenwijk AB), dierenarts. Sinds 1926
vanuit Steenwijk werkzaam als veearts in het moeilijk begaanbare
Noordwest-Overijssel. Ref.: SW p516.
Boer, de: zie: Wiechers.
boerderijen. Voor een opsomming van plaats- en boerderijnamen vóór 1500 verwijzen we
naar: B.H. Slicher van Bath. Mensch en land in de Middeleeuwen (1944);
voor de polderboerderijen ten westen van Steenwijk: P.J. Meulenberg. Boerderijen
in het Land van Vollenhove en hun bewoners (1985). Zie ook: Ontginningsmaatschappij
Land van Vollenhove N.V., stadsboerderijen.
Boerensloot (ook: Boersloot): een 1.5 km lange sloot tussen de Dwarssloot en het
Rungat ten zuiden van Zuidveen. Deze sloot dateert van de 17e eeuw, toen de
Zuidveense Achtervenen werden verveend.
Boerwinkel, Jan Hendrikus
(Meppel 22 februari 1867 – Steenwijk 15 oktober 1944), schoenmaker. Had vele
jaren zijn winkel op de hoek van de Vrouwenstraat en de Scholestraat. Was sinds
1904 de spil van de plaatselijke afdeling van de SDAP. Ref.: G.J. Harmsen e.a. Van
turf en tabak tot plastic buizen (1991).
Boetze, Andries Jan
(Onstwedde 12 januari 1888 – Steenwijk 13 februari 1971), metselaar, dirigent.
Was van 1919 tot 1964 dirigent van Crescendo (Steenwijk) en van 1923 tot 1963
van De Woldklank (Steenwijkerwold). Ref.: SW p331. Zie ook hoofdstuk 15.
Boetze, Theunis (zoon
van voorgaande; roepnaam: Theun; Steenwijk 4 maart 1928 – Steenwijk 6 juni
2004) componist, dirigent. Was van 1949 tot 2002 kerkorganist van de Hervormde Gemeente
van Steenwijkerwold, van 1963 tot 1982 dirigent van De Woldklank en van 1965 tot
1973 van Crescendo. Daarnaast was hij leraar aan de Muziekschool in Meppel en
dirigeerde hij verschillende koren en korpsen uit de omgeving. Als componist
schreef hij vijf marsen. Ref.: SW p343. Zie ook hoofdstuk 15.
Bogerman,
Johannes (Hallum of Kollum circa 1540 – Hasselt circa 1604), predikant. Was van 1593 tot 1596 de eerste predikant van de Hervormde
Gemeente Steenwijk. Speelde een belangrijke rol in het herstel van het
kerkelijke leven na de herovering van Steenwijk door Prins Maurits in 1592. Ref.:
HM 1987 n4 p119-126. Zie ook hoofdstuk 10.
Bogtman, Willem (Bergen NH 7 februari 1882 – Haarlem 24 september 1955), leraar,
glazenier. Was van 1903-1905 leraar tekenen en schilderen aan de Ambachtsschool
te Steenwijk. Vestigde zich in 1912 met een atelier voor gebrandschilderd glas
en glas-in-lood in Haarlem. Ontwierp sinds 1916 meer dan vierduizend ramen voor
kerken, scholen, kantoren, raadhuizen, banken, villa’s en passagiersschepen.
Behalve eigen werk, vervaardigde hij ook door anderen ontworpen ramen. Was
sinds 1921 ontwerper van ESKAF aardewerk. Relatief veel van zijn werk is in
Steenwijk bewaard gebleven. Ref.: H.Spreen. De veelzijdige glazenier
Willem Bogtman (2007); NBK.
bok:
Gieters scheepstype; een praam voor het vervoer van turf of hooi. Een bok is
groter dan een ‘vlot’ en meet ongeveer 2.50 bij 12.00 m.
Boldingh, Leonard Gerard (Den Haag 4 april 1911 – Meppel 21 november
1999), burgemeester. Werkte vele jaren als bestuursambtenaar in voormalig
Nederlands Nieuw Guinea, laatstelijk als directeur van Sociale Zaken en
Justitie. Was, vanaf 1963 tot de gemeentelijke herindeling in 1973,
burgemeester van Steenwijkerwold, wonende in villa Bergstein.
Bolkestein, Gerrit (Hierden gem. Harderwijk 27 juli 1883 – Apeldoorn
18 november 1929) was van 1911 tot 1915 predikant van de Hervormde Gemeente van
Steenwijk.
bolwerk (ook: bastion): een vijfhoekige uitbouw van een stadswal. In de periode
tussen 1591 en 1627 werden de vestingwerken van Steenwijk uitgebreid met acht
bolwerken. Ze werden niet alle tegelijk aangelegd noch geslecht; enkele bleven
bewaard en zelfs hersteld. Met de wijzers van de klok mee spreekt men van:
Noorderbolwerk, Prinsen Bolwerk, Oosterbolwerk, Eekeringe Bolwerk, Jan Snoeks
Bolwerk of Zuiderbolwerk, Heilige Geest Bolwerk, Zwanennest Bolwerk of Wester
Bolwerk en Jufferties Bolwerk. De oorspronkelijke betekenis van het woord
‘bolwerk’ is: ‘houten verschansing’ of ‘beschoeiing’, naar het Duits
‘Bohlwerk’.
Boomsluiters: oude veldnaam in Tuk. In de middeleeuwen werd ieder die op weg naar de
stad was, bij de sluitboom (ook: “Siekeboom”) gecontroleerd op het lijden aan
een besmettelijke ziekte, vooral op melaatsheid. Deze slagboom bevond zich op -
of dicht bij de stadsgrens.
Boonspolder; zie: Weerribben.
Boonstra, Jan (Wyckel 14 januari 1848 – Onna 9 maart 1916), vinder van de Romeinse
muntschat bij Onna in maart 1884.
Boonstra-van de Boer, Lammigje (bijnaam: Lammegien de Klokkenluudster;
Wapserveen 10 maart 1891 – Steenwijk 2 december 1964), klokkenluidster. Markant
inwoonster van Steenwijk die door de bevolking ‘op handen gedragen’ werd. Was
van 1925 tot aan haar dood belast met het luiden van de klokken van de St.
Clemenstoren. Werd in 1960 koninklijk onderscheiden en in 2005 postuum geëerd
met een standbeeld, gemaakt door Gosse Dam, op het Vrijthof in Steenwijk. Ref.:
SW p371-377.
boontrekking (of: boongrippinge): een uit de middeleeuwen stammende methode voor het
loten van zes ‘keurnoten’ die een nieuwe magistraat (stadsbestuur) moesten
kiezen. Daarbij pakten zes burgers (onder wie drie meenslieden) uit de
Oosterkluft en zes uit de Westerkluft een boon uit een zakje waarin zes witte
en zes zwarte bonen zaten. Zij die een witte boon hadden getrokken, werden nog
dezelfde avond door de aftredende magistraat beëdigd als keurnoten (kiezers) en
kozen de volgende dag een nieuwe magistraat. Ref.: OAS p71.
Bootmansweg: landweg ten zuiden van Onna, tot ver in de 19e eeuw deel
van de zomerweg van Steenwijk naar Meppel, genoemd naar een familie Bootman in
Nijeveen. Ref.: SN p10.
Bootsman; zie: Wiechers.
Borgersloot: voormalige turfsloot, ongeveer 6 km westzuidwestelijk van Steenwijk.
Vormde de oostelijke begrenzing van de Scherwolder Ribben en de westelijke
begrenzing van het Ruxveen. Het was een belangrijke, 3.5 km lange afwateringssloot
die uitliep in het Steenwijkerdiep. Is geheel verdwenen in de tegenwoordige
polder Gelderingen.
Bork;
zie: Westerbork.
Borkhuis, Jan (Bedum 26 mei 1892 – Bilthoven 9 augustus 1978), bestuurder. Was van
1919 tot 1959 directeur van de Landbouwbank (later CLC, thans Agrifirm). Ook
was hij secretaris-penningmeester van het Landbouwhuishoudonderwijs en
bestuurslid van het ‘rusthuis’ aan de Kornputsingel en van de
schippersvereniging Schuttevaer. Ref.: HM 2006 n1 p2-8.
Bos, Hendrik Greorgius (Ter Idzard 6 november
1907 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Steenwijkerwold RK), veehouder. Werd
in zijn woning aan de Wolterholten, wegens het verschaffen van onderdak aan
onderduikers, door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd
op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p134-140.
Bos, Jan Willem (Roodeschool 6 november 1925), arts. Was van 1958-1990 huisarts te
Steenwijk, door zijn patiënten ‘op handen gedragen’. Ref.: OSC 11 januari 1991.
Bosbouwschool (ook: G.A. van Swietenschool): voormalige school te Frederiksoord,
opgericht in 1888 en wegens teruglopende belangstelling al gesloten in 1902.
Het gebouw, op de hoek van de Majoor van Swietenlaan en de Kon. Wilhelminalaan,
werd tot 1974 gebruikt als kantoor van de Maatschappij van Weldadigheid.
Bosch, Johannes van den (Herwijnen 2 februari 1780 – Den Haag 28 januari
1844), staatsman, filantroop. Oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid
(1818) en ‘uitvinder’ van het cultuurstelsel (1828). Ref.: J.J. Westendorp
Boerma. Johannes van den Bosch als sociaal hervormer (1927).
Bosch, Pieter Jacobus (Pieterzijl gem. Grijpskerk 19 november 1949),
jurist. Was van 1979-1988 kandidaat-notaris en van 1988-2008 notaris te
Steenwijk.
Bosma, Hendrik (Assen 10 april 1872 – Den Haag 10 augustus 1955), stadsomroeper. Was
sinds 1893 sigarenmaker bij De Tabaksplant en in 1922 medeoprichter van De
Witte Raaf. Was daarnaast van 1908-1923 stadsomroeper van Steenwijk en tot 1946
winkelier in tabakswaren en speelgoed in de Doelenstraat. Ref.: HM 1987 n1
p17-25, HM 2008 n2 p62-63.
Boswachterij Het Steenwijkerwold: complex van bossen, houtwallen en akkers op en
langs de stuwwal ten noorden van Steenwijk, in beheer en eigendom van Staatsbosbeheer.
De bedrijfsgebouwen staan aan ’t Goor onder de buurtschap Baars. Het gebied (317
ha) omvat de voormalige landgoederen Woldberg (sinds 1956), Ronde Blesse (sinds
1967) en het zuidelijk deel van de Eese (sinds 1978). Het wordt gekenmerkt door
vrij steile hellingen, afwisselend loof- en naaldbos, houtwallen, oude lanen,
heideveldjes en vennetjes. Op verschillende plaatsen liggen duidelijk
herkenbare grafheuvels waarvan een aantal is gerestaureerd. Het gebied kent
enkele wandelroutes en ruiterpaden. Ref.: M. Hartman. Het Steenwijkerwold;
beheersplan voor de periode 1987-1997 (1987).
Boterberg: foutieve interpretatie van ‘Bûtenberg’ als aanduiding van het buiten
de Noordwest-Overijsselse heuvelrug gelegen Oldemarkt.
boterfabrieken; zie: Eensgezindheid, Ons Belang.
Boterwaag (ook: Stadswaag): aan de Waagstraat, in 1642 gebouwd ter vervanging van
een ouder en kleiner gebouw op een andere plaats. De Waag diende voor het wegen
en keuren van vee en producten die op de markten werden aangevoerd. In de 19e
eeuw werd veel boter verhandeld, vandaar de naam. Na 1907 heeft de Boterwaag
niet meer als zodanig dienst gedaan. De gevel, sinds 1929 op de lijst van
Rijksmonumenten, werd in 1930 en 1997 gerestaureerd. Deze wordt gesierd door
een gevelbeeld van Themis, godin der gerechtigheid, en door Sint Clemens met het
oudste stadswapen van Steenwijk. Ref.: SO p42. Zie ook hoofdstuk 16.
Bouwer, Lute Reinder (Steenwijkerwold 26 november 1936), voorlichter.
Was vele jaren werkzaam bij Cebeco als schrijver van persberichten en brochures
voor land- en tuinbouw. Sinds 1995 samensteller van fotoboeken met
streekverhalen uit de geschiedenis van Noordwest-Overijssel, waaronder de serie
’t Wold en Steenwijk, hart van
de kop (2006). Ref.: OSC 30 november 2001.
Bouwmarkt: voormalige
traditionele Steenwijker jaarmarkt die gehouden werd op de dinsdag het dichtst
gelegen bij 22 augustus. De markt, die zich richtte op de land- en tuinbouw (vandaar
de naam), werd in 1987 opgeheven en maakte plaats voor de Zendemarkt. Zie ook:
markten.
Bovenakkers: in de 17e
eeuw verveende landen tussen de Dwarssloot en de Stouwe, ten zuiden van Onna.
Bovenland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van het Woldberg-gebied, ten noordoosten
van Tuk.
Bovenstouwe: andere
benaming voor Stouwe; zie daar.
Boverhofsteeg (ook: Gang van Boverhof): vroegere benaming van de steeg tussen de Korte
Woldstraat en het erachter gelegen parkeerterrein.
branden in Steenwijk die in de geschiedenis voortleven: de Kleine Kerk (1477),
de grote stadsbrand van 1523, de volksbuurt Achter de Kerk (1903), de Molen van
Jan Knol en Het Klaverblad (1908), de margarinefabriek Depa (1930), de bioscoop
aan de Stationsstraat 6 (1933), de meubelfabriek van Nieweg en Banis (1969), de
theekoepel in Park Rams Woerthe (1974), de Wildebras poppenfabriek (1976),
restaurant ’t Geveltien (1978) en de villa Zonnehoek (1986).
brandtoren: op het hoogste punt van de Woldberg, in 1983 afgebroken.
brandweer. Sinds de grote stadsbrand van 1523, waarbij de hele stad afbrandde met
uitzondering van de (drie) kerken en zeven woonhuizen, werden er tal van brandvoorschriften
opgesteld. Deze werden naderhand ook in het keurboek vastgelegd. Bluste men
aanvankelijk met leren emmers gevuld met water uit de Aa, in 1698 schafte het
stadsbestuur een slangenbrandspuit aan. Na vele jaren trouwe dienst is deze als
bezienswaardigheid opgesteld in de brandweergarage. In het midden van de 19e
eeuw werd de stad verdeeld in drie brandwijken met elk een brandspuithuisje en
een brandmeester die, op basis van burgerplicht, zelf zijn hulpkrachten bijeen
moest zoeken. In de gemeente Steenwijkerwold waren er diverse depots met een
handspuit en slangen ondergebracht in bedrijfsruimten. Toen Steenwijk in 1907
waterleiding kreeg, ging de burgerplicht in 1908 over in een vrijwillige
brandweer, die in 1936 overging in een gemeentelijk brandweerkorps. Sinds 1935
beschikte Steenwijkerwold over een eigen motorspuit; Steenwijk volgde in 1942.
In 1947 werden beide korpsen samengevoegd; de brandweergarage werd
gecentraliseerd in Steenwijk en kreeg eerst in 1992 een passend onderkomen in
het voormalige zwembad De Westwijck dat tot brandweergarage werd omgebouwd.
Ref.: HM 1988 n4 p131-142; SW p391-398.
Brante, Gerrit Lubertus (roepnaam: Bert; Amsterdam 10 maart 1908 –
Wolvega 21 januari 1991), schilder. Veelzijdig kunstenaar; schilderde vanaf
zijn vijftiende. Behalve in olieverf schilderde hij aquarellen, tekende in pen
en pastel en maakte grafisch werk in ets, litho en houtgravure. Ook werkte hij
met natuur- en baksteen en maakte marmer- en glasmozaïeken en
glas-in-loodramen. Sinds 1936 getrouwd met M.A. Bloemen en woonachtig in
Steenwijk, later in Tuk. Hij was, evenals zijn vrouw, lid van De Ploeg in
Groningen, De Onafhankelijken en van de BBK. Ref.: NBK p156, SW p429.
Brante-Bloemen, M.A.; zie: Bloemen, M.A.
Brants, Antoni (1) (Gorssel 14 juli 1847 – Arnhem 10
september 1931), jurist. Was advocaat te Zutphen en van 1879-1915 eigenaar van
de Eese.
Brants, Antoni (2) (oomzegger van voorgaande; Raalte 24
augustus 1871 – Utrecht 10 maart 1959), jurist. Was van 1900 tot 1903 plaatsvervangend
kantonrechter in Steenwijk. Ref.: PKN.
Brauweringen: voormalige erve, ruim 3 km noordnoordwestelijk van Steenwijk. Later
ook buurtschap; thans onder Baars.
Brava HDTV: klassieke themazender, in 2007 opgericht door G. Ardesch.
Brederwiede: voormalige gemeente in 1973 ontstaan bij de gemeentelijke herindeling
van Noordwest-Overijssel door samenvoeging van Blokzijl, Giethoorn, Vollenhove
en Wanneperveen. In 2001 is Brederwiede opgegaan in de nieuwe gemeente
Steenwijkerland. Ref.: J. de Kruyf en R. Tienkamp. Brederwiede 1973-2001
(2000).
Breman, Ahazueros Jacobus (roepnaam: Co; Zwolle 7 december 1865 – Laren NH
18 november 1938), schilder. Woonde en werkte te Blaricum (1897-1913) en daarna
in Laren. Maker van de unieke wandschilderingen in het trappenhuis op de
beganegrond en eerste verdieping van Rams Woerthe. Ref.: NBK p159, R.Touker. Rams
Woerthe; een moment voor een monument (1981).
Brink, Hendrik Jan van den (roepnaam: Jan; Mijdrecht 27 januari 1952),
bouwkundige. Werkte bij de gemeente Zwolle, wegenbouwbedrijf Te Siepe en sinds
1978 bij de firma Aberson in Steenwijk. Begon hier als calculator, sinds 1984
als bedrijfsleider en eigenaar. Was in 2002 ondernemer van het jaar in de
gemeente Steenwijkerland.
Brinkman, Bernardus (Terband 16 juli 1879 – Steenwijk 17 januari 1942),
sigarenfabrikant. Begon in 1912 als zelfstandige in de Wilhelminastraat 41. Daar
bouwde hij in 1926 de sigarenfabriek De Adelaar die, wegens sterke
concurrentie, in 1950 moest sluiten. Ref.: SW p230.
Broecke, ten: in de 15e-18e eeuw invloedrijke Steenwijker
familie. Bekend zijn: Herman (zie daar), Berend (zie daar), Thiman, Luetgen,
Warner en Dirrick; de in 1672 overleden burgemeester Arent en de 18e-eeuwse
stadssecretarissen Barthold, Borchard en Herman.
Broecke, Berend ten (Latijn: Bernardus Paludanus; Steenwijk 27
oktober 1550 – Enkhuizen 3 april 1633), medicus. Studeerde en reisde door heel
Europa en promoveerde in 1580 te Padua als doctor in de filosofie en
medicijnen. Was sinds 1586 stadsgeneesheer van Enkhuizen en kreeg grote
bekendheid door zijn rariteitenkabinet. Ref.: E.E.Meek. Berent ten Broecke,
meer bekend onder de naam van Dr. Paludanus (1955). Zie ook
hoofdstuk 10.
Broecke, Femme ten (Steenwijk 16e
eeuw), vrouw van Berent ten Broecke, werd in 1569 doodgestoken door de
krankzinnige Steenwijker Johan Cost. Ref.: HM 2010 n1 p12-15.
Broecke, Herman ten (Steenwijk 15e/16e eeuw),
kanunnik. Was deken van het kapittel van de Sint Clemenskerk, waarvan hij in
1501 een cartularium samenstelde.
broek: drassig (slecht
afwaterend) land. Vroeger ook ‘onland’ genoemd (onbruikbaar land), na
ontginning meestal in gebruik als hooiland, zoals bijvoorbeeld de voormalige
Broekslagen.
Broekema, Gerhardus Berend (Assen 3 februari 1866 – Kampen 1 september
1946), architect. Woonde en werkte in Kampen en was vooral bekend als ontwerper
van Jugendstilvilla’s in Zwolle, Kampen, Leeuwarden en Almelo. Werkte ook mee
met de Steenwijker architect Bato Rouwkema aan het ontwerp van de in 1906
gebouwde villa Zonnehoek, die in 1986 door brand verwoest werd. Ref.:
G.Westerink. Villa’s, veestallen en fabrieken; leven en werk van
architect G.B.Broekema (2003).
Broeken, Ten: naam (1811) van voormalige erve 1.2 km ten zuidwesten van Tuk.
Broekslagen: voormalige
laaggelegen drassige gronden ten westen van Zuidveen, waar zich thans het
industrieterrein Groot Verlaat uitstrekt. ‘Slagen’ zijn langgerekte percelen
grond.
Broekslagendijk:
voormalig 16e eeuws veendijkje dat ten westen van Zuidveen werd aangelegd om de
ontgonnen Broekslagen te beschermen tegen de hogere waterstanden in de
zuidelijker veengebieden. Werd ook wel abusievelijk Broekslagersdijk genoemd.
Broer, Andries Lucas (Giethoorn 28 december 1900 – Colmschate 21 mei
1994), predikant, publicist. Stond als doopsgezind predikant te Hindeloopen,
Harlingen en Hilversum. Was als natuurliefhebber fel gekant tegen de
inpolderingen in Noordwest-Overijssel in de 20e eeuw. Schreef
dichtbundels, artikelen en boeken over cultuur en natuur, zoals: Overijssels
Noordwesthoek; land van oude steden en wijde wieden (1980). Ref.: HM
1995 n3 p84, WWN1.
brooduitdeling: in de 17e en 18e eeuw vond in Steenwijk
jaarlijks op 16 maart een brooduitdeling aan de armen plaats. Dit gebruik werd
bekostigd uit een legaat van Harmen Geerts Reinen.
broodwegers: jaarlijks aangesteld door de magistraat overeenkomstig een verordening
van omstreeks 1560. De drie broodwegers (een raadslid, een meensman en een
burger) hielden toezicht op prijs en gewicht van het door de bakkers te koop
aangeboden brood. Ze waren tevens belast met de ijk van maten en gewichten en kunnen
beschouwd worden als de voorlopers van de latere Keuringsdienst van Waren.
Ref.: OAS p134.
Brouwer, Jelle (Den Haag 21 november 1917 – Steenwijk 17 juli 2006), leraar. Was tot
1983 leraar Frans in het voortgezet onderwijs in Den Haag, Rotterdam en Eindhoven.
Medeoprichter, bestuurslid (1984-2003) en penningmeester (1984-1996) van de
HVS. Schreef artikelen over de geschiedenis van onderwijs, verkeer en vervoer
in Steenwijk. Ref.: HM 2006 n3 p82-84.
brouwerij; zie: bierbrouwerij.
bruggen. Het aantal bruggen is in de loop van de tijd, ook in Steenwijk en
omgeving, sterk afgenomen. De bruggen bij de poorten, die toegang tot de stad
gaven, werden in de 19e eeuw vervangen door dammen, al of niet met
een duiker. Hetzelfde geldt voor talloze sloten waarin steeds minder met kleine
schepen werd gevaren. Namen van thans nog in gebruik zijnde bruggen: Dolderbrug
(1931), Halfwegbrug (1932), Heerenbrug (1952), Hesselingenbrug (1934), Heulenbrug
(16e eeuw), Hoogewegsbrug (1934), Kooiwegbrug (1932), Meenthebrug
(1934), Ruxveensebrug (1991), Scheerebrug (1952), Schippersbrug (2004),
Thijendijksbrug (1934) en Weteringbrug (1949). Niet meer bestaande bruggen: Aa-brug,
Gasthuisbrug, Kapelbrug, Karenbrug, Markebrug, Meestersbrug, Varkenweidebrug,
Verlaatsebrug, Weerbrug, Wipbrug, Woldbrug en Zuidveensebrug. Zie verder:
IJzeren Brug en Kraanbrug.
Brugman-de Vries, Jantje Jakoba (roepnaam: Janny; Sneek 28 oktober 1918 – Almelo
16 maart 2006), beeldhouwster. Zij maakte beelden, plastieken en mozaïeken voor
diverse gebouwen en parken. In Steenwijk
kennen we van haar het bronzen beeld Vogel uit 1965, bij de kruising van
de Meppelerweg en Kallenkoter Allee.
Bruinenberg, Hendrik (roepnaam: Henk; bijnaam: De Brune;
Steenwijkerwold 20 november 1917 – Steenwijk 14 augustus 1972), fotojournalist.
Fotografeerde en schreef over de geschiedenis van land en volk van
Noordwest-Overijssel. Zijn meest bekende boeken zijn: De tijd vertelt; over
het leven in de Noordwesthoek (1959), Wij in Steenwijkerwold (1964;
ook als film) en Duizend jaar Steenwijk (1965). Ref.: SW p416.
Bruins, Gerhardus Albertus (Gendringen 15 oktober 1880 – Lochem 19 april
1970) was van 1919 tot 1924 predikant van de Hervormde gemeente in Steenwijk.
Brummelen, Gijsbertus van (roepnaam: Bertus; Zeist 29 mei 1935 - De Pol 11
april 1997), juwelier, antiekhandelaar. Werd in 1986, bij een omroepersconcours
op De Markt, gekozen tot stadsomroeper van Steenwijk. Promotor van de
Oranjevereniging en van toeristische activiteiten. Was oprichter en voorzitter
van de Eerste Vereniging van Stads- en Dorpsomroepers in Nederland. Ref.: SW
p152.
Buisman, Gerard Rutger (Steenwijk 17 mei 1952 – Steenwijkerwold 1
augustus 2011), leraar, troubadour. Van jongs af actief in de muziekmakerij. Sinds
1974 onderwijzer in algemene vakken, later ook leraar in onder meer
muziekonderwijs aan de Capelleschool en LTS en aan leerlingen met
leermoeilijkheden (RSG, Groeneveld- en Voetelinkschool). Componist en zanger
van eigen liedjes, deels in Steenwijker dialect. Verteller, schrijver,
presentator/programmamaker RTVOost en lokale omroep. Publiceerde onder meer: Troubadour;
vertellechies (2005). Ref.: OSC 21 sep 2007; Stentor 3 okt 2007. Zie ook
hoofdstuk 15.
Buitengoed Fredeshiem; zie: Fredeshiem.
Buitenhuis, Johannes (roepnaam: Jannes; De Bult 5 december 1923 –
Kallenkote 16 september 1996), natuurkenner. Bekend als vrijbuiter en stroper
in de bossen van de Woldberg en Eese. Ref.: SW p511.
Buitenkerk; zie: Gereformeerde Kerk.
buitenkerkelijken; zie: kerkelijke gezindte.
Buitenland: kadastrale aanduiding (1832) van sectie F van de voormalige gemeente
Steenwijkerwold, 3 km ten noordoosten van Steenwijk, de Eesveensche Hooilanden.
Buitenom: vroegere naam van de weg langs de landzijde van de stadsgracht, aan de
noordkant van de stad. Later Looijersgracht genoemd.
Buiter, Derk (roepnaam: Dirk; Diever 6 februari 1940), gemeenteambtenaar. Was tot
2000 archivaris bij de gemeente Steenwijk. Medeoprichter, bestuurslid
(1984-1992) en voorzitter (1984-1989) van de HVS. Schrijver over de
geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder sociaal-economische, geografische
en biografische bijdragen. Zijn meest bekende boek is: Steenwijk; de straat
waarin wij wonen (1985).
B’ulah-hoeve, Stichting: leefgemeenschap voor mensen die, in de praktijk
van hun leven, zoeken naar de realiteit van het leven met God. Begonnen in Den
Haag door het echtpaar Kloppenburg, sinds 1973 aan de Onderduikersweg bij
Steenwijk. Het gebouw werd in 1980 geheel vernieuwd en verschaft onderdak aan
80 vaste bewoners.
Bult, De (1): landhuis en voormalig landgoed (342 ha) gelegen tussen het
landgoed de Woldberg en de Steenwijker Aa. Behoorde oorspronkelijk tot het
landgoed de Eese; sinds 1782 eigendom van David Thomassen à Thuessink, die het
gebied ontgonnen heeft en in 1798 Huize De Bult liet bouwen. Het landgoed werd
in 1908 in 113 percelen verkocht. Het landhuis aan de Bultweg 7, het park en de
tuinmuur zijn rijksmonumenten. De naam duidt op de vrijgekomen grond na het
graven van de vijver. Zie ook: Koepel, Kom. (2): de hiernaar genoemde
buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 3 km ten noorden van Steenwijk, met
ongeveer 250 inwoners. Bosrijk gebied met de vakantieparken De Bult en De Kom,
het Buitengoed Fredeshiem en het hotel, conferentieoord en woonpark De Eese. In
1832 was De Bult de kadastrale aanduiding van sectie E van de toenmalige
gemeente Steenwijkerwold. De Bultweg werd in 1871 verhard. (3): oudste ANWB-
bondskampeerterrein van Steenwijk en omgeving, in 1925 begonnen door Herman
Schurer.
bunder:
oude vlaktemaat gelijk aan anderhalve morgen; na 1820 verouderde benaming van
de hectare. Zie ook: Steenwijker Maat.
Bunzinge; zie: Groenestege.
burgemeester: sinds 1825
wettelijk burgerlijk hoofd en vertegenwoordiger van een gemeente (zie daar). Daarvóór
was het één van de leden van het dagelijks bestuur (i.c. magistraat).
Burgemeesters van Steenwijk: J. Zomer (1825-1839), R.B. Visser (1839-1840), J.
Cornelissen (1840-1844), A.J. Scriverius (1844-1852), J. Meesters (1852-1867),
D. Wicherlink (1868-1873), J.R. Meesters (1873-1887), T.M. Wentholt (1888-1891),
C.J. Lewe van Aduard (1891-1899), J. Meesters (1899-1904), W. baron Bentick tot
Schoonheten (1904-1909), M. Wijt (1910-1915), A.H. Goeman Borgesius (1915-1942),
R.A. Hagemeyer (1942), F.M. van Panthaleon baron van Eck (1942), J.P. de Lang
(1942-1945), A.H. Goeman Borgesius (1945-1948), J. Voetelink (1948-1961),
A.G.A. Dingemans Wierts (1961-1968), P.J. Molendijk (1968-1978), J.J. Hoeksema
(1978-1995), H.W. Schippers (1995-2000) en H.H. Apotheker (sinds 2000 tijdelijk,
sinds 2001 van Steenwijkerland). Burgemeesters van Steenwijkerwold: C.J. Fabius
(1825-1837), A.J. Scriverius (1837-1844 en 1851-1853), H.P.M.C. van Ingen
(1854-1864), A.F. Stroink (1864-1900), G.W. Stroink (1900-1939), F.M. van
Panthaleon baron van Eck (1939-1944), H.O.K. Reinsberg (1944), A. Klijnsma
(1944-1945), F.M. van Panthaleon baron van Eck (1945-1962) en L.G. Boldingh
(1963-1973). Allen zijn ook afzonderlijk in dit lexicon vermeld.
Burgemeestersbank: gemetselde
bank op het Prinsen Bolwerk, in 1940 door de bevolking geschonken aan
burgemeester A.H. Goeman Borgesius bij zijn 25-jarig ambtsjubileum. Het is een
gemeentelijk monument.
Burgemeester Voetelinkschool: speciale school voor basisonderwijs aan de Verlaatseweg, in gebruik
genomen in 1960.
burger (ook: poorter):
oorspronkelijk bewoner van een burcht, later van een stad.
burgerlijke stand: sinds
1811 door de gemeente beheerd informatiebestand waarin van alle ingezetenen de
gegevens over geboorte, huwelijksaangifte, huwelijk, scheiding en overlijden
worden bijgehouden. Zie ook: bevolking en hoofdstuk 8.
Business Club Steenwijkerland: in 2001 voortgekomen uit onder meer de ICV (Industriële en
Commerciële Vereniging Steenwijk).
buslijnen. Sinds 1922 waren
er drie particuliere lijnen vanuit Steenwijk: Meppel (via Giethoorn en
Wanneperveen), Oldemarkt en Wolvega (via Oldemarkt). Deze diensten werden later
overgenomen door de autobusonderneming Vervoersmaatschappij De Noordwesthoek
(NWH) die in 1934 werd opgericht en in Zwartsluis gevestigd was. Thans (2009) zijn
er vanaf het busstation in Steenwijk uurdiensten op: Oosterwolde (lijn 17), Zwolle
via Meppel (lijn 40), Zwolle via Zwartsluis (lijn 70), Emmeloord via Blokzijl
(lijn 75), Emmeloord via Ossenzijl (lijn 76) en Borger via Beilen (lijn 235).
Busscher, Hendrikus Johannes (Steenwijk 22 juni 1849 – Steenwijk 30
oktober 1911) was logementhouder van herberg De Gouden Engel tot hij in 1910
het bedrijf verkocht aan L.N.E. Osse.
buurtschappen (ook:
buurschappen): woonkernen buiten de stad, kleiner dan de dorpen (zie daar). De
tegenwoordige buurtschappen zijn: Baars, Basse, De Bult, De Pol, Eese, Marijenkampen,
Muggenbeet, Nederland, Onna, Thij en Witte Paarden. Vroegere buurtschappen,
meestal opgegaan in andere: Achterbuurt (overgegaan in: Witte Paarden), Berg,
Brauweringen, Gerritshoek, ’t Goor, Groenesteeg, Kikkerij, Kwikkelo, Lakeweg,
Molenhoek, Oosterhoek, Ooster Lage Egge, Ronde Blesse, Steenwijkerdiep, Ten
Broeke, Uvinge, Vels, Verlaat, Voshoek, Wester Lage Egge en Wolterholten. Zie
ook: wijken.
buurtverenigingen:
vereniging van bewoners van stadswijken, dorpen en buurtschappen, voor de
behartiging van gezamenlijke belangen zoals veiligheid, leefbaarheid en ontspanning.
Steenwijk kent zes buurtverenigingen, het buitengebied dertien.
Buze, De:
jongerencentrum voor Steenwijkerland, Podium voor Pop en Cultuur aan de
Oostwijkstraat 1 in Steenwijk. Gevestigd in een gedeelte van de voormalige
School C.
cabaret. Voor een
beknopt overzicht van cabaret wordt verwezen naar SW p171-173.
Camaden: oude naam van
de Koematen; zie daar.
camener (of: cameraar); zie: kameraar.
Camerlingh, Johannes (Westerbork 21 december 1692 – Steenwijkerwold 29
december 1757), predikant. Was van 1723 tot zijn dood hervormd predikant te
Steenwijkerwold. Ref.: HM 1994 n1 p7-10.
Camper, Petrus (Leiden
11 mei 1722 – Den Haag 17 april 1789), filosoof, medicus, hoogleraar. Was
hoogleraar te Franeker, Amsterdam en Groningen en enige jaren voorzitter van de
Raad van State. Bracht op 11 augustus 1781, vanuit zijn woonplaats Leeuwarden,
een bezoek aan het hunebed op de Eese en maakte er een schets van.
Capelle: een voormalig
middeleeuws kapelletje aan de oude heirweg ten westen van de stad. In 1574 is
sprake van een windmolen aangeduid als “bij het Capelle” en in 1565 als “bij het
Wold”. De molen, aangegeven op de kaart (1560) van Jacob van Deventer, stond
bij de grens tussen Steenwijk en Steenwijkerwold. Te zien aan de molensloot,
was het een houtzaagmolen. Het is niet bekend of het kapelletje hier gestaan
heeft, of waar nu de Dolderbrug is.
Capelleschool: naam van
de voormalige Landbouwhuishoudschool (1931-1990) aan de Tukseweg in Steenwijk.
De school fuseerde in 1990 met de Lagere Technische School tot De Wissel.
Capellesloot; zie:
Kapelsloot.
cartografie; zie:
stadsplattegronden.
cartularium: boek waarin
afschriften van oorkonden en akten worden verzameld. Het cartularium van het
kapittel van de Sint Clemenskerk werd in 1501 samengesteld door de toenmalige
deken van het kapittel, Herman ten Broecke. Het werd getranscribeerd en
gepubliceerd in 1920 door B.M. de Jonge van Ellemeet. Het bevat belangrijke
informatie over de geschiedenis van Noordwest-Overijssel en Zuidwest-Drenthe
over de periode 1139-1576. Ref.: HM 2011 n2 p96.
Casa Nostra: villa aan
de J.H. Tromp Meestersstraat 4, gebouwd in 1908 naar ontwerp van de Apeldoornse
architect A. van Driesum.
Cebeco: voormalige landbouwtechnische
handelsonderneming, in 1939 voortgekomen uit de Landbouwbank, sinds 1947 aan de
Eesveenseweg 17 te Steenwijk. In 1965 als hoofdkantoor van het Centraal Bureau te
Rotterdam. Leverde als Cebeco Agritech landbouwwerktuigen en machines in het
hele land. Na 1994 is het bedrijf in Steenwijk in onderdelen overgegaan in
Vormec BV, importeur van mechanisatie voor landbouw, tuinbouw en openbaar
groen, en Agrifac BV, fabrikant van sproeiers en rooimachines voor de landbouw.
celtic fields (ook:
raatakkers): prehistorische akkertjes van ongeveer 40 bij 40 m, waarvan de
omtrekken aan de oppervlakte nog herkenbaar zijn als lage walletjes of op
luchtfoto’s zichtbaar zijn als verkleuringen. De naam is misleidend, omdat er
geen aantoonbaar verband is met de Keltische cultuur. Celtic fields zijn
aangetroffen ten noordoosten van Willemsoord en ten noordwesten van Eesveen op
het landgoed Eese. Ze dateren van de 12e eeuw v.C. tot in de vroege
middeleeuwen. Ref.: HM 2009 n4 p33-40.
Cewesto: sinds eind
jaren zestig een centrum voor sociale werkvoorziening in Noordwest-Overijssel,
in 2000 overgegaan in NoordWestGroep N.V.; zie daar.
Christelijke Scholengemeenschap; zie: Eekeringe.
Christelijke School: sinds 1846 in Steenwijk en sinds 1922 in
Kerkbuurt. Die in Steenwijk was, samen met de joodse school, aan de
Gasthuisstraat. Deze ging over naar de in 1904 gebouwde Gereformeerde School
aan de Oostwijkstraat, die in 1958 werd vergroot en in 1983 werd gemoderniseerd
en uitgebreid met een kleuterschool, Het Kompas. De school in Kerkbuurt, de
School met den Bijbel (1922), schuin tegenover de kerk, werd in 1972 afgebroken
en vervangen door een nieuwe aan de Ten Holtheweg, de Immanuëlschool. Ref.: HM
1997 n4 p86-99.
Christelijk Gereformeerde Kerk: kerkgenootschap, opgericht in 1893, met een uit 1896 daterend
kerkgebouw (Eben-Haëzer) aan de Oostwijkstraat 106 te Steenwijk. Ref.: Honderd
jaar Christelijk Gereformeerde Kerk Steenwijk (1993).
Christelijk Militair Tehuis: van 1938-1984 gevestigd in villa Hoogwolde aan
de Meppelerweg 61. Ref.: SHD p21-24.
cijns
(of: tijns): regionale benaming voor erfpacht of (vaste) grondrente.
City;
zie: bioscoop.
Claus, Prins: bezocht Steenwijk, met zijn echtgenote Prinses (sinds 1980: Koningin)
Beatrix, op 11 september 1971 kort na de opening van De Meenthe en op 18 mei
1981 voor de officiële ingebruikname van de toen pas gerestaureerde Grote Kerk.
CLC;
zie: Landbouwbank.
Clemens (officieel: Clemens Romanus of Clemens I; Rome 1e eeuw n.C.
– 102 n.C.), bisschop, paus, beschermheilige (schutspatroon) van Steenwijk.
Vierde paus van Rome (88 tot 97 n.C.), van wie weinig bekend is, behalve een
boeiende legende. Sint Clemens wordt op 23 november herdacht. In de kunst wordt
hij uitgebeeld als paus, met anker, boekrol, palmtak of een uit zee oprijzend
tempeltje, soms ook met een bron en een lam. Zijn beeltenis vormt een
essentieel onderdeel van het (stads- en gemeente-) wapen van Steenwijk. De
Grote Kerk en de R.K. Sint Clemenskerk van Steenwijk en de kerk van Havelte
zijn aan Sint Clemens gewijd. Zie ook: Willibrord(us). Ref.: HM 2001 n2 p48-49.
Clingenborgh: stadswijk ten zuidoosten van het centrum van Steenwijk, ingericht in
de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Genoemd naar Tijde Clinge,
schout van Steenwijk, die hier in de 15e eeuw een boerderij had.
CLM;
zie: Landbouwbank.
Coevorden: voormalige oude heerlijkheid in het zuidoosten van Drenthe. Evenals
Steenwijk, ontstaan op een strategische plaats aan één van de weinige
toegangswegen naar het noorden. Beide steden liggen ook aan de oude heirweg van
Stavoren naar Osnabrück. Het kerspel Coevorden werd gesticht in 1341. De naam,
voor het eerst genoemd in 1178, duidt op een doorwaadbare plaats voor
koeientransporten. Van het 11e eeuwse kasteel, het enige in Drenthe,
resteert slechts een onderkelderde vleugel van het in 1967 gebouwde stadhuis.
Coldencoeten: oude schrijfwijze (1379) van Kallenkote; zie daar.
collegiale kerk; zie: kapittelkerk.
communicatie; zie: Gemeentegids, nieuwsmedia, omroep, post, radio, telefoon.
Comrie, Alexander (Perth, Schotland 16 december 1706 – Gouda 19
december 1774) was een predikant op wie in 1752 een vergeefs beroep werd
uitgebracht door de Nederlands Hervormde Gemeente van Steenwijk. Ref.: HM2001
n1 p5-9.
Comte, Adolf le (Rijswijk 30 augustus 1850 – Den Haag 30 januari 1921), schilder.
Woonde en werkte in Delft als schilder en aquarellist van landschappen,
portretten en figuurstukken en als leraar aan de Polytechnische School. Maker
(1899) van het negendelig glas-in-loodraam in de trappenhal van Rams Woerthe.
Ref.: HM 2008 n1 p9-16, SO p68-69.
Coninge; zie: Preistinge.
contrescarp: buitenoever van een vestinggracht. Aan de zuidoostzijde van de
Steenwijker stadsgracht is deze plaatselijk onderbroken door een zogeheten
bedekte weg; zie daar.
Coöperatieve Landbouwbank; zie: Landbouwbank.
Copijn, Hendrik (roepnaam: Henri; Groenekan 3 maart 1842 – Utrecht 23 december 1923),
tuinarchitect. Ontwerper van fraaie tuinen zoals die rondom het kasteel De Haar
bij Haarzuilens (1895) en het Rengerspark in Leeuwarden (1905). In opdracht van
Jan Hendrik Tromp Meesters ontwierp hij, in Engelse landschapsstijl, het Park
Rams Woerthe, dat in 1899 gereed kwam.
Copinga-Scholten, Ekkina (roepnaam: Kiny; Valthermond gem. Odoorn 30
augustus 1943), beeldhouwster. Woonde en werkte in Basse, Emmen en Valthermond.
Maakt figuratieve kunst, meest gedeformeerde bronzen menselijke figuren en
dieren, gekenmerkt door hun tijdloze karakter. Zie ook: gemeentelijke
erepenning; Lute en Endrik. Ref.: BN; SW p147. Zie ook hoofdstuk 14.
Coquel, Antonio: vestingcommandant bij de Spaanse bezetting van Steenwijk in 1591-1592.
Cordes, Carel Frederik (zoon van de volgende; Steenwijk 11 februari 1851
– Den Bosch 21 oktober 1927), fotograaf en kunstschilder van stadsgezichten en
gebouwen. Was getrouwd met de organiste M.E. Bastiaans. Ref.: NBK.
Cordes, Hendrik (broer van Willem Cordes; Meppel 20 februari 1824 – Steenwijk 23 juli
1902), fotograaf, uitgever van ansichtkaarten. Was aanvankelijk horloge- en
klokkenmaker, sinds 1860 stadsklokkenist in Steenwijk. Vanaf 1865 was hij
actief als portret- en landschapsfotograaf, in 1879 opgevolgd door B. Hogewind.
De ansichtkaarten met zijn naam behoren tot de oudste van Steenwijk en omgeving.
Ref.: HM 1989 n3 p72-83.
Cordes, Willem (broer van Hendrik Cordes; Meppel 10 maart 1814 – Amsterdam 9 mei
1875), schilder. Naast zijn beroep als huisschilder in Amsterdam, schilderde en
exposeerde hij daar sinds 1836 met landschappen en stadsgezichten. In Rams
Woerthe bevindt zich van hem: Gezicht op de Oosterpoort met molen
(ca. 1841). Ref.: NBK, SO p54.
Cornelissen, Jacob (Steenwijk 2 september 1808 – Meppel 14 januari
1875), jurist. Was van 1840-1844 burgemeester van Steenwijk en van 1850-1875
lid van Provinciale Staten.
Corput;
zie: Kornput.
COT
(Compagnies OefenTerrein): aanduiding van het militair oefenterrein gelegen ter
weerszijden van de grens tussen de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld.
courtine (Ned.: gordijn): het rechte gedeelte van de stadswal tussen twee
bolwerken.
Crescendo, Christelijke Muziekvereniging: opgericht in 1918; zie verder hoofdstuk 16.
Crilux;
zie: Heuga.
criminaliteit; zie: politie.
Cristoffels, Jannes: stadsomroeper van Steenwijk (1750 tot 1765).
Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Croevinge (1): voormalige aanzienlijke erve onder Steenwijkerwold, omgeven door
een gracht. Ook Slothof genoemd; zie daar. (2): in 1981 tot stand gekomen
scholengemeenschap te Gelderingen, met het internaat Mariënwold. In 1989
verhuisde deze naar Wolvega. De Rooms-Katholieke MAVO fuseerde met de
Christelijke MAVO in Steenwijk tot de CSG Eekeringe aan de Oostwijkstraat.
Croix, Guillaume Frédéric la (Amsterdam 16 mei 1877 – Oudenrijn 21 juli 1923),
architect. Bekend Nederlands architect van de Amsterdamse School. Voor de in
1919 in Steenwijk opgerichte ESKAF ontwierp hij de fabriek en kantoorruimte, nu
deel van het bedrijf Kornelis Caps and Closures.
Cronenborg, Jacob (Steenwijk ca. 1590 – Sneek 1638), hervormd predikant.
Ref.: HM 2002 n3 p82-84.
Cronenburg: Steenwijker familie van kosters (17e eeuw). Ref.: HM 1998
n3 p83.
Crume Kolk; zie: Kromme Kolk.
CSG;
zie: Eekeringe.
Cuba-wal: aardenwal, op 24 oktober 1962 opgeworpen rondom het toenmalige
gemeentehuis van Steenwijk (villa Rams Woerthe) op last van burgemeester A.G.A.
Dingemans Wierts. De wal, die bedoeld was als voorzorg tegen de gevolgen van
een atoomaanval, veel ophef veroorzaakte en de landelijke pers haalde, werd na
vertrek van de burgemeester in 1968 opgeruimd.
Culp, Herman (schoonzoon van Wolf Stokvis; Lemmer gem. Lemsterland 12 juli 1874 –
Steenwijk 15 juni 1926), handelaar. Had een sigarenwinkel in de Oosterstraat,
woonde later in de Weemstraat en was uitgever van ansichtkaarten. Was oprichter
en eerste voorzitter van de Oranjevereniging. Zijn graf bevindt zich op de
Joodse Begraafplaats in Steenwijk.
Culp, Martha (dochter van vorige; Steenwijk 30 april 1907 – Auschwitz 31 oktober
1944), muzieklerares. Muzikaal talent, speelde piano en accordeon en gaf piano-
en dansles. Was sinds 1938 werkzaam bij het Apeldoornse Bosch, internaat voor joodse
zwakzinnige en moeilijk opvoedbare kinderen te Apeldoorn. Ref.: POR p207.
cultuur. Voor een historisch overzicht van de creatieve, artistieke en
culturele uitingen in Steenwijk en omgeving wordt verwezen naar: J.K. Janssen. Verbeelding
en creatie in Stad en Wold; een eeuw kunst en cultuur uit eigen keuken,
in: SW p129-183. Zie verder de hoofdstukken 14 t/m 16.
Cunrau:
landontginningmaatschappij van U.D. Reinders te Hoogezand, sinds 1908 eigenaar
van de Steenwijker Laagveenontginning.
Curtenius, Engelbertus (Harderwijk 21 oktober 1631
– Steenwijk 24 oktober 1702), predikant van de Hervormde Gemeente, sinds 1657
in Huissen, sinds 1674 in Kuinre en van 1676 tot aan zijn dood in Steenwijk.
dagelijks leven. Een aantal auteurs heeft geschreven over alledaagse dingen in het
Steenwijk van vroeger: R. Pit (1913-2005), W. Scheenstra (1918-1998), H. Smit
(1893-1985), J. ter Steege (1936-2006), T.R. Stegeman (1916-2006) en D.A.
Vorster (1880-1953); zie daar. Zie ook: vrouwen vroeger.
dagmaat: oude vlaktemaat, zoveel hooiland als één man per dag kon maaien,
ongeveer 0.4 ha.
Dal, Het; zie: Tranendal.
Dalen, Gerrit Jan van (Brummen 15 november 1879 – Steenwijk 26 november
1947), was van 1920-1948 notaris te Steenwijk.
Dalen, Hendrik van (Steenwijk 11 juni 1809 – Steenwijk 18 februari
1862), touwslager. Oprichter van een Steenwijker bedrijf dat vijf generaties
lang touw gemaakt heeft. Begon in 1836 een touwslagerij met lijnbaan aan de
Molenwal. Deze werd in 1868 verplaatst naar de overkant van de westzijde van de
Looijersgracht. In 1966 betrok men een nieuwe touwslagerij aan de Produktieweg.
Deze werd in 1985 opgeheven. Ref.: SW p435-438.
Dalfsen, Hendrikus van (Genemuiden 1 januari 1848 – Apeldoorn 28
februari 1928), onderwijzer. Was van 1872 tot 1914 hoofd van de openbare lagere
school in Steenwijk, de Walschool, later School B genoemd. Hij bestudeerde de
regionale geschiedenis en schreef onder meer: De bevrijding van Steenwijk
door Prins Maurits (1892), Steenwijk
in de omwentelingsdagen van 1813 en
`14 (1923) en De stormvloed in 1825 (1925; herdruk 1997). Ref.: HM
2012 n1 p34-38; SW p56.
Dam, Gosse (Buitenpost 7 juli 1950), beeldhouwer. Sinds 1979 werkzaam in Kollum
als maker van beelden met grote aandacht voor compositie en monumentaliteit.
Maakte in 2005 een bronsplastiek van Lammegien de Klokkenluudster op het
Vrijthof te Steenwijk.
Damhuis, Lambertus Johannes (roepnaam: Bertus; Thij 16 januari 1920 –
Steenwijk 8 maart 2003), elektricien. Schreef over verschillende aspecten van
de lokale geschiedenis, waaronder het boek Kerkgeschiedenis van
Steenwijkerwold (1989).
Dannenbergh: welgestelde Steenwijker familie (18e eeuw). Egbertus
Dannenbergh was van 1722-1748 schout van Steenwijk, Steenwijkerwold en
Scherwolde. Hij liet een voor die tijd kolossaal vermogen na. Ref.: HM 1998
n3-4.
Darp
(vroeger ook: Derp): oudste bewoningskern van het latere Havelte, aan de (oude)
Ruiterweg, de voormalige heirweg tussen Steenwijk en Ruinen, 7 km ten oosten
van Steenwijk. De naam betekent ‘dorp’. De nederzetting werd door het
oorlogsgeweld in 1945 vrijwel geheel verwoest en na de 2e WO een km
westelijker herbouwd. Zie ook: vliegveld.
Dedden, Koop Harms (Steenwijkerwold 15 mei 1753 – Steenwijkerwold 4
juni 1846), bestuurder. Was van 1811-1813 maire van Steenwijkerwold. Werd in
1819 vermeld als eigenaar van gronden behorende tot de erven Polmans,
Ennekinge, Basse, Steunebringe en Het Goor.
Dekker, Arp Roelofs (Oldemarkt ca. 1800 –
Leeuwarden 25 maart 1868) was sinds 1820 onderwijzer aan de 3e
school en sinds 1823 aan de 2e school in Steenwijk.
Delbrugge, Carel Jan (Lengerich, Duitsland 1728 – Steenwijk 8 juni
1814). Was van 1750 tot 1800 schoolmeester, opgevolgd door Laurens de Leeuw; sinds
1752 stadsorganist in Steenwijk.
Dennekamp, Jan Berends: stadsomroeper van Steenwijk van 1715 tot zijn
dood in 1737. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Dennenallee (oorspronkelijk: Dwarsallee): verbindingsweg tussen Meppelerweg en
Steenakkers, 2 km ten oosten van de stad. In 1864 werden de dennen gekapt en
beuken geplant. Ref.: SN p21.
Depa:
voormalige margarinefabriek in 1927 door D.H. Pasman gevestigd in het
toenmalige gebouw van de ESKAF, in 1930 door brand verwoest.
Derdensvaart: voormalige sloot tussen de Wetering en de Woldlakeweg, 8 km westelijk
van Steenwijk, opgegaan in de polder Wetering Oost.
Derks, Pieter Alberts (Ruinerwold 18 juli 1833 – Meppel 15 december
1898), landbouwer, burgemeester. IJverde, als burgemeester van Nijeveen en
Havelte, voor verbetering van onderwijs, wegenaanleg en waterhuishouding.
Schreef onder meer: De waterkwestie in ’t westen van Drenthe en ’t
noorden van Overijssel (1893). Ref.: DB2.
Derp;
zie: Darp.
Deutelius, Henricus Everardi (Enkhuizen 1605 – Steenwijk 29 augustus 1659),
predikant. Was predikant van de Hervormde Gemeente te Blokzijl (1632-1650) en Steenwijk
(1650-1659). Ref.: HM 1998 n1 p4-10.
Deventer, Jacob van (Kampen ca. 1501 – Keulen 1575), cartograaf.
Kreeg grote bekendheid door zijn stedenatlas, ruim 250 plattegronden van
Nederlandse steden. Die van Steenwijk dateert van 1557 en is daarmee de oudste
van onze stad en directe omgeving. Ref.: HM 1986 n1 p11-19; SO p16-17. Zie ook
hoofdstuk 7.
dialect; zie: Steenwijker dialect.
dichters. De meest bekende
dichter die in de omgeving van Steenwijk gewerkt heeft is J.C. Bloem
(1887-1966). Verder kunnen genoemd worden: Clara Eggink (1906-1991), L.R.
Ellens (1808-1868), J.F. van Harten (1945-2007), R.H. van den Hoofdakker
(Rutger Kopland; 1934), C. van der Linden (1909-2002), J.F.B. van der Scheer (
1907-2000) en H.J. Trommel (1905-1981). Een aantal Steenwijker dichters heeft werk
in het Steenwijker dialect nagelaten: H. van Dalfsen (1848-1928), A.W. Kamp
(1879-1945), D. Pit (1913-1992), P.J. Plat (1900-1964) en A. Smit (1848-1935);
zie daar. Zie ook: H.Tollens.
Dick, Wicher; zie: W.P. van ’t Hogeveen.
Dickninge; zie:
Dikninge.
Dicky Woodstock Festival:
jaarlijks popfestival, gehouden in het eerste weekend van augustus in de
buurtschap Baars, even ten noorden van Steenwijk. Genoemd naar de daar
woonachtige Dick Woets, die destijds het festival opende. Later werd het
evenement verplaatst naar andere locaties. Tijdens een hevig onweer op 4 aug.
2012 bezweek de tent en raakten dertien bezoekers gewond. De organisatie was
vele jaren in handen van Henk Kranendonk van café De Karre in Tuk.
Diemont, Gerard Marius Adolf (Zaltbommel 15 juni 1895 – Den Haag 17 december 1965), uitgever. Was
van 1932-1960 directeur van Drukkerij Hovens Gréve.
dienstverlening; zie
hoofdstuk 17.
Diep (1): Steenwijkerdiep;
zie daar. (2): voormalige vaargeul van de haven van Blokzijl naar zee. Het op
diepte houden ervan was een voortdurend probleem en de havenhoofden moesten
steeds verder naar zee worden verlengd. Na het droogvallen van de
Noordoostpolder in 1942 zijn de havenhoofden opgeruimd en is de vuurtoren uit
1903 gesloopt.
Diepdijk: kanaaldijk ter weerszijden van het Steenwijkerdiep, met name de dijk
op de zuidelijke oever, waarop vroeger een lijn- of jaagpad liep. Met tegenwind
viel er op het Diep niet te zeilen en moest men het schip vanaf het lijnpad
voorttrekken.
Dieptol: van 1636 tot 1930 door de stad Steenwijk geheven tol op de schepen
die Eind van ’t Diep passeerden.
Diever
(vroeger ook: Dever, Devere, Deveren of Dieveren): zeer oud esdorp, sinds 1998
in de gemeente Westerveld, met ruim 2.000 inwoners. Het was de oude hoofdplaats
van het Dieverder dingspel (Zuidwest-Drenthe) aan de oude weg van Steenwijk
naar Groningen, 16 km oostnoordoostelijk van Steenwijk. Het kerspel Diever is
gesticht in 1258 door het kapittel van Oldenzaal. De naam van de buurtschap
Oldendiever veronderstelt een nog oudere nederzetting.
Dijk, Albert van (roepnaam: Alle; Steenwijk 18 juni 1915 – Neerpelt, België 28 april
1984; begr. Steenwijk NL), industrieel. Nazaat uit een oud geslacht van koperslagers
in de Woldstraat. Ontwikkelde sinds 1957 zijn loodgieterbedrijf tot een
productiecentrum van kunststofleidingsystemen dat, onder de naam DYKA, het
grootste bedrijf in Steenwijk is. Ref.: SW p414.
Dijk, De; zie: Wapserveen.
dijkrecht. Bisschop Jan van Arkel verleende in 1363 aan Vollenhove een dijkrecht,
waarmee een belangrijke basis werd gelegd voor het waterbeheer in
Noordwest-Overijssel.
Dijksloot; zie: Eesveense Wetering.
Dijkstra, Luitsen (Gorredijk 31 juli 1798 – Steenwijk 26 november
1871), predikant. Was van 1842 tot zijn dood predikant van de Christelijke
(Afgescheiden – na 1864 - Gereformeerde) Kerk te Steenwijk. Ref.: HM 2004 n1.
Dikkerboom, Dirk (Heerenveen 1777 – Schoterland 3 januari 1828), zilversmid. Was van
1805 tot 1818 zilversmid in de Gasthuisstraat in Steenwijk. Het gezin woonde
daarna korte tijd in de kolonie Frederiksoord. Ref.: HM 1992 n4 p3.
Dikninge (ook: Dickninge): landgoed en landhuis uit 1795 aan de Reest, ten
zuidwesten van De Wijk. Van 1325-1602 stond hier een benedictijner
dubbelklooster (later nonnenklooster) dat daarvóór vanuit Ruinen hierheen
verplaatst was. Ref.: M. Arts. Het dubbelklooster Dikninge (1945).
Dingemans Wierts, Albert Gerardus Alexander (Amsterdam 30 juli 1926 – Amsterdam 17 februari
1998), burgemeester. Begon als burgemeester van Woudrichem (1954-1961),
destijds de jongste in ons land. Was daarna burgemeester van Steenwijk
(1961-1968), waar zijn spontane werkwijze regelmatig tot commotie en tumult
heeft geleid. Hierna trok hij zich terug in het bedrijfsleven. Zie ook:
Cuba-wal.
dingspel: rechtsgebied in het vroegere graafschap Drenthe, vergelijkbaar met
wat in Overijssel een drostambt heette. Tot 1798 was Drenthe ingedeeld in zes
dingspelen: Beiler-, Dieverder- en Rolder dingspel, Noorden- en Zuidenveld en
Oostermoer.
Dirkjesloot: een bijna 1.5 km lange sloot die ten zuiden van Zuidveen door de
Langeslootslanden naar de Dwarssloot loopt.
Dirks, Jacob (Leeuwarden 19 juni 1811 – Leeuwarden 25 november 1892), jurist.
Stuwende kracht bij de oprichting van het Fries Museum en schrijver op het
gebied van de munt- en penningkunde. Schreef onder meer: De vondsten van
Onna en Feins (1886). Ref.: EF.
dochterkerk: kerk die gesticht is vanuit een hoofd- of moederkerk. De Grote- of
Sint Clemenskerk te Steenwijk is moederkerk van de volgende kerken: Holenpathe
(Oldeholtpade, 1204), Vollenhove (1207), Tye (Steenwijkerwold, 1285), Hesselte
(Havelte, 1310), Paasloo (1336) en Hesselterveen (Kolderveen, 1362). Vanuit
Oldeholtpade werden diverse kerken gesticht in Weststellingwerf, onder meer in Wolvega (1218) en Blesdijke
(1328). Vanuit Vollenhove werden kerken gesticht in Baarlo, Wanneperveen
(1350), Beulake en Blokzijl (1594). Vanuit Wanneperveen werd een kerk gesticht
in Zwartsluis. Vanuit Havelte werd een kerk gesticht in Nijeveen (1477), vanuit
Paasloo een in Oldemarkt (1489) en vanuit Kolderveen die in Meppel (1422).
Hoewel niet te verifiëren, schat men het totale aantal dochterkerken op dertig.
Ref.: HM 2012 n1 p2-9.
Doelenstraat: kort winkelstraatje in Steenwijk, genoemd naar de voormalige
oefenplaats van de schutterij; zie daar. Ref.: HM 2008 n2 p38-68.
Doeven, Johan (Steenwijk 30 april 1953), autorijschoolhouder. Sinds 2004 bestuurslid
van de HVS. Schrijft artikelen over de recente geschiedenis van Steenwijk, in
het bijzonder over de winkeliers van weleer.
Dokkum. Steven Klaas van (roepnaam: Stephan; Luttelgeest 17 maart 1959),
organist, dirigent, leraar. Is sinds 1983 dirigent van het Kerkkoor Steenwijk,
sinds 1987 hoofdorganist en daarnaast muziekleraar aan de
Rijksscholengemeenschap in Steenwijk. Zie ook hoofdstuk 15.
Dolder, De (1): voormalig uitgeveend, drassig gebied met poelen langs de noordkant
van de Kapelsloot, in 1919 bestemd als industrieterrein. (2): voormalige
machinefabriek aan de westzijde van de Tukseweg, over de Dolderbrug. Gebouwd in
1919-1920 naar ontwerp van B. Rouwkema.
Dolderbrug: brug over het Dolderkanaal, als verbinding in de Tukseweg tussen
Steenwijk en Tuk. Aanvankelijk een gewapend betonnen hefbrug, in 1931 gebouwd
ter vervanging van de gemetselde vaste Kapelbrug. De doorvaarthoogte bedroeg
1.75 m, in geheven stand 5.80 m. De brug bleef, vooral bij warm zomerweer,
dikwijls steken zodat zeer ver moest worden omgereden. In 2010 werd de brug vervangen
door een bredere vaste brug. Ref.: SW p238, p520.
Dolderkanaal: scheepvaart- en afwateringskanaal dat het Steenwijkerdiep verbindt
met de voormalige Spoorhaven. Het ruim 800 m lange kanaal werd in 1930 gegraven
ter verbreding en verdieping van de oude Kapelsloot. Toen de Steenwijker Aa in
1954 werd gekanaliseerd, werd deze door het Verbindingskanaal met het
Dolderkanaal verbonden. Ref.: WN p32. Zie ook: Wiede Gat.
Don Bosco, Katholieke Basisschool; zie: Rooms Katholieke School.
doodweg (ook: lijkweg of dodenweg): weg die van een bewoonde omgeving naar een
kerkhof of begraafplaats voert. De Onnase Doodweg is van oorsprong een
middeleeuwse doodweg. Zie ook: kerkweg.
Doopsgezinde Gemeente: kerkgenootschap met kerk (Vermaning) aan de
Onnastraat 10 te Steenwijk. Doopsgezinde veenarbeiders die zich in Zuidveen
hadden gevestigd, stichtten daar in 1630 een eigen kerkgebouw (Immanuel). Dit
werd in 1848 afgebroken en in Steenwijk weer opgebouwd met inbegrip van orgel,
preekstoel en meubilair. De eerste steen werd gelegd door de doopsgezinde
predikant C. Hovens Gréve. Hij werd opgevolgd door A.J. Bijl. De kerk werd in
1981 grondig gerestaureerd. Zie ook: Fredeshiem.
Doorne, Bernardus Johannes van (Rotterdam 26 juli 1927) was sinds 1952 werkzaam
als adjunct-directeur bij Drukkerij Hovens Gréve BV en van 1967-1988 als
directeur van dit van oudsher bekende Steenwijker bedrijf. Zie ook hoofdstuk
17.4.
Doorninck, Jan Izaak van (Deventer 27 maart 1840 – Zwolle 16 november
1889), jurist, archivaris. Was tot 1866 advocaat en procureur te Deventer,
daarna archivaris van Overijssel te Zwolle. Samensteller van
archiefinventarissen en schrijver van diverse bijdragen tot de geschiedenis van
Overijssel, waaronder: Steenwijksche privilegiën (1875) en Mededeeling
over de St. Clemenskerk te Steenwijk (1881).
dorpen:
de grotere woonkernen buiten de stad: Eesveen, Kallenkote, Paasloo,
Scheerwolde, Steenwijkerwold, Tuk, Wetering, Willemsoord en Zuidveen. De
voormalige dorpen Gelderingen en Kerkbuurt zijn in 1972 samengevoegd tot
Steenwijkerwold. Zie ook: buurtschappen.
dorpsbelangen; zie: buurtverenigingen.
Dozij, Jacques (ged. Steenwijk 20 maart 1757 – Steenwijk 7
december 1818), predikant. Was van 1786 tot 1788 predikant in Den Burg, tot
1790 in West Terschelling, tot 1793 in Nes (West Dongeradeel), tot 1797 in
Zunderdorp en daarna in Hoogkarspel. Eigeneer van verscheidene stukken bouwland
op de Steenwijker Kamp.
draaischut; zie: verlaat.
Draaisma, Jacob (Deventer 21 januari 1856 – Zuid-Beijerland 28 juli 1915) was van 1893
tot 1900 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Drenthe: Nederlandse provincie die over een lengte van 18 km grenst aan de
voormalige gemeente Steenwijk en er sinds mensenheugenis nauwe banden mee
heeft. Gelegen op de zuidwestelijke uitlopers van het Drents Plateau, heeft
Steenwijk veel gemeen met Drenthe waar het gaat om het geologische en
archeologische verleden. Ook sociografisch en taalkundig zijn er aanwijsbare
verwantschappen. De parochie Steenwijk behoorde, evenals Groningen, tot de
alleroudste van het middeleeuwse, zeer uitgestrekte dekenaat Drenthe, dat op
zijn beurt behoorde tot het aartsdekenaat van Sint Marie. Verder deelt
Steenwijk in de kerkgeschiedenis van Drenthe: van 1024 tot 1141 was de kerk van
Steenwijk schatplichtig aan de heren van Ruinen. De oorlogen die de bisschoppen
in 1227 (slag bij Ane) en van 1228-1232 met de Drenten voerden, waarbij
Steenwijk als bisschoppelijke uitvalsbasis fungeerde, vormen een aanwijzing
voor de strategische en militaire betekenis van het toenmalige Steenwijk. Sinds
1296 droegen verschillende Drentse dorpen valkenpacht af aan het kapittel van
de kerk van Steenwijk en vanaf 1310 werden van hieruit verschillende
dochterkerken in Drenthe gesticht.
Als stad met vanouds verbindingen met het
achterland, was Steenwijk minder van de ‘buitenwereld’ afgesloten dan de
Drentse dorpen. Naast Drentse invloeden, hebben namelijk ook de contacten met
Friesland, Duitsland, Gelderland en Holland een stempel op deze Overijsselse
stad gedrukt. Ref.: HM 2012 n1 p2-9. Zie ook: gemeentegrenzen, Vos van
Steenwijk. Zie ook hoofdstuk 4.
Drents Plateau (ook: Noord-Nederlands Plateau): fysisch-geografische benaming van het
hogere deel van Noordoost-Nederland, dat gevormd werd tijdens de voorlaatste
ijstijd, het Saalien. Deze periode, ongeveer honderd- tot tweehonderdduizend
jaar geleden en ook wel als Drents stadium van de ijstijd aangeduid, is in hoge
mate bepalend geweest voor het ontstaan van het huidige Drentse landschap. Maar
ook over de provinciegrenzen heen strekt dit landschap zich uit: het zuidoosten
van Friesland, een klein deel van Groningen (het Goorecht) en de hoge gronden
van Steenwijk en Steenwijkerwold. De bodem bestaat uit zand- en
grindafzettingen, keileem langs de zuidwestrand en het geheel onder een laag
dekzand van uiteenlopende dikte. Het plateau zelf kent weinig
hoogteverschillen; deze manifesteren zich waar beken en riviertjes het
landschap doorsnijden en vooral in de omgeving van Steenwijk. Hier is een
abrupte overgang van het hogere plateau naar het diepe oerstroomdal van de
Vecht. Zie ook hoofdstuk 2.
Driestoel: voormalige grensmarkering (1822) tussen de provincies Overijssel en
Drenthe, 6 km ten oosten van Steenwijk. De naam duidt op het uitgestoven
wortelgestel van een boom.
Driesum, Andries van (Leeuwarden 2 jan. 1868
– Nijmegen 20 juli 1925), architect. Ontwerper van diverse gebouwen en villa´s,
vooral in zijn woonplaats Apeldoorn. In Steenwijk kennen we van hem de villa
Frisia (tegenover het station), in 1909 gebouwd in chaletstijl met artnouveau-elementen.
drinkwatervoorziening. In 1907 werd begonnen de huizen in Steenwijk op
de waterleiding aan te sluiten; voor het buitengebied gebeurde dat later,
stapsgewijs. Daarvóór was men aangewezen op oppervlaktewater (uit de Aa of een
beek), regenwater (van de daken) of grondwater (uit gegraven putten). Het
putten van water uit de stadsgracht was verboden in verband met beschadiging
van de wallen. Zie ook: waterleiding, waterputten, watertoren.
Drogen, van. Over de genealogie van de familie Van Drogen, zie: J. van der Knokke. Van
Drogen in Steenwijkerwold (2001).
drost: titel van de
vertegenwoordiger van de landsheer (de bisschop van Utrecht) in zijn
rechtsgebied, het drostambt. Tot 1798 bestond Overijssel uit drie drostambten:
Vollenhove, Salland en Twente. Als bisschoppelijk ambtenaar fungeerde hij als
hoge rechter en was hij hoofd van de administratie en justitie. De titel werd
opgeheven in 1810. Zie ook: schout.
drukkers; zie:
Steenwijker boekdrukkers.
drumlin: een stuwwal
die, na zijn ontstaan, nogmaals door landijs is overschoven. De gestroomlijnde
vorm van de Woldberg verraadt dat dit een drumlin is.
Dubbele Pomp; zie:
waterputten.
Dubbele Regel: gebied
tussen twee evenwijdige rijen (‘regels’) koloniehuisjes die in 1820 ten oosten
van Willemsoord gebouwd werden. De noordelijke rij heette Hallregel (thans Kon.
Wilhelminalaan), de zuidelijke heette Pollepad (Gen. van den Boschweg).
Duitse bezetting (2e
WO): duurde voor Steenwijk van 10 mei 1940 tot 13 april 1945.
Duitse Rijk. Van
omstreeks 925-1000 was ons land deel van het Duitse Rijk, met de keizer als
hoogste gezag en andere vorsten onder hem. In 944 kreeg de bisschop van Utrecht
van de Duitse keizer Otto I het jachtrecht in het Land van Vollenhove. In de
periode 1024-1046 kreeg hij de landsheerlijkheid over het gebied waartoe het
tegenwoordige Drenthe, Groningen en Goorecht, Stellingwerf en
Noordwest-Overijssel behoren.
Duivenslaagte: veldnaam
en weg langs de oostzijde van het landgoed Eese, 4 km ten noorden van Steenwijk.
De naam herinnert aan de vroegere familie Duiven. Ref.: SN p24.
DUW (Dienst Uitvoering van
Werken; onderdeel van het toenmalige Ministerie van Wederopbouw en
Volkshuisvesting): in de jaren 1953-1954 belast met werkverschaffing bij de
ontginningswerken in Noordwest-Overijssel. Zie ook: werkvoorziening.
Duyvelsmeer: voormalig
hoogveenmeer (ca. 5 ha), 2.5 km ten noordwesten van Nijensleek; in de 17e
eeuw ontwaterd en verveend.
Dwarsallee; zie:
Dennenallee.
Dwarssloot: een bijna 4
km lange, belangrijke afwateringssloot circa 1.5 km zuidelijk van Zuidveen. De
Dwarssloot loopt van de Langesloot oostwaarts tot de hogere gronden. Deze werd
gegraven kort vóór 1629 ten behoeve van de hoogveenontginning ten zuiden van
Zuidveen en voor de ontwatering van het Onnigermeer.
DYKA BV: multinationale producent van kunststof leidingsystemen voor de woning-
en utiliteitsbouw en weg- en waterbouw. Het bedrijf, het grootste in Steenwijk,
werd in 1957 opgericht door loodgieter Albert van Dijk. DYKA heeft ongeveer 500
medewerkers in Nederland. Daarbuiten zijn er vestigingen in België, Engeland,
Tsjechië, Duitsland en Frankrijk. Zie verder hoofdstuk 17.
Dynselakker: veldnaam (1578) van een stuk land op de Steenwijker Kamp. De naam kan
afgeleid zijn van het Middel-Nederlands ‘dinsen’ in de betekenis van ‘sleuren’
of ‘slepen’, in dit geval van zwerfstenen.
Ebbinge Wubben, Frederik Allard (Deventer 13 juli 1791 – Staphorst 26 juni 1874),
burgemeester, notaris. Was van 1811 tot 1852 burgemeester van Staphorst, van
1834 tot 1862 notaris en sinds 1845 lid van PS. Schreef artikelen over de
geschiedenis van verschillende plaatsen in Noordwest-Overijssel waaronder: Geschilderde
glazen (1842) en Aanteekeningen van Mr. Z. ter Stege (1859). Ref.:
NBW1.
Ebenhaëzer: Hervormde Gemeente in Onnaveld.
Ebink, Jan (Steenwijk 16 maart 1859 – Steenwijk 5
september 1943), oprichter en mede-eigenaar van N.V. Kuiperij en Vatenhandel
v/h J. Ebink & Zoon (1888-1980). Ref.: HM 2012 n2 p42-49.
Eck, F.M. van Panthaleon baron van; zie: Panthaleon baron van Eck.
economie; zie: bestaansmiddelen, gilden, handel en hoofdstuk 11.
Edinga, Albert (Nijeholtpade 14 mei 1853 – Steenwijk 22 september 1935), architect.
Vestigde zich in 1899 als architect te Steenwijk. Ontwierp in 1907 woonwijk De
Beitel, in 1908 het wijkgebouw aan de Meppelerweg 56, in 1909 een blok van zes
herenhuizen in de Stationsstraat 15-25, in 1910 een dubbel woonhuis aan de
Tukseweg 35-37 en in 1917 woningen aan de Irisstraat en het Irisplein. Van 1900
tot 1925 was hij tekenleraar aan de Avondtekenschool. Verder was hij vele jaren
betrokken bij de gemeentelijke brandweer. Ref.: SW p95.
Eekeringe: Christelijke Scholengemeenschap aan de Oostwijkstraat 8 in Steenwijk,
in 1989 ontstaan door fusie van de Christelijke MAVO met de Rooms-Katholieke
MAVO in Gelderingen. In 1999 werd een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen.
Eekeringe Bolwerk: in 1627 aangelegd bolwerk aan de zuidoostzijde
van de stad, in 2000 volledig gereconstrueerd.
Eekeringemolen: voormalige walmolen (zie daar) genoemd in 1565, staande tussen de
Oosterpoort en de Onnapoort, aangegeven op de kaart (1581) van Johan van den
Kornput.
Eekhof, Albert (Steenwijk 26 juli 1884 – Oegstgeest 23 maart 1933), theoloog,
hoogleraar. Was van 1915-1924 hoogleraar theologie in Leiden en publiceerde van
1909-1933 diverse artikelen en boeken op het gebied van theologie,
kerkgeschiedenis, biografieën en archivalia. Ref.: WID1.
eekmolens; eekschillers; zie: leerlooierij.
Eendracht Maakt Macht; zie: tuinbouw.
Eenhorst, Boudewijn Jacobus Hermanus Antonius (’s-Hertogenbosch 28 september 1941), jurist. Was
van 1976-1983 kandidaat-notaris en van 1983-2006 notaris te Steenwijk.
Eensgezindheid: voormalige zuivelfabriek in Zuidveen (1897-1926), opgericht door R.
Frank. Na diens dood werd de fabriek in 1900 overgenomen door een coöperatie
van boeren en in 1926 door Ons Belang; zie daar. Ref.: D. Weijdema. Uit de
geschiedenis van een turfgraversdorp (1986).
Eerste Wereldoorlog
(1914-1918); zie hoofdstuk 13.
Eese (vroeger ook: Eeze,
Eze, Ese of Ehze): landgoed en buurtschap 5 km ten noorden van Steenwijk. In
1832 was het de kadastrale
aanduiding van sectie C van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. De naam
komt van ‘ees’, naar het Fries ‘ies’, een bouwlandcomplex op (hogere) zandgrond.
Het gebied, met mooie bossen en
lanen, strekt zich voor een klein deel uit over de Drentse en Friese grens. Het
vormde sinds het begin van de 13e eeuw een aparte rechtskring binnen
het schoutambt Steenwijkerwold. Later was het tevens een heerlijkheid (gebied
waarbinnen een heer bestuur en rechtspraak uitoefent) in bezit van de familie
Van der Eese. Bekendheid kregen Bernhard, Boudewijn, Frederik, Hendrik, Rudolf
en Rutger van der Eese. Door het huwelijk van Mechteld van der Eese met Herman,
graaf van Kuinre, kwam de Eese in de 14e eeuw aan de familie Van
Kuinre. Het geslacht Van der Eese is in de 15e eeuw in mannelijke
lijn uitgestorven. Latere eigenaars van het landgoed waren families die
afstamden van Frederik van der Eese (1320-1386): Van Isselmuden (1488-1569),
Van den Vene (tot 1620), Van Raesfelt (tot 1683) en Van Rechteren. In 1879 ging
het in eigendom over op A. Brants, in 1917 op M. Onnes en in 1923 op H.A. van
Karnebeek.
In 1340 werd de heerlijkheid aan de zuidoostzijde door de Holsloot
gescheiden van het oostelijke veengebied, Eesveen. De heerlijkheid strekte zich
oorspronkelijk ook uit over Baars en van Eesveen tot Nijensleek en kende, als
schoutambt, tot 1 september 1795 eigen rechtspraak. De veldnamen Galgenveld en
Kiekersveld herinneren nog aan vroegere terechtstellingen. Ook hadden de heren
het recht van havezate, dat hen toegang gaf tot de regering van Overijssel en
de Republiek. De havezate, het Huis Eese (met ringgracht), ook wel Het Slot,
Het Kasteel of Hoge Huis genoemd, dateert van 1619, is een rijksmonument en
werd in 1992-1994 gerestaureerd. De ‘motte’ of kasteelheuvel waarop het huis
gebouwd is, kan uit de 13e eeuw dateren; het wordt ook wel als
‘borgbarg’ aangeduid. Op deze plaats werd in de 14e eeuw een slot
gebouwd.
De Eese is één van de grootste particuliere landgoederen in
Noord-Nederland. De oppervlakte bedraagt 730 ha, waarvan een derde bos en twee derden
bouwland met boerderijen. Het gebied is vrij toegankelijk; de bossen worden
afgewisseld met enkele vennen en wat heide en kennen een rijke flora en fauna.
In 1978 kocht Staatsbosbeheer het zuidelijk deel (171 ha) aan; dit maakt
sindsdien deel uit van de Boswachterij Het Steenwijkerwold. Ref.: H.
Bruinenberg. Wij in Steenwijkerwold (1964); HM 1993 n2 p50-51; HM 2008
n3 p85-89; SW p509-510. Zie ook: Grote Huis, Hermanshoeve, Sint Hubert en hoofdstuk
16.
Eese, De: voormalig
internaat voor moeilijk opvoedbare jongens, aan de Duivenslaagte 2 onder De
Bult. Ontstaan uit een in 1940 gebouwd kamp voor de Opbouwdienst, later
Arbeidsdienst. Als interneringskamp werden hier na de 2e WO politieke
delinquenten ondergebracht in afwachting van hun berechting. Het gebied werd
later heringericht tot Resort De Eese (hotel, conferentieoord en woonpark), 3.5
km ten noorden van Steenwijk.
Eese, geslacht van der (ook: Van der Eeze, - Eze, - Ese of - Ehze):
beschreven door J. Belonje (1958).
Eesermeer (1) (ook:
Ezigermeer): voormalig hoogveenmeer, ruim 2 km ten noorden van Eesveen, deels
in Drenthe. Het meer (ca. 25 ha) werd in de 17e eeuw ontwaterd en is
sindsdien verland. (2): door zandwinning ontstaan diep meer, 2.5 km ten
noordoosten van Steenwijk, in de stadswijk Eeserwold.
Eeserveld (ook: Eeser Heideveld): het hoger gelegen zuidwestelijke deel van het
landgoed Eese, vroeger grotendeels heide, later bebost. Ref.: H.A. Visscher. Op
Geopad naar het Eeserveld bij Steenwijk (2004).
Eeserwold: recente herinrichting van de vroegere Eesveensche Hooilanden; een
stadswijk ingericht als kantoor- en villapark, 2.5 km ten noordoosten van
Steenwijk.
Eesveen: lintdorp in de
gemeente Steenwijkerland, 4.5 km ten noordnoordoosten van Steenwijk, met
ongeveer 600 inwoners. In 1832 was het de kadastrale aanduiding van sectie D
van de toenmalige gemeente Steenwijkerwold. Ontstaan als een zeer vroege
vervening nadat de heer van de Eese in 1340 het Eesveen aan 23 personen in
erfpacht gaf. De plaats werd in 1427 vermeld als Eesvene, in 1489 als Ysvene,
in 1610 als Isvhene en in 1654 werd het een zelfstandig kerspel, afgescheiden
van de heerlijkheid Eese. Al in 1614 werd er een schoolmeester aangesteld. In
1863 werd de oude school vervangen door een nieuwe; deze werd in 1988 gesloten.
In 1967 kreeg de oude provinciale weg N855 een korte omleiding om de dorpskern
heen. Eesveen telde in 1840 ongeveer 260
inwoners. Ref.: H.J. Kleinsmit. Eesveen door de schooljaren heen
(1988). Zie ook: Hervormde Gemeente.
Eesveensebrug; zie:
Wipbrug.
Eesveensedijk: de
tegenwoordige Eesveenseweg, aangelegd in de 14e eeuw. Deze loopt van de
Oosterpoort in Steenwijk tot Eesveen en is ongeveer 3.5 km lang. Heette ook
wel Kadijk, een vrij lage dijk die overliep in perioden van hoogwater op de
Steenwijker Aa. De weg werd in 1855 tot Vledder voorzien van een
Macadamverharding. In Nijensleek en bij de stadsgrens werd van 1856-1930 tol geheven.
Eesveense Hooilanden, De:
polder en weidegebied van 460 ha, ongeveer 3 km ten noordoosten van Steenwijk,
gelegen tussen de Eesveensedijk en de Steenwijker Aa. Van 1918-1964 was het een
zelfstandig waterschap; daarna ging het over naar het waterschap Vollenhove.
Recentelijk heringericht als kantoor- en villapark Eeserwold. Zie ook:
Buitenland.
Eesveense Wetering (in
1621: Oostervaart, later ook: Dijksloot): afwateringskanaal langs de oostzijde
van de Eesveensedijk, in de 17e eeuw ook belangrijk als turfvaart.
In 1918 werd dit kanaal bevaarbaar gemaakt voor schepen tot 60 ton; de
scheepvaart heeft zich hier echter nooit goed ontwikkeld.
Eeze; zie: Eese.
egge: kant of rand van
een gebied dat een rivierdal begrenst; heuvelrand of (hoge) oever. Het woord
komt uit het oudsaksisch; vergelijk het Engelse woord ‘edge’. Zie ook: Lage
Egge.
Eggink, Clara Hendrika Catharina Clementine Helène (Utrecht 18 april 1906 – Scheveningen 3 maart
1991), dichteres, schrijfster. Trouwde in 1926 met J.C. Bloem met wie ze, ook
na haar scheiding en toen hij in Kalenberg woonde, bevriend bleef. Zij ligt
naast hem begraven op het kerkhof van Paasloo. Haar debuutbundel was Schaduw
en water (1934), haar enige roman was Gewoon mensen (1961). Over
haar relatie met Bloem schreef ze: Leven met J.C. Bloem (1977).
Eiderberg: hoogste punt
(16 m boven NAP) van het landgoed Eese, 3.5 km ten noorden van Steenwijk. Zie
ook: Bergerland; De Koepel.
eierhal; zie: vishal.
Eigen Haard (1): naam
van de eerste Coöperatieve Bouwvereniging in Steenwijk, opgericht 30 april 1888
op initiatief van burgemeester J.R. Meesters. (2): naam van 21 woningen in 1889
en 1894 door voornoemde vereniging gebouwd aan de Trappenweg, sinds 1903
Wilhelminastraat. Het waren de eerste woningen die aan de zuidzijde buiten de
stad werden gebouwd. Het ontwerp was van de gemeentearchitect Bato Rouwkema. In
de woningenrij bevindt zich een mooi poortje dat toegang verschaft tot de
erachter gelegen tuinen.
Eijkman, Johannes Christiaan (Balk 8 februari 1846 – Steenwijk 16 oktober 1917), was van 1885 tot
1910 predikant van de Hervormde Gemeente Steenwijk.
Eikel, De: naam van de
in 1854 door Jan Wicherson opgerichte houtzagerij en houthandel aan het
Steenwijkerdiep.
Eilerts de Haan, Anneus Frederik (Olst 21 mei 1834 – Meppel 28 december 1899), predikant. Was sinds
1860 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente in Noordwolde, later in
Ternaard, Borger en Benningbroek. Was nauw betrokken bij – en schreef sinds
1867 over de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid, zoals: De Gerard
Adriaan van Swieten Landbouwschool te Willemsoord (1890).
Eind van ’t Diep (1):
het westelijk einde van het in 1632 gereedgekomen Steenwijkerdiep, waar dit
aansluit op de Wetering, 9.3 km westzuidwestelijk van Steenwijk. Vanaf 1
september 1636 werd hier op de passerende schepen tol geheven (dieptol) ten
bate van de stad Steenwijk. In 1867 werd er een nieuw tolhuis gebouwd; op 1
januari 1932 kwam hier echter de tolheffing te vervallen. (2): de hier ontstane
buurtschap aan het zuideinde van Wetering. In 1881 werd hier een school
gebouwd, ook voor kinderen uit Nederland en sinds 1899 ook voor die uit
Muggenbeet. (3): voormalig rijkswerkkamp aan het Steenwijkerdiep, waar in de
zomer van 1951 een 32-tal alleenstaande Ambonezen een tijdelijk onderkomen
vonden. Later was het, tot in de jaren negentig, een oefenkamp van de
Bescherming Bevolking.
el: oude lengtemaat van
0.69 m; sinds 1820 verouderde benaming van de meter.
elektriciteitsvoorziening.
Al in 1898 wekte de firma Wicherson zelf elektriciteit op door een dynamo aan
een stoommachine te koppelen. In 1904 werden alle machines van de houtzagerij
elektrisch aangedreven. In 1917 bood de firma aan, de gemeente Steenwijk te
voorzien van elektriciteit voor straatverlichting en huisverbruik. Hiervan werd
afgezien; in 1921 werd door de firma Heemaf uit Hengelo een ondergronds
elektriciteitsnet in Steenwijk aangelegd. De eerste elektrische
straatverlichting kwam in 1921 bij de Oosterpoort en in 1923 waren alle
woningen in Steenwijk op het net aangesloten. De elektriciteit werd opgewekt en
geleverd door de IJsselcentrale te Zwolle. In 1926 waren er 150 elektrische
straatlantaarns in Steenwijk en in 1933 werd de laatste gaslantaarn vervangen
door elektrische verlichting. Ref.: HM 1986 n4 p23-30.
Eleq B.V.: sinds 2006 de naam van het bedrijf dat vanaf 1946 als Faget
bekendheid verwierf als producent van elektrische meetinstrumenten en apparaten.
Zie verder hoofdstuk 17.
Elfduizendmarkt (ook kortweg: De Elfduizend): traditionele Steenwijker jaarmarkt die
sinds 1358 wordt gehouden, sinds 1901 op de dinsdag het dichtst gelegen bij 31
oktober. De naam komt van Elfduizend Maagdendag (21 oktober), ook wel Sint
Ursuladag geheten. Het getal elfduizend is een interpretatiefout in de legende
van Sint Ursula. Ref.: SO p14-15.
Ellens, Livius Radijs (Steenwijk 11 maart 1808 – Bierum 17 januari
1868), ambtenaar, dichter. Volgde een studie theologie, maar werkte als commies
bij de Rijks Belastingen te Oosterwolde, later te Bierum. Schreef een aantal
romans en verhalen in dichtvorm, waaronder: Volkssprookje over het ontstaan
van de stad Steenwijk (ca. 1850).
Elssloot: nog bestaande, 1.2 km lange ondiepe sloot in de Zuidveense Achtervenen,
oostelijk van de Klossenbrug, ongeveer 2.5 km ten zuiden van Zuidveen.
Eltekon: in 1930 gebouwd
verenigingsgebouw aan de Burg. G.W. Stroinkweg 44 te Zuidveen.
Emmaschool: in 1959 in
gebruik genomen lagere school in de woonwijk De Gagels, tevens als voortzetting
van de toen opgeheven School A aan de Stationsstraat.
energievoorziening; zie:
elektriciteitsvoorziening, gasfabriek.
Engelse Sleutel, De:
volksbenaming van de in 1928 door architect Evert van Linge ontworpen woning
aan de Meppelerweg 69.
Engen, Willem van
(Steenwijkerwold 7 april 1867 – Steenwijk 13 november 1945), bakker, wethouder.
Had een bakkerij in de Woldstraat, later een beschuitfabriek – Rehoboth – aan
het Steenwijkerdiep. Was van 1907 tot 1931 lid van de gemeenteraad van
Steenwijk en tweemaal wethouder voor de Anti Revolutionaire Partij.
ENLEF (Eerste
Nederlandsche Looi-Extract Fabriek): voormalige fabriek (1917-1936) aan het
Steenwijkerdiep te Steenwijk. Dochteronderneming van de houthandel van
Wicherson, waar tannine voor leerlooierijen gewonnen werd uit houtafval. Zie
ook hoofdstuk 11.
ereburgers; zie:
gemeentelijke erepenning.
Erkelens, Geert Roelofs van (Steenwijk ca. 1785–1857): stadsomroeper van Steenwijk van 1825 tot
1839. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
es: het geheel aan
bouwland dat door een nederzetting ontgonnen is en voor de verbouw van gewassen
gebruikt wordt. De Steenwijker Kamp kan beschouwd worden als de oorspronkelijke
es van Steenwijk.
Escher, David George (Abbekerk 2 juni 1841 – Haarlem 6 maart 1891) was
van 1876-1878 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
ESKAF (Eerste
Steenwijker Kunst-Aardewerk Fabriek): opgericht op 22 april 1919 door Hendrik
Krop, H. Ras, D.H. Wicherson en H.G. Beerta. De fabriek aan de Parallelweg, net
over het spoor rechts, werd ontworpen door G.F. la Croix. Het voormalige
kantoor maakt nu deel uit van de gebouwen van Kornelis Caps and Closures. Doel
was: betaalbaar en mooi handbeschilderd aardewerk te maken. Daartoe werden
ontwerpers aangetrokken zoals W. Bogtman, J.H. de Groot, Hildo Krop, W.H. van
Norden, C. van der Sluis en P. van Stam. Vooral door een terugloop in de
economie viel de verkoop tegen en vond op 18 februari 1927 liquidatie plaats,
gevolgd door ontruiming op 24 augustus. Daarna werd nog tot 1934 op bescheiden
schaal doorgegaan in Huizen. Zie ook: Stadsmuseum Steenwijk. Ref.: W.G.G.
Spitzen, A. Verschuuren en K. Gaillard. ESKAF: Eerste Steenwijker
Kunst-Aardewerk Fabriek 1919-1934 (2000).
Esselink-Roest, Johanna Helena (Batavia 24 september 1930), voorzitster van het in 1997 opgerichte
Comité Indisch Monument Steenwijk en schrijfster van het autobiografische Ik
ben gelukkig geen nummer (2006).
Essen, Cornelis van (roepnaam:
Kees; Amsterdam 23 februari 1913 – Steenwijk 16 februari 2009), elektrotechnicus.
Was medeoprichter en directeur van Instrumentenfabriek Van Essen BV te Delft
van 1938-1981. Sindsdien woonachtig in Steenwijk en betrokken bij historisch,
archeologisch en geologisch onderzoek. Schreef onder meer: Archeologische
verkenningen I (1996) en II (1997) en Oranje Boven (2007).
Eulendijkje; zie:
Heulendijkje.
Evangelische Gemeente, Stichting: kerkgenootschap met gebouw Samuel te Witte Paarden.
evenementenhal; zie: De
Meenthe.
Ezigermeer; zie:
Eesermeer.
Faber, Herman (Steenwijk 3 september 1916 – Steenwijk 17 augustus 1994), ondernemer.
Richtte in 1946, met K. en E. Getreuer, Faget Elektrische Meetinstrumenten en
Apparatenfabriek op en was daarvan tot 1981 commercieel directeur. Schreef: Een
duik in het oorlogsverleden van Steenwijk 1939-1945 (1994).
Fabius, Christiaan Jan (Zwolle 18 augustus 1767 – Steenwijk 14 april
1837), jurist. Was sinds 1794 klerk ter griffie van de Staten van Overijssel,
van 1803-1810 de laatste schout van Steenwijk, Steenwijkerwold, Eese en
Scheerwolde, vrederechter, van 1825-1837 burgemeester van Steenwijkerwold en
van 1827-1833 Statenlid.
Fabius, Hendrik (Steenwijk 9 oktober 1825 – Ubbergen 22 september 1879), jurist. Was
van 1864-1879 notaris te Steenwijk.
Fabius, Jan Wijbrand (Zwolle november 1775 – Steenwijk 13 juni 1854),
jurist. Was van 1812-1851 notaris te Steenwijk.
Fabius, Petrus Jan (Steenwijk 25 mei 1816 – Steenwijk 8 december
1863), was van 1851-1863 notaris te Steenwijk.
Faget:
in 1946 opgericht bedrijf voor de vervaardiging van elektrische meetinstrumenten
en apparaten. De naam is samengesteld uit de familienamen van de oprichters,
Faber en Getreuer. Men is begonnen in een tijdelijk pand aan de Vrouwenstraat.
In 1951 werd de voormalige sigarenfabriek De Witte Raaf aan de Tukseweg
betrokken en in 1961 volgde nieuwbouw aan de Produktieweg. Sinds 2006 heet het
bedrijf Eleq BV; zie daar.
feesttent; zie: muziektent.
Feith, Wolter Gocko (Groningen 17 december 1887 – Groningen 2 maart
1923), jurist, archivaris. Sinds 1918 chartermeester bij het Algemeen
Rijksarchief in Den Haag. Groot kenner van de genealogie en numismatiek.
Debuteerde met: Muntvondst in Steenwijk (1918).
filmvertoning; zie: bioscoop.
flagellantisme: beweging in de 2e helft van de 14e eeuw die zich
keerde tegen de hiërarchie van de Kerk en die de joden beschuldigde van de door
de Zwarte Dood veroorzaakte ellende. De flagellanten, ook geselbroeders of
kruisbroeders genoemd, trokken in groepen door het land waarbij ze zichzelf,
onder het bidden van psalmen en het zingen van liederen, tot bloedens toe
geselden om Gods barmhartigheid af te smeken. Volgens overlevering zouden
flagellanten zich ook in de omgeving van Steenwijk (Giethoorn) hebben
gevestigd.
Fledderus, Alardus (oudste zoon van de volgende; Steenwijk gedoopt
19 oktober 1735 – Steenwijk 1 april 1817), secretaris. Was sinds 1784
stadssecretaris van Steenwijk en sinds 1814 lid van Provinciale Staten.
Fledderus, Hermannus Coops (roepnaam: Harmen; Vledder ged. 4 februari 1714 –
Steenwijk 25 april 1749), koopman. Woonde aan de Oosterstraat 18. Werd, wegens
het aan de kaak stellen van misstanden binnen het stadsbestuur, als
oproerkraaier beschuldigd, berecht en opgehangen op het galgenveld. Na een
onderzoek werd hij postuum in ere hersteld en op 31 juli 1750 in de St. Clemenskerk
herbegraven. Zie ook hoofdstuk 10.
Flier, Alida van der (pseudoniem: A. van
Redichem; Nijkerk 19 mrt. 1860 – Loosduinen 9 sep. 1920), romanschrijfster.
Schreef jeugdverhalen en historische romans waaronder: Mooi Annegien van Steenwijk; eene historische herinnering uit bange
dagen (28 mei – 5 juli 1592).
Flodder (of: Floddervaart): andere schrijfwijze van Vloddervaart; zie daar.
Flugplatz Steenwijk; zie: vliegveld.
fortificaties; zie: vestingwerken.
fotografen die Steenwijk en omgeving in beeld gebracht hebben: H. Bruinenberg,
C.F. en H. Cordes, B. Hogewind, S. van der Laan, J.H. Memelink, H. Nieweg,
R.Pors, J. Scholten, H. Smit, D. en G. de Vries en A. Zwaga. Zie ook:
ansichtkaarten.
Frank, Roelof (Dwingeloo 9 juni 1838 – Tuk 3 december 1908), veearts. Was sinds 1865
veearts, eerst in Oldeberkoop, later in Tuk. Liet in 1897 een zuivelfabriek
bouwen in Zuidveen; zie: Eensgezindheid. Zijn graf bevindt zich op de Joodse Begraafplaats
in Steenwijk.
Frankena, Henricus: werd op 12 juli 1606 op de Markt onthoofd omdat
hij Roelof Hillebrands, de stadstromslager, om het leven had gebracht. Ref.: HM
1984 n1 p22.
Franse bezetting. Over Steenwijk in de Franse tijd (1795-1813) werd geschreven door
onder anderen W. Scheenstra. Ref.: HM 1989 n1 p21-32 en n3 p84-95; HM 2012 n1
p34-38. Zie verder hoofdstuk 8.
Franse kaart: in 1811-1813 werden, in opdracht van Napoleon, Drenthe en een deel van
Noordwest-Overijssel in kaart gebracht. Het kaartblad van Steenwijk en omgeving
werd in 1811 verkend door A. de Heimburg. In 2001 werden de kaarten als atlas
uitgebracht door de Drentse Historische Vereniging. Ref.: H.J. Versfelt en M.
Schroor. De Franse kaarten van Drenthe en de noordoostelijke kust
1811-1813 (2001).
Franse Laan (ook: Koningslaan): een in 1932 aangelegde coniferenlaan aan de
noordoostzijde van het landgoed de Eese. Het bijzondere aan de 350 m lange laan
is de verlopende breedte die gezichtsbedrog veroorzaakt.
Franse School: negentiende-eeuwse vorm van middelbaar onderwijs, waar men ook de
Franse taal onderwees. In Steenwijk was er in de Oosterstraat 66 een Franse
School met gescheiden afdelingen voor jongens en meisjes.
Franse tijd; zie: Franse bezetting.
Frederiksoord: dorp 8.5 km ten noordoosten van Steenwijk, even over de Drentse grens.
Vanuit de buurtschap Westerbeeksloot werd hier in 1818 de eerste vrije kolonie
van de Maatschappij van Weldadigheid gesticht. In 1823 werd deze bezocht en
beschreven door Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp. In 1848 telde
Frederiksoord 914 kolonisten. In 1884 werd hier een Tuinbouwschool gesticht;
zie daar. Het plaatselijk Museum De Koloniehof is zeker een bezoek waard.
Fredeshiem, Buitengoed: in 1929 ontstaan als doopsgezind
broederschaphuis, 3 km ten noorden van Steenwijk, aan de voet van de Eiderberg,
in een bosrijke omgeving (14 ha). Tot de oprichters behoorden de schrijver
Sjouke de Zee en de predikant Tjeerd Hylkema. Oorspronkelijk bedoeld als
vakantie- en conferentieoord voor rustzoekende en herstellende Friezen-doopsgezinden,
is het uitgegroeid tot een ontmoetingscentrum met behoud van de ideële
uitgangspunten. Ref.: SW p252-253.
Freekie; zie: Oosterhof.
Fresinga, Reinico (ook: Rienk Fresinga; pseudoniem van Johan van
den Kornput; zie daar), schreef: Memorien van den gedenckwerdigen dingen,
dier in den Nederlandischen provincien van Frieslant, Overyssel, Drenthe,
Grueningen ende Lingen, met heuren bijliggenden frontieren, geschiet
sijn (1584; 2e druk 1772).
Friese Broek; zie: Aekingerbroek.
Friese Stege: oude naam van de voormalige weg van Tuk richting Friesland over
Kwikkels.
Friese Straatweg: naam van de oude Rijksweg 32 tussen Meppel en Steenwijk op de
westflank van de Bisschopsberg.
Friese Veld: voormalig heideveld bij de Friese grens, ten westen van Willemsoord.
Friesland: Nederlandse provincie die deels grenst aan Noordwest-Overijssel en
daarmee sinds 2001 aan de gemeente Steenwijkerland, vanaf 1973 aan Steenwijk en
daarvóór aan de gemeente Steenwijkerwold. Vanouds onderhoudt Steenwijk nauwe
betrekkingen met Friesland, vooral op het gebied van handel, scheepvaart en
verkeer. Na de verwoesting van Steenwijk door de Geldersen, was de stad van 11
november 1523 tot 21 november 1525 ingelijfd bij Friesland. Zelfs liet George
Schenck van Toutenburg, stadhouder van Friesland, er een blokhuis bouwen, het Kasteel;
zie daar. Zie ook: Frysk Selskip, Stellingwerf en hoofdstuk 4.
Frisia:
in chaletstijl gebouwde villa aan de J.H. Tromp Meestersstraat 25, op de hoek
van het Stationsplein. De villa werd in 1909 gebouwd naar ontwerp van de Apeldoornse
architect A. van Driesum.
Fröbelschool; zie: bewaarschool.
Fruithofsteeg (verbastering van: Vrijthofsteeg): straatje in de voormalige volksbuurt
Achter de Kerk, verbinding tussen Neerwoldstraat en Lokstraat.
Frysk Selskip Jan fen ‘e Gaestmar: voormalige Friese culturele vereniging voor
Steenwijk en omgeving (1904-2010). Opgericht door Harmen de Jong, schoolhoofd
te Eesveen. De activiteiten bestonden uit toneel, cabaret, lezingen en
schrijversvoordrachten. De naam werd ontleend aan het pseudoniem van de Friese
schrijver Jan Jettes Hof. Ref.: W. Westra. Frysk Selskip Jan fen ‘e Gaestmar
Stienwyk (2008).
Fulnaho: oude schrijfwijze van Vollenhove; zie daar.
Gaankien, ‘t; zie: Grachtstraat.
Gagels, De (1): kadastrale aanduiding (1832) van landen, 2 km oostnoordoostelijk
van de stad. De naam duidt op de ‘gagel’, een vanouds hier voorkomend
heestergewas; (2): sinds 1960 een woonwijk, 1.5 km ten oosten van het centrum
van Steenwijk, ter weerszijden van de Kallenkoterallee.
Galerie Steenwijk, Stichting: opgericht op 4 januari 1967 door Bonne Koopmans.
De Stichting exploiteert een expositieruimte voor hedendaagse beeldende kunst
onder de Openbare Bibliotheek in Steenwijk.
Galgenveld (1): deel van het voormalige Stads Heideveld, aan de noordzijde van de
Meppelerweg, even voorbij café-restaurant Sportlust. In 1749 vond hier de
laatste executie door ophanging plaats. (2): veld aan de zuidzijde van Huis
Eese, waar vóór 1795 terechtstellingen plaats vonden. Zie ook: Kiekersveld.
Gang van Boverhof; zie: Boverhofsteeg.
Gangetje; zie: Grachtstraat.
garnizoensstad: plaats waar militairen gelegerd zijn. Tijdens het beleg van 1580-1581
leden de burgers van Steenwijk verliezen door het gedwongen afstaan van koren
en vee aan het garnizoen. In de 17e en 18e eeuw was het
gebruikelijk dat de magistraat de kosten van inkwartiering declareerde bij de
Raad van State. In de vorige eeuw werd Steenwijk een garnizoensstad met twee
kazernes: de Johan van den Kornputkazerne en de Johannes Postkazerne; zie daar.
Ref.: T.A. Krijger. Steenwijk als militaire stad (1996).
gasfabriek: in 1859 opgericht aan de Tukseweg in Steenwijk. Het gas, bereid door
verhitting van steenkolen, was bestemd voor huishoudelijk en industrieel
gebruik en voor straatverlichting met gaslantaarns. Hermanus Joannes Wieringa,
eigenaar van hotel Bellevue, was de eerste directeur. In 1899 werd het bedrijf
overgenomen door de gemeente. Vanaf 1921 beschikte Steenwijk over elektriciteit
en in 1933 waren de laatste gaslantaarns vervangen door elektrische
verlichting. Met de komst van aardgas werd de gasfabriek overbodig en in 1952,
inclusief de schoorsteen, afgebroken. Ref.: HM 1986 n4 p23-30.
Gasthuis, Heilige Geest (ook: Sint Catharinagasthuis of Hospitaal van de
Heilige Geest): gebouwd in 1375 in opdracht van het stadsbestuur van Steenwijk.
De Gasthuiskerk werd er in 1409 tegenaan gebouwd, aan de noordzijde van de
tegenwoordige Gasthuisstraat, dicht bij de Gasthuispoort. Het gasthuis, of
hospitium, diende voor de opvang van armen, zieken, ouderen, wezen en
vondelingen die niet zelf in hun dagelijks onderhoud konden voorzien. Daarnaast
bood het onderdak aan passanten en andere tijdelijke gasten. Het werd in 1592,
tijdens de herovering van Steenwijk, verwoest. Ref.: J. Tuit. Het St.
Katharinagasthuis binnen Steenwijk (1987).
Gasthuisbrug: voormalige vaste houten brug in de Gasthuisdijk waar deze de
Dwarssloot kruist.
Gasthuisdijk: veendijk die in de 16e eeuw vanaf Zuidveen in zuidelijke
richting werd aangelegd. Deze was eigendom van het Heilige Geest Gasthuis te
Steenwijk, dat hier uitgestrekte veenlanden bezat. Lange tijd was de
Gasthuisdijk de enige aangewezen route waarlangs inwoners van Vollenhove,
Zwartsluis, Genemuiden en Wanneperveen te voet naar Steenwijk gingen. Sinds
1821 werd te Zuidveen tol geheven op alle verkeer dat van de Gasthuisdijk
gebruik maakte; in 1830 ging de dijk in eigendom over naar de gemeente Steenwijkerwold.
Ref.: SO p31.
Gasthuiskamers: voormalig rijtje éénkamerwoningen aan de Ramstege. Ze stonden onder
aan de stadswal aan de westzijde van de stad. Ze werden in 1870 afgebroken voor
de aanleg van de Kornputsingel.
Gasthuiskerk (of Gasthuiskapel): in 1409 in opdracht van het stadsbestuur gebouwd,
tegen het Heilige Geest Gasthuis aan. Beide werden in 1592, tijdens de
herovering van Steenwijk door Prins Maurits, verwoest en niet meer opgebouwd.
Ref.: HM 2009 n1 p26-28.
Gasthuislaan: verlengde van de Gasthuisstraat, tot 1904 Zuidveenseweg geheten,
oorspronkelijk de uitvalsweg van Steenwijk naar Zuidveen en Giethoorn. Sinds
1952 met veel verkeer naar de Noordoostpolder; in 1976 van verkeersdrukte
ontlast door aanleg van de Vendelweg.
Gasthuispoort: de westelijke van de vier stadspoorten die Steenwijk gekend heeft.
Werd in 1412 vermeld als Meyeringepoort, later als Heilige Geestpoort en
tenslotte als Gasthuispoort, tot in 1846 de laatste resten werden opgeruimd.
Gasthuisstraat: straat lopend van de Markt in westelijke richting. Heette
oorspronkelijk Meyeringestrate (1375), naar een boerderij Meyeringe onder
Steenwijkerwold (vermoedelijk in Tuk). Sinds de oudste tijden was dit de
uitvalsweg richting Friesland, de oude heirweg. In 1472 is sprake van de
Hillighen Gheest-straat, naar het Heilige Geest Gasthuis. In de volksmond wordt
soms nog gesproken van de “Hillegiesstraote”. Ref.: HM 2010 n4 p129-180, 2011
n1 p1-60.
Gasthuisveen: voormalige
veenlanden ten zuiden van Zuidveen, vroeger eigendom van het Heilige Geest
Gasthuis te Steenwijk. Onderscheiden in het Gasthuis Oosterveen en het Gasthuis
Westerveen, ter weerszijden van de Gasthuisdijk. De vervening begon in de 16e
eeuw van oost naar west, waarbij de Gasthuisdijk als veendijk diende. In 1580
werd het Gasthuis Oosterveen verkocht; de vervening van het Gasthuis Westerveen
ging door tot in de 18e eeuw.
Gebouw, Het: voormalige
kerk aan de Kornputsingel 42, in 1898 gebouwd voor de Nederlandse Protestanten
Bond afdeling Steenwijk. In 1946 werd de kerk overgenomen door de Vereniging
van Vrijzinnig Hervormden die Het Gebouw in 1990 verkochten aan de
uitvaartvereniging De Laatste Eer. Na restauratie werd het in gebruik genomen
als aula. Dit rijksmonument is gebouwd in de stijl van het Hollandse Neo
Renaissance en heeft in de achtergevel een door W. Bogtman in 1914 vervaardigd
zeer fraai gebrandschilderd roosvenster. Het orgel uit 1898 werd gebouwd door
Roelf Meyer.
gebouwen. Historisch en
architectonisch beschouwd, zijn de villa Rams Woerthe en de Grote Kerk met de
Sint Clemenstoren de belangrijkste gebouwen van Steenwijk en verre omgeving.
Ref.: J. van Dijk. Architectuur- en stedenbouwroute door de stad Steenwijk
(2005). Zie verder: kerken, molens, monumenten.
Gebroken Tegel, Een;
zie: Indisch Monument.
Gedempte Diep: de eerste
300 m van het in 1632 gereedgekomen Steenwijkerdiep, vroeger als haven van
Steenwijk in gebruik. Met een deel van het zand dat vrijkwam bij de kanalisatie
van de Steenwijker Aa werd dit deel van het Diep in 1954 gedempt en ingericht
als parkeergebied.
Gedempte Turfhaven; zie:
Turfhaven.
gedenktekens; zie: bevrijdingsmonument,
Burgemeestersbank, Herdenkingsmonument 1944, Hildo Krop, Indisch Monument, Joodse
Begraafplaats, Joodse Steenwijkers, Leo Polak, standbeelden, synagoge.
gedichten; zie: dichters.
gee;
zie: giede.
geestelijk leven; zie: kerkgenootschappen.
Gelderingen (1): voormalige erve Gelderinge, in 1456 genoemd als het Hof Gelderding,
onder Steenwijkerwold. (2): hiernaar genoemde voormalige buurtschap, wijk
(sinds 1856), dorp (sinds 1912) en straat (sinds 1972) in het dorp Steenwijkerwold,
3.5 km westnoordwestelijk van Steenwijk. Het is vanouds een Rooms Katholieke
nederzetting. In 1832 was Gelderingen ook de kadastrale aanduiding van sectie L
van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. De weg van Kerkbuurt naar de kerk
van Gelderingen heette vroeger de Noord Stege. Deze werd in 1890 met puin
verhard en in 1959 bestraat. Gelderingen heeft in de vorige eeuw een lange
periode van grote bedrijvigheid gekend door het onderwijscentrum De
Voorzienigheid, dat in 1984 werd gesloten. Zie ook: Polder Gelderingen.
Gelderingsche Dijk: een ruim 1 km lange voormalige veendijk in het
verlengde van de nog bestaande Gelderingensteeg, aan de zuidkant van
Steenwijkerwold.
Gelderingsche Slagen: kadastrale aanduiding (1832) van verveend land,
in 1932 opgegaan in de Polder Gelderingen.
Gelderse Pad: voormalig middeleeuws pad van Steenwijk naar het zuiden (Gelderland)
over de Steenwijker Kamp. Het volgde de eerste 800 m van wat nu de Onnaweg
heet, vanaf dat punt rechtsafbuigend en aansluitend op de Onnase Doodweg. De
naam herinnert aan de uit Gelderland afkomstige eekschillers en
houtskoolbranders die hier als seizoenwerkers met hun gezinnen heentrokken. Het
pad is verdwenen na de ruilverkaveling midden vorige eeuw. Zie ook: zomerweg.
geloof;
zie: kerkelijke gezindte.
Gemaal A.F. Stroink: in de winter van 1919-1920 in gebruik gesteld
zeer groot stoomgemaal, in de Zuiderzeedijk tussen Vollenhove en Blokzijl, voor
de bemaling van Noordwest-Overijssel. Genoemd naar A.F. Stroink (2), van
1914-1947 dijkgraaf van het toenmalige waterschap Vollenhove. In 1928 werd een
derde pomp bijgeplaatst waardoor de capaciteit op 40 m3 per seconde werd
gebracht. In 1982 werd de beeldbepalende schoorsteen van het gemaal gesloopt.
Gemaal De Meenthe: voormalig poldergemaal aan de Sluisweg te
Steenwijk, in twee fasen gebouwd voor de bemaling van de Oostermeenthe (1908)
en de Woldmeenthe (1912). De twee hevelcentrifugaalpompen werden aanvankelijk
door gasmotoren aangedreven. Het gas werd in de generatorkamer gewonnen door
verhitting van steenkolen die in de kolenloods werden opgeslagen. In 1939
werden de gasmotoren vervangen door elektromotoren en sinds 1983 is het gemaal
buiten werking. De gemeente Steenwijkerland heeft het in 2006 gerestaureerd als
gemeentelijk monument en aan de HVS als verenigingsonderkomen ter beschikking
gesteld. De officiële opening en onthulling van de naam werd verricht op 22
september 2006 door oud-wethouder A. Beeltje. Ref.: HM 2000 n2 p37-44.
gemeente: zelfstandig onderdeel van de staat, met zelfbestuur en autonomie,
onder het bestuur van gemeenteraad,
burgemeester en wethouders. In Nederland werden in de Franse tijd de gemeenten
bij keizerlijk besluit ingesteld op 21 oktober 1811. Daarvóór sprak men van
schoutambten en kerspelen; zie daar. Zie ook: gemeentebestuur.
Gemeentearchief Steenwijkerland: gevestigd in het gemeentehuis te Steenwijk. Het
historisch archief omvat ongeveer 2000 m aan archiefstukken, toegankelijk
gemaakt door middel van inventarissen. Het Oud-archief van Steenwijk werd in
1917 geïnventariseerd door P. Berends; het archief van de gemeente Steenwijk
1814-1909 en 1909-1927, evenals het archief van de gemeente Steenwijkerwold
1811-1922, werden in 2007 ontsloten door C. Vuursteen.
gemeentebestuur: gemeenteraad, burgemeester en wethouders; zie daar. Zie ook: bestuur.
Gemeentegids: jaarlijkse gids voor ingezetenen en relaties van de gemeente Steenwijk
(sinds 2001: gemeente Steenwijkerland). Voortgekomen uit de Steenwijker
Almanak (sinds 1664), heette het sinds het begin van de 20e eeuw
Jaarboekje voor Steenwijk, sinds 1973 Kijk op Steenwijk en
sinds 2001 Kijk op de Kop. Het is een uitgave van Drukkerij Hovens Gréve
B.V.
gemeentegrenzen. Er bestaat in Nederland geen officiële registratie van de
gemeentegrenzen. Zowel het Kadaster als de Topografische Dienst heeft ze op
kaart staan, maar meetgegevens zijn (nog) niet volledig noch eenduidig. Van
oudsher worden de grenzen in het landschap aangegeven door natuurlijke lijnen
(rivieren, sloten, oever- en kustlijnen) en door stenen of palen. De gemeente
Steenwijkerland grenst ten westen aan Flevoland, ten noorden aan Friesland en
ten oosten aan Drenthe. Ruim 7 km ten noorden van Steenwijk bevindt zich een
‘drieprovinciënpunt’. De provinciegrenzen zijn in 1814 opnieuw vastgesteld en
in 1824 gemarkeerd door genummerde ijzeren grenspalen die vooral op oudere
topografische kaarten zijn aangegeven. De grens tussen de gemeenten Steenwijk
en Steenwijkerwold werd in 1828 vastgesteld, geschetst en beschreven. De
destijds geplaatste grenspalen zijn van verschillende vorm en makelij. Zie ook:
stadsvrijheid.
gemeentehuis (1): van Steenwijkerwold. Tot 1890 vergaderde het gemeentebestuur van
Steenwijkerwold in het oude stadhuis aan de Markt in Steenwijk. Op 21 februari
van dat jaar werd de villa Oostwoud in Tuk voor dat doel aangekocht. In 1973
werd de gemeente opgeheven en werd het gebouw betrokken door de dienst
Gemeentewerken van Steenwijk. (2): van Steenwijk. Na de samenvoeging van de gemeenten
Steenwijk en Steenwijkerwold in 1973 vergaderde het gemeentebestuur van
Steenwijk in de villa Rams Woerthe; zie daar. In 1992 werd het nieuwe
gemeentehuis aan de Vendelweg in gebruik genomen. Het is een gedurfd ontwerp
van de architect Kick Leijh. Ref.: R.Tienkamp. Gemeentehuis Steenwijk, ’n
helder visitekaartje (1992). (3): Na de samenvoeging van de gemeenten in
Noordwest-Overijssel in 2001 vond een uitbreiding plaats waardoor het
gemeentehuis van Steenwijkerland ontstond. Zie ook: stadhuis.
gemeentelijke erepenning. De voormalige gemeente Steenwijk reikte, als blijk
van waardering voor bijzondere verdiensten ten behoeve van de gemeente,
erepenningen uit aan: J.J. Hoeksema, P.J. Molendijk, mevr. A.P. Mulder, H.J.
Schippers, J.D. van der Tuin, G. Vos, H. Ymker en mevr. F.M. Zwaga. De gemeente
Steenwijkerland reikte de penning in 2008 uit aan A. Beeltje. De ‘penning’ is
een bronzen beeldje, vervaardigd door Kiny Copinga, voorstellende Sint Clemens,
beschermheilige van Steenwijk.
gemeentelijke herindeling: bij keizerlijk besluit van 21 oktober 1811
werden de burgerlijke gemeenten in ons land ingesteld. Een eerste gemeentelijke
herindeling van Overijssel vond plaats in 1818, waarbij de voormalige
schoutambt- en kerspelgrenzen merendeels werden gehandhaafd. In 1973 vond een
herindeling plaats van de gemeenten in Noordwest-Overijssel; door samenvoeging
van negen kleinere gemeenten ontstonden drie nieuwe: Brederwiede, IJsselham en
Steenwijk. Daarbij werd de nieuwe gemeente Steenwijk gevormd door de vroegere
gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold, waarvan het meest westelijke deel
overging naar de gemeente IJsselham. In 2001 werden in Noordwest-Overijssel de
gemeenten Brederwiede (hoofdplaats: Vollenhove), IJsselham (hoofdplaats:
Oldemarkt) en Steenwijk (hoofdplaats: Steenwijk) samengevoegd. tot één
gemeente: Steenwijkerland (hoofdplaats: Steenwijk). Ref.: SW p424-428.
gemeentelijke monumenten: van gemeentewege beschermde monumenten.
Steenwijk kent 43 gemeentelijke monumenten. Het gaat om 33 woonhuizen
(merendeels uit de vorige eeuw), de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg
79, het oude postkantoor bij de Oosterpoort, de kerk van de Vrije
Zendingsgemeente, de oude Latijnse School, de oude machinefabriek De Dolder,
het Gemaal De Meenthe, de Burgemeestersbank, de straatklok bij de Oosterpoort,
het trafohuisje aan de Gasthuislaan en het tuinkoepeltje in de Oostwijkstraat. In
de nabije omgeving van Steenwijk zijn 25 gemeentelijke monumenten: 12
boerderijen, 8 woonhuizen en villa’s, 3 begraafplaatsen, een gemaal in Wetering
en een grenspaal onder Eesveen. Zie ook: archeologische monumenten, rijksmonumenten.
gemeentelijk woningbedrijf: tot stand gekomen in 1958 door samenvoeging van
de Vereeniging voor Volkshuisvesting Algemeen Belang en de Woningstichting
Steenwijk. In 1963 overgegaan in de Woningbouwvereniging Steenwijk en
Omstreken.
gemeentepolitie; zie: politie.
gemeenteraad. De eerste gemeenteraadsvergadering van Steenwijk vond plaats op 18
september 1818 onder voorzitterschap van burgemeester J. Zomer. Die van
Steenwijkerwold vond plaats op 29 juli 1818, voorgezeten door burgemeester C.J.
Fabius. Voor de zetelverdeling van de huidige raad, zie: Steenwijkerland.
gemeentesloot; zie: Meenthesloot.
gemeentevlag; zie: vlag.
gemeentewapen; zie: wapen.
Gend en Loos, Van: algemene transport- en expeditieonderneming,
ontstaan in 1796 en sinds 1928 een dochteronderneming van de Nederlandse
Spoorwegen. In 1984 werd het vervoer van stukgoederen per spoor gestaakt en
ging men over op het vervoer met vrachtauto’s. Het laad- en losgebouw bij het
station in Steenwijk werd in 1985 afgebroken. In 2003 is de onderneming
opgegaan in DHL. Ref.: HM 2009 n3 p2-9.
Gendt, Adolf Leonard van (roepnaam: Dolf; Alkmaar 18 april 1835 –
Amsterdam 28 april 1901), ingenieur-architect. Werkte aanvankelijk als
ingenieur bij de Staats Spoorwegen. Vestigde zich in 1874 als zelfstandig architect
in Amsterdam, sinds 1894 met zijn beide zonen. Zij ontwierpen bekende gebouwen
zoals het Concertgebouw en het Burgerweeshuis in Amsterdam en vele fraaie
villa’s, vooral in Baarn. In opdracht van Jan Hendrik Tromp Meesters ontwierpen
zij de villa Rams Woerthe; zie daar. Ref.: D.Keuning en L. Lansink. A.L. van
Gendt [en zonen], architecten in zaken (1999). Zie ook hoofdstuk 17.
genealogie. In 1994 bracht een tijdelijke werkgroep een overzicht uit van
familienamen waarnaar destijds door leden van de HVS onderzoek werd verricht.
Genealogisch onderzoek wordt meestal individueel verricht; velen zijn lid van
de Nederlandse Genealogische Vereniging. Deze organiseert jaarlijks een
manifestatie, in 2005 gehouden op 31 mei in De Meenthe te Steenwijk. Het
verslag hiervan bevat, vooral voor Steenwijk, interessante genealogische
informatie. Ref.: Gens Nostra 60(2005), n4/5. Zie ook hoofdstuk 10.
geologie. Voor een beschrijving van de recente geologie en het ontstaan van het
landschap van Steenwijk en omstreken verwijzen we naar hoofdstuk 2.
Geologisch Monument Wolterholten: in 1988 tot stand gebracht door Rijkswaterstaat
op initiatief van G.P. Gonggrijp van het toenmalige RIN. Het heeft een
geologische wand van keileem en een heemtuin met 143 genummerde zwerfstenen,
afkomstig uit de doorgraving van de Woldberg en beschreven door W. Bosga.
Gereformeerde Kerk: kerkgenootschap, ontstaan in 1886 (doleantie),
met een kerk uit 1842 aan de Onnastraat 44 (de Binnenkerk) en een in de
Westwijkstraat (de Buitenkerk). De vereniging van beide vond in 1914 plaats.
Vooral door de inzet van de predikant C.W.E. Ploos van Amstel werd in 1922-1923
de oude kerk in de Onnastraat vervangen door de huidige, naar een ontwerp van
de Enschedese architect J.B. Radstake. Bekende predikanten waren verder: L.
Dijkstra en W. Wolsink. In 2004 fuseerden de Gereformeerde Kerken in Nederland,
de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Kerk tot de
Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Ref.: SW p73-74.
Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt: kerkgenootschap, ontstaan in 1945, met sinds 1
februari 1993 het eigendom en gebruik van de kerk aan de Vrouwenstraat 5 te
Steenwijk (Kleine- of Vrouwekerk). De eerste predikant was N. ’t Hart. Van dit
kerkgenootschap is ook een gebouw te Wetering West 3a.
Gereformeerde School; zie: Christelijke School.
Gerrits, Mannes (bekend als Meester Gerrits; Ommen 6 september 1902 – Ommen 9 december
1988), onderwijzer. Was sinds 1922 onderwijzer en van 1930 tot 1967 hoofd van
de Openbare Lagere School in Eesveen en gaf les bij het landbouwonderwijs in
Steenwijk, Frederiksoord en Twello. Was een erkende vraagbaak op het gebied van
de prehistorie van zijn woonomgeving. Verhuisde in 1967, met zijn omvangrijke
geologische en archeologische collectie, naar zijn geboorteplaats. Ref.: SW
p254.
Gerritshoek (ook:
Leugenhoek): voormalige buurtschap bij de driesprong van de Hesselingendijk,
Gelderingen en De Beek, onder Molenhoek. Vroeger werd hier het plaatselijk
nieuws uitgewisseld.
Getreuer, Edgar (zoon
van de volgende; Berlijn 4 november 1923), ondernemer. Richtte in 1946, met zijn
vader en H. Faber, Faget Elektrische Meetinstrumenten en Apparatenfabriek te
Steenwijk op en was daarvan tot 1996 directeur.
Getreuer, Kurt (Teplice,
Tsjechië 15 augustus 1896 – Steenwijk 26 januari 1962), elektrotechnisch
ingenieur. Was sinds 1939 bedrijfsleider bij Kornelis’ Kunsthars Producten
Industrie te Steenwijk en in 1946 medeoprichter van Faget.
Geuskens, Josephus Leonardus (Vierlingsbeek 19 maart 1875 – Wormerveer 28 januari 1919), sinds 1906
marechaussee te Steenwijk. Kwam tijdens detachering naar Wormerveer door bloedvergiftiging
om het leven. Ref.: HM 1993 n2 p35-40.
gevels. Verspreid over
de stad zijn diverse oude gevels in verschillende bouwstijlen te bezichtigen.
Ref.: J. van Dijk. Architectuur- en Stedenbouwroute door de stad Steenwijk
(2005); SO p53.
’t Geveltien: sinds 1962
café-restaurant aan de Markt 76 te Steenwijk, genoemd naar de markante
trapgevel. Op deze plaats stond, tot de stadsbrand van 1523, het stadhuis van
Steenwijk. De gevel is, na een brand op 18 maart 1978, geheel door de firma
Aberson vernieuwd (1981). Op 26 juli 1995 leed het pand opnieuw schade door een
uitslaande brand in een appartementencomplex aan de Waagstraat.
gezinsverzorging; zie:
gezondheidszorg.
gezondheidszorg. Over de
geschiedenis van de gezondheidszorg in Steenwijk is vrij weinig gepubliceerd.
Deze werd vroeger sterk geassocieerd met de armenzorg; zie daar. Overigens is
er een nauwe relatie tussen gezondheid, werkgelegenheid en woonomstandigheden.
In 1947 werd, op initiatief van o.a. mevr. G. van Stapele-Manoth en J.F. Tijks,
de Algemene Stichting Gezinsverzorging Steenwijk en Omstreken opgericht. In de
loop van de tijd zijn maatschappelijk werk, gezinsverzorging, thuiszorg,
kraamzorg en wijkverpleging opgegaan in grotere organisaties zoals de Zorggroep
Oude en Nieuwe Land en kwam in 2005 het Gezondheidscentrum Steenwijkerland, aan
de Sluisweg 10, tot stand. Over de gezondheidszorg in de Middeleeuwen, zie: HM
1984 n1 p14-19; over die aan het eind van de 19e eeuw, zie: HM 1991
n2 p57-63. Zie verder: ambulance, Boomsluiters, melaatsenhuis, J.B. Schuurman, ziekenfonds,
Zonnekamp.
gezworene, gezworen meente;
zie: meensman.
Gheert Stevensmolen: een
in 1565 genoemde graanmolen, ook aangeduid op de kaart (1558) van Jacob van
Deventer. De molen stond ongeveer 250 m buiten de Oosterpoort aan de oude
heirweg, later Zwarteweg, thans Prins Bernhardstraat. Op deze plaats werd later
de Molen van Kuiper gebouwd, ook bekend onder de naam Het Anker; zie daar.
giede (ook: ‘gie’ of ‘gee’):
oude plaatselijke vlaktemaat, ongeveer een zesde hectare.
Giersloot (of
Bakensloot): een in de late middeleeuwen gegraven turfsloot langs de
Drents-Overijsselse grens voor de afvoer van turf uit Friesland naar de
Steenwijker Aa. De naam houdt verband met het werkwoord 'gieren' in de
betekenis van 'heen en weer gaan’; de sloot heeft namelijk een geknikt verloop.
Gieters: betrekking
hebbende op Giethoorn.
Gieterse: inwoner van
Giethoorn. De naam geldt voor zowel mannen als vrouwen.
Gieterse Dijk: een in de 16e eeuw aangelegde ruim 9 km lange dijk tussen de Veneweg
bij Blauwe Hand en de Heerendijk bij Zuidveen, tegenwoordig de Beulakerweg
genaamd.
Giethoorn: algemeen bekend waterstreekdorp, 7 km zuidzuidwestelijk van Steenwijk,
met ongeveer 2.700 inwoners. De naam, in 1310 als kerspel genoemd, werd lange
tijd verklaard als ‘geitenhoorn’, later als ‘geitenhoek’ en recentelijk als
‘zwarte hoek’ (Gethorne). Zie ook: flagellantisme, Polder Giethoorn, Sint
Maartenslieden. Ref.: HM 2000 n3 p119-122.
Giethoornsebrug; zie:
Varkenweidebrug.
Giethoornse Sloot: een
in 1610 gegraven turfvaart, lopende vanaf de Puntersloot langs de Heerendijk en
uitlopend op de Langesloot bij Zuidveen. De stad Steenwijk hief tol- of
lastgeld van de turfschepen die hierlangs via de Langesloot op de Aa uitkwamen.
Ref.: OAS p108-109.
Giffen, Albert Egges van (Noordhorn 14 maart 1884 – Zwolle 31 mei 1973),
archeoloog. Internationaal erkend onderzoeker van terpen, hunebedden en
grafheuvels. Was hoogleraar in de prehistorie te Groningen en Amsterdam. Had
een bijzondere band met Zuidwest-Drenthe; werd in Diever begraven. Onderzocht
ook in onze omgeving grafheuvels en hunebedden en schreef daarover onder meer: Het
verstoorde hunebed op de Eeze bij Steenwijk (1924).
Gilde, Dirk de (Schoonhoven 4 februari 1830 – Zuidveen 24 augustus 1889), evangelist
Vrije Zendings Gemeente. Begon op 19 mei 1861 met zijn vrouw, M.H. Hooms,
evangelisatiewerk in Zuidveen. Stichtte van daaruit gemeenten in Ossenzijl,
Langelille, Nijetrijne en Glanerbrug. Ref.: HM 1986 n4 p9.
gilden:
stedelijke bedrijfsorganisaties van ambachtslieden die van het stadsbestuur het
alleenrecht hadden om hun bedrijf uit te oefenen; ook ambachtsgilden genoemd.
De gilden waarborgden gelijke kansen voor elk lid en goede waar tegen redelijke
prijzen voor de consument. De gilden, ontstaan in de middeleeuwen, werden in
1798 opgeheven. Ref.: HM 1993 n1 p10-27. Zie ook hoofdstuk 4.
Gilse, Jan van (Zaandam 20 december 1861 – Den Haag 7
februari 1935), jurist. Promoveerde in 1892 aan de RUG, was van 1899-1904
griffier aan het kantongerecht in Emmen en daarna tot 1932 kantonrechter in
Steenwijk. Was daarnaast actief op onderwijsgebied en was van 1917-1918 lid van
de TK.
Godefroij (ook: Godefroy), Jan (1): (Leiden 18 oktober 1859 – Steenwijk 23
mei 1921; begr. Leiden Groene Steeg), musicus. Was van 1880 tot zijn dood
organist bij de Ned. Hervormde gemeente van Steenwijk en van 1907 tot 1916
dirigent van het Steenwijker Fanfarekorps. Daarnaast dirigeerde hij ook andere
muziek- en zangverenigingen en schreef muziekrecensies. Ref.: HM 1990 n4
p107-136. Zie ook hoofdstuk 15. (2): (zoon van voorgaande; Steenwijk 14 juni
1882 – Hilversum 4 okt. 1958), beeldend kunstenaar en schrijver. Woonde en
werkte van 1901 tot 1934 in Amsterdam, daarna in Hilversum. Was tekenleraar,
schilder, tekenaar, etser en beeldhouwer. Daarnaast was hij directeur van de
Tekenschool voor Kunstambachten te Amsterdam. Illustreerde verschillende boeken
met pentekeningen en aquarellen. Schreef zelf praktische boeken over beeldende
kunst, technisch tekenen, pentekenen, de natuur en zijn aquariumliefhebberij.
Ref.: NBK.
godsdienst; zie: kerkelijke gezindte, kerkgenootschappen.
Goeman Borgesius, Arius Hendrik (Den Haag 16 mei 1883 – Bergen N.H. 18 oktober
1961), jurist, burgemeester. Was van 1915-1942 en van 1945-1948 burgemeester
van Steenwijk. Zijn verdiensten waren vele, daarentegen speelde hij tijdens de
Tweede Wereldoorlog een minder glorieuze rol. Aan hem herinneren sinds 1940 de
Goeman Borgesiusstraat en de daar geplaatste burgemeestersbank. Zie ook:
Noordwalstraat. Ref.: SW p240-241.
Gokkes, Betje Rosette (roepnaam: Bep; Steenwijk 11 februari 1931).
Vertelde haar herinneringen als joods Steenwijker meisje aan de auteurs F.
Pereboom en T.R. Stegeman, die er een publicatie over samenstelden. Ref.: HM
1997 n3 p57-84.
Goldmoppe, De: bijnaam voor banketbakker Hendrik Krop; zie daar.
Goor, ‘t (vroeger ook:
Gore): drassige laagte, brongebied aan de voet van omringende hoogten. (1): in
1260 genoemd land, 3 km ten noordnoordwesten van Steenwijk (ref.: CK). In 1856
werd ’t Goor, ook wel Goorveld genoemd, gerekend tot een der buurtschappen van
Steenwijkerwold; tegenwoordig behoort het tot de buurtschap Baars. Sinds 1984
staan hier de bedrijfsgebouwen van Boswachterij Het Steenwijkerwold. (2): een gebied ongeveer 1 km
zuidwestelijk van Steenwijk en even ten noorden van Zuidveen. In 1496 woonde
hier Wigher ten Goer, ten westen van de Vossenhof en ten oosten van de
Appelshof. Zie ook: Vos van Steenwijk.
Goordijk: een oud
dijkweggetje, door ’t Goor (2), dat Zuidveen verbindt met Steenwijk; het heet
tegenwoordig Goorsteeg.
goorn:
regionale benaming voor een akkertje of moestuin dicht bij de boerderij.
Gouden Engel, De: voormalig bekend hotel-restaurant, als herberg en logement gebouwd in
1801 aan het begin van het Steenwijkerdiep. De eerste logementhouder was Hendrikus
Johannes Busscher. In 1910 ging het in eigendom over naar de familie Osse, die
annex een onderkomen liet inrichten voor de marechaussee. Na de 2e
WO bracht T.H. Osse het familiebedrijf tot grote bloei, waarna de zaken
terugliepen, het bedrijf in 2006 werd gesloten en in 2008 werd gesloopt.
Gouden Knopentocht: een autopuzzelrit die sinds 1953 tot in de jaren
zestig van de vorige eeuw op hemelvaartsdag werd gereden. Organisatoren waren
Hendrik Aberson en zijn vrouw Onny. De start was bij hotel De Kroon, later bij
de hertenweide in het Park Rams Woerthe. In 1956 voerde de rit (130 km) door de
Noordwesthoek en randgebieden en waren er onderweg diverse nationale kostuums
te bewonderen. In 1964 reden er 500 auto’s mee met ongeveer tweeduizend
deelnemers uit het hele land. Zie ook: Zonnedag.
Goudmoppen, Steenwijker: roomboterkoekjes, een bekende Steenwijker
specialiteit waarmee banketbakker Hendrik Krop in 1883 in Amsterdam een
eervolle vermelding verwierf. Ref.: SO p63.
goudsmeden; zie: zilversmeden.
Graaf, de: een oorspronkelijk Zuidveens geslacht, evenals Bijkerk, Oost,
Reijnders en (van) Veen. Ref.: HM 1988 n4 p125-130.
Graanschuren: naam van de monumentale landbouwschuren op het landgoed de Eese, in
1927 gebouwd naar ontwerp van Berend Haveman.
gracht
(1) zie: stadsgracht. (2): Gieterse benaming voor ‘kanaal’.
Grachtstraat: naam in 1930 gegeven aan het verlengde van de tegenwoordige
Tulpstraat, lopend tot aan de stadsgracht. Daarvóór heette dit het Gangetje (’t
Gaankien). In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden de tientallen
bouwvallige woningen gesloopt die hier tussen 1864 en 1900 waren gebouwd. In
1984 verrees hier het wooncomplex Grachtveste. Ref.: A.P. Mulder. Grachtstraatbewoners;
een onderzoek naar de woonsituatie van tien gezinnen in een te saneren stadswijk
van de gemeente Steenwijk (1959).
grafheuvels (Lat. tumuli): van zand en plaggen opgeworpen heuvels ter markering en
bescherming van één of meer prehistorische graven. Ze werden gebouwd door
mensen uit de klokbekercultuur (ca. 2.400-1.600 v.C.) en de standvoetbekercultuur
(ca. 1.600-1.200 v.C.) en zijn meestal rond of ovaal van vorm. In het gebied
van de Eese zijn er eenentwintig (15 in het zuidwesten, 6 in het noordoosten)
met zekerheid vastgesteld, zeker even zoveel zijn er ooit verdwenen. Ref.: HM 1999
n1 p21-35.
grafstenen: belangrijke informatiebron voor genealogen, biografen en historici.
Ref.: J. Belonje. Steenen charters (1943, 3e dr.); SO p82-83.
Zie ook: begraafplaatsen; zerkenboek.
graftekens. Vooral op oudere grafstenen komen bijzondere tekens voor. Ref.: HM
1996 n2 p42-46.
Gravemeijer, Henricus Eskelhoff (Oosthem 20 oktober 1878 – Baarn 9 maart 1967),
predikant. Was van 1915-1918 hervormd predikant te Steenwijk. Ref.: SW p124.
grenspalen; zie: gemeentegrenzen.
Greven:
Steenwijker familienaam waarvan de herkomst werd beschreven door H. Boon
(1988).
Grietenveentien: vennetje aan de noordzijde van de Woldweg bij de buurtschap Baars. De
naam is ontleend aan de meisjesnaam Griet(e).
Griethuijsen, Willem Adeodatus van (Est en Opijnen 17 mei 1848 – Antwerpen 20
november 1913) was van 1880 tot 1883 predikant van de Hervormde Gemeente te
Steenwijk.
Groen, Harm: stadsomroeper van Steenwijk in de 2e helft van de 18e
eeuw. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
Groen, Wirtje Bryce (kleinzoon van Jan Hendrik Wicherson;
Minneapolis, VS 17 april 1964), ondernemer. Studeerde bedrijfskunde aan de RUG,
gevolgd door een 2e fase informatiekunde. Was van 1994-2000 VVD-wethouder van
de gemeente Steenwijk. Is sinds 1990 directeur van Houthandel Wicherson BV te
Steenwijk, daarnaast bestuurlijk actief binnen werkgeversverenigingen en
politiek. Auteur van hoofdstuk 11.
Groenestege (1): naam (1811) van een erve 1 km ten westen van Tuk, ook Bunzinge
geheten, aan de Lage Egge onder Steenwijkerwold. (2): familienaam uit
voornoemde plaats. Egbertus Groenestege (1828-1869), gehuwd met Annigje Tiel
(1828-1894), liet in 1858 zijn familienaam wijzigen in Tiel Groenestege.
Groeneveldschool; zie:
Lagere Landbouwschool.
Groenink, Rijkman
(Steenwijk 3 november 1882 – Laren 4 maart 1945), leraar. Was onderwijzer in
Enschede en sinds 1920 leraar natuurkunde aan de Gereformeerde Kweekschool in
Amsterdam. Ref.: BWO.
Groenink, Rijkman
(Steenwijk 10 december 1918), schilder. Kreeg tekenles van C.A. Moen en
praktijkles schilderen van Hillebrand Ras. Was huisschilder van beroep, maar
maakt sinds 1970 olieverfschilderijen van landschappen, stadsgezichten en
boerderij-interieurs. Exposeerde in 2003 in de toenmalige Oudheidkamer in
Steenwijk. Ref.: HM 2011 n2 p84-86; SO p104-105.
groenteveiling; zie:
Veilingvereniging Steenwijk en Omstreken.
grondgebruik; zie:
bodemgebruik.
Groot, Gosse de
(Oppenhuizen 20 oktober 1920 – Wolvega 19 november 2010), econoom, bestuurder.
Werkte sinds 1946 als economisch adviseur bij de Friese Maatschappij van
Landbouw, sinds 1958 in Steenwijk als directeur van de ‘Landbouwbank’ (zie
daar) en van 1974-1982 van de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank Steenwijk
en Omstreken, later Rabobank. Was daarnaast lid van Provinciale Staten en van
1973-1982 gemeenteraadslid voor de CHU, later CDA en bekleedde diverse
bestuurlijke functies. Schreef artikelen en een leerboek over agrarische
economie.
Groot, Jan Hessel de
(Sliedrecht 29 oktober 1864 – Amsterdam 16 maart 1932) , leraar, architect. Was
directeur van de Avondambachtsschool in Amsterdam en sinds 1921 ook ontwerper
van ESKAF aardewerk. Ref.: NBK.
Groote Baars: oude
boerderij op de Eiderberg in de buurtschap Baars; zie daar.
Groot Verlaat: nieuw-bedachte
naam (1970) voor het bedrijventerrein zuidwestelijk van Steenwijk, genoemd
naar de buurtschap Verlaat. Het werd in 1973 in gebruik genomen, in 1987
uitgebreid en is thans het grootste industriepark van Noordwest-Overijssel. Zie
ook: Tipgever.
Grote Huis: een groot houten zogeheten ‘blokhuis’ op het landgoed de Eese, gebouwd
in 1917 van een Scandinavisch bouwpakket. Herman Adriaan van Karnebeek was van
1923-1942 bewoner van dit landhuis. Zie ook hoofdstuk 16.
Grote Kerk (of: Sint Clemenskerk, ook: Hervormde Kerk): oudste kerk van Steenwijk
en (verre) omgeving, gewijd aan Sint Clemens; zie: Clemens. Tijdens de
restauratie (1974-1981) kwam de bouwgeschiedenis aan het licht. Van het oudste
houten kerkje, dat uit de achtste eeuw zou dateren, werden paalsporen
teruggevonden. Van omstreeks 1200 tot het midden van de 15e eeuw
stond hier een tufstenen Romaanse kerk met zware zadeldaktoren. Het was de
moederkerk voor meer dan dertig kerken in de wijde omgeving. De kerk in zijn
huidige vorm is een laatgotische driebeukige hallenkerk, grotendeels daterend
uit 1464, het koor uit 1409. Tot 1592 was het een Rooms Katholieke kerk met
tien altaren. Sindsdien is de kerk in eigendom en gebruik van de Hervormde
Gemeente Steenwijk. De kerk werd gerestaureerd in 1914-1916, 1930-1932 en in
1974-1981. De kerk meet uitwendig ruim 27 bij 70 m, inclusief de toren. Op 2
mei 1981 werd de kerk, na de derde restauratie, weer opnieuw in gebruik genomen
in aanwezigheid van H.M. Koningin Beatrix en Z.K.H. Prins Claus. Ref.: G.M. Laar.
Grote Kerk Steenwijk, een torenhoog monument (1981). Zie ook: dochterkerk,
kapittel, Sint Clemenstoren en hoofdstuk 16.
Grote Kerkstraat; zie: Kerkstraat.
Grote Schuur: tweekaps landbouwschuur op het landgoed de
Eese, in 1925 gebouwd naar ontwerp van Berend Haveman.
Grote Spijkerboor: dubbele bocht (in de vorm van een booromslag)
in de voormalige Steenwijker Aa, ongeveer 4 km westzuidwestelijk van
Steenwijk, genoemd in 1619.
Grote Woldschans: veldschans 1.2 km ten noorden van Steenwijk, uit de tijd van de
belegering in 1581, waarvan sporen door de WAS werden onderzocht. Ref.: HM 1997
n1 p21-28.
Grote Zijl; zie:
Steenwijker Zijl.
Haan, Simke de (“Master” de Haan; Franeker 13 juli 1911 – Heerenveen 12 september
1987; begr. Steenwijk RK), onderwijzer. Was van 1961-1976 hoofd van de St.
Clemensschool en van 1966-1970 gemeenteraadslid voor de KVP. Docent Fries aan
de kweekschool in Steenwijkerwold. Schreef in de periode 1940-1979 kinderboeken
en vertalingen in het Fries, een aardrijkskundemethode voor de Katholieke
Lagere School, artikelen in Frysk en Frij en De Katholieke Fries
en Terugblik op 125 jaar St. Clemensparochie Steenwijk 1855-1980
(1980).
haardstederegister; zie: vuurstederegister.
Haarsloot: voormalige circa 1.5 km lange sloot tussen de Lakeweg en de Hesselingendijk,
ongeveer 5.5 km ten westen van Steenwijk. De naam werd voor het eerst vermeld
in 1494; het element ‘haar’ of ‘hare’ duidt op een ‘harde zandrug’.
Haas-IJben, Elisabeth de (roepnaam: Liesbeth; Steenwijk 14 maart 1948),
lerares, kunst- en cultuurliefhebber. Was van 1968-1969 lerares MHNO in Uddel,
van 1969-1992 docente communicatie en sociale vaardigheden aan opleiding tot
psychiatrisch verpleegkundige te Ermelo. Sinds 1992 betrokken bij SLOS en OZO, ook
als programmamaakster en presentatrice. Bestuurslid Kermis- en Circusmuseum en Stadsmuseum
Steenwijk. Maakt sinds 1988 tekeningen en schilderijen. Ook actief in de
ontwikkelingssamenwerking (projecten in Indonesië). Ref.: SW p144.
Hagemeyer, Rigte Adolf (Loppersum 23 juni 1893 – Steenwijk 13 juni
1975), ambtenaar. Was sinds 1926 gemeentesecretaris en in 1942 tijdelijk
burgemeester van Steenwijk.
Hagingen: kadastrale aanduiding (1832) van land ten noorden van Molenhoek, 1,5
km ten westen van Steenwijkerwold.
Halbertsma, Herrius (Sneek 9 juli 1920 – Amersfoort 2 december
1998), archeoloog. Leidde het archeologisch onderzoek tijdens de restauratie
van de Grote Kerk in de periode 1974-1981. Schreef daarover: Oudheidkundig
bodemonderzoek tijdens de restauratie van de Grote Kerk te Steenwijk
(1978). Ref.: HM 2004 n2 p62.
Halfweg (1): buurtschap 5 km westzuidwestelijk van Steenwijk, ook Halfwegdiep
genoemd naar de plaats halverwege het Steenwijkerdiep. De in 1935 gereedgekomen
Polder Halfweg ligt zuidwestelijk hiervan. (2): veldweg over de Steenwijker
Kamp, halverwege Onna en Steenwijk. De naam en het oostelijke deel van de weg
dateren van na de ruilverkaveling in het midden van de 20e eeuw.
Halfwegbrug: gemeentelijke ophaalbrug (1932) over het Steenwijkerdiep in de
Hesselingendijk te Halfweg (1).
Hall, De: naam (1634) van voormalige erve bij de Friese grens, 2 km ten
noordoosten van Willemsoord. De naam duidt op de laagte waarover men uitkeek.
Hallregel; zie: Dubbele Regel.
Hamminga, Egbert Johannes Casper (Zuidlaren 22 augustus
1929 – 12 oktober 2005) was van 1971-1977 predikant van de Hervormde Gemeente
te Steenwijk. Vertrok daarna naar Den Haag, waar hij in 1995 met emeritaat
ging.
handel.
Ongeveer twintig procent van de Steenwijker bevolking is werkzaam in de handel.
Het zwaartepunt van de handel is in de 2e helft van de vorige eeuw
verschoven van de agrarische sector (veemarkten, vlees- en zuivelhandel, zaad-
en turfhandel) naar de handel in industriële producten. Zie ook: Kamer van
Koophandel en hoofdstuk 11.
Harmjan van Steenwijk: pseudoniem van Jan Tuttel; zie daar.
Harritius, Petrus: van 1596 tot 1603 predikant van de Hervormde Gemeente
van Steenwijk. Ref.: HM 1986 n1 p22-26.
Hart, Nicolaas ‘t (Maassluis 23 januari 1908 – Ermelo 14 februari
1999), predikant. Was sinds 1935 predikant in De Glind, daarna in Wapenveld,
Leerdam en van 1949-1972 in Steenwijk, sinds 1945 de eerste predikant van de
Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Was een oom van schrijver Maarten ’t Hart, die
vele keren bij hem logeerde en hem in zijn romans veelvuldig noemde.
Harten, Jan Frederik van (Lekkerkerk 5 oktober 1945 – Steenwijk 11
november 2007; begr. Paasloo), leraar. Groeide op in Steenwijk, was korte tijd
leraar Nederlands aan de RSG in Steenwijk en maatschappijleer aan de PABO in
Meppel. Ontving in 1967 een poëzieprijs van het Algemeen Handelsblad. Van zijn
eerste vier bundels verscheen: Verzamelde Gedichten (1988). Ref.: A.C.
Bosch. Essentie: de poëzie van Jan van Harten (1994); SW p141.
Hasselt: oude Hanzestad en vesting aan het Zwartewater, 22 km ten zuiden van
Steenwijk. De plaats kreeg in 1252 stadsrecht van bisschop Hendrik van Vianden;
het kerspel Hasselte werd in 1260 vanuit het kapittel van Deventer gesticht.
Over de positie die Hasselt en Steenwijk in de 17e en 18e
eeuw innamen binnen het bestuur van het gewest Overijssel zie: F.W. Schmidt. Te
laate genodigt of in ’t geheel vergeten; de positie van Hasselt en Steenwijk
binnen het bestuur van het gewest Overijssel 1621-1795 (proefschrift,
1994).
Hasselt en De Koning, Ingenieursbureau v/h J. van; zie: Royal Haskoning Noord-Nederland.
Havelte (vroeger ook: Hesselte, Hesle, Westerhesselen): oud esdorp, sinds 1998
in de gemeente Westerveld, met ruim 3.000 inwoners, 9 km oostzuidoostelijk van
Steenwijk. In 1310 telde het 22 huizen. In dat jaar verleende Philippus, deken
van Steenwijk, in opdracht van de bisschop van Utrecht, toestemming aan de
bewoners van Uffelte, Hesselte en Hesselterveen (Kolderveen) een eigen kerk te
bouwen. Deze werd gebouwd op de plaats van een vroegere kapel aan de oude
heirweg halverwege Steenwijk en Ruinen. De kerk is, evenals die van Steenwijk,
gewijd aan Sint Clemens. Zie ook: vliegveld.
Havelterberg: (1) stuwwal 7.5 km ten oosten van Steenwijk, plaatselijk tot 19 m
boven NAP. Natuurgebied grotendeels begroeid met bos en heide, in eigendom en
beheer van Staatsbosbeheer (113 ha). Het glooiende landschap is zowel in
geologisch als archeologisch opzicht buitengewoon interessant. Ref.: S.W.
Jager. Rondom de Havelterberg, een archeologische kartering, inventarisatie
en waardering (1992); H.A. Visscher. Op Geopad naar de
Havelterberg bij Steenwijk (2004). (2): plaats in de gemeente Westerveld
(deels gemeente Meppel), 5 km ten oostzuidoosten van Steenwijk op de
noordelijke helling van de Bisschopsberg. Een misleidende Drentse plaatsnaam.
Zie ook: WAAKS.
Havelte-West: natuurgebied (450 ha) ongeveer 5 km ten oosten van Steenwijk, in
gebruik als militair oefenterrein. Eigenaar: Ministerie van Defensie.
Haveman, Berend (Tuk 14 april 1884 – Steenwijk 15 april 1959), architect. Was van 1912
tot 1949 opzichter, later architect, bij de gemeente Steenwijkerwold. Daarnaast
ook zelfstandig ontwerper van woningen, bedrijfsgebouwen en boerderijen. Ref.:
SW p123.
haven:
de eerste 300 m van het Steenwijkerdiep, vroeger gebruikt als haven van
Steenwijk. In 1954 werd dit gedeelte gedempt en als parkeergebied ingericht.
Zie ook: Balkengat, Gedempte Diep, Spoorhaven, Turfhaven.
havezate: Oost-Nederlandse benaming voor een ridderhofstede waaraan publieke
rechten verbonden waren, zoals sinds het begin van de 13e eeuw gold
voor de Eese; zie daar. Ref.: A.J. Gevers, A.J. Mensema en J. Mooijweer. De
havezaten in het Land van Vollenhove en hun bewoners (2004).
Hazenbrug; zie: Varkenweidebrug.
Hazenpad: oude benaming van het voetpad van de Kallenkoterallee naar het
Oerthepad.
HBS;
zie: Rijks HBS.
Heel, Casparus Johannes van (roepnaam: Caspar; Groningen 20 december 1943),
jurist. Studeerde rechtsgeschiedenis aan de RUG en de opleiding tot archivaris
in Middelburg. Was van 1974-2006 provinciaal archiefinspecteur in Overijssel.
Publiceerde veel over regionale geschiedenis, rechts- en kerkgeschiedenis,
genealogie en zegelkunde. Schreef over Steenwijk: Het vroegste verleden van
Steenwijk (1986). Auteur van hoofdstuk 4.
heemraadschap; zie: waterschap.
Heemstra, Sjouke (Peperga 15 maart 1847 – Witte Paarden 29 december 1935), huisschilder
die in het begin van de 20e eeuw ook bekendheid kreeg door zijn
bewerkingen van muziekstukken.
heer;
zie: landsheer.
Heerenbrug: brug over het Kanaal Beukers-Steenwijk, als verbinding in de N333
tussen Steenwijk en Emmeloord. Tot 1929 lag hier een houten bruggetje over de
Giethoornse Sloot; daarna was er een voetveer. De vaste brug uit 1952 werd in
1997 vervangen door een dubbele ophaalbrug van opmerkelijk ontwerp. Ref.: SW
p521.
Heerendijk: voormalige
oude veendijk, lopende van Zuidveen in westzuidwestelijke richting, waar nu
de Blokzijlseweg loopt. Vanaf de Heerenbrug (over de Giethoornse Sloot) vormde
deze dijk tevens de grens tussen de vroegere kerspelen Steenwijkerwold en
Giethoorn. Bij Zuidveen ook wel Zanddijk of Westerdijk genoemd, verder naar het
westen ook: Hooidijk. De naam houdt verband met de bisschop van Utrecht, in de
Middeleeuwen de landsheer, ook als 'de Heer' aangeduid.
Heerenslagen:
noordwestelijk deel van de Zuidermeenthe. Kadastrale aanduiding (1832) van
landen tussen het Steenwijkerdiep en de Hooiweg, 1.5 km ten westen van de stad.
Het waren langwerpige percelen grond van de Heer, de bisschop van Utrecht, die
ze verpachtte aan de stad Steenwijk. De naam werd al in 1420 genoemd.
Heerenstraat (ook: Papensteeg): voormalig straatje in de oude woonwijk Achter de
Kerk. Genoemd naar de hier woonachtige kanunniken, vroeger aangeduid als
‘heeren’ of ‘papen’.
Heering, Pieter (Enkhuizen 7 februari 1838 – Den Haag 7 december 1921), predikant,
schrijver. Was van 1862 tot 1868 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente
Steenwijkerwold. In 1883 verscheen zijn Overijsselsche Vertellingen, dat
vier herdrukken beleefde. Ref.: HM 1985 n4 p118-120.
Heerlijkheid de Eese; zie: Eese.
Heer van Diezenvaart: oude, ongeveer 2 km lange turfvaart ten noorden
van Nederland, die de Roomsloot verbindt met de Kalenbergergracht. Deze
vaart was vroeger van belang als aanvoerweg van en naar het gehucht Nederland.
Heggers, Gerrit (Steenwijk ged. 15 februari 1784 – Steenwijk
9 maart 1836), koopman. Invloedrijk Steenwijker; raadslid en eigenaar van
huizen in de stad en percelen bouwland op de Steenwijker Kamp.
heide:
hoge zandgrond begroeid met struikheide en verspreid geboomte. Door ontginning,
vooral in de 19e eeuw, verdwenen de heidevelden waarvan de namen
voortleefden: Basserveld, Eeserveld, Friese Veld, Heideveld (of Woldveld),
Onnaveld en Stads Heideveld; zie daar.
Heide, Gerrit Daniel van der (Rotterdam 6 juni 1915 – Kallenkote 18 september 2006),
archeoloog, natuurkenner, publicist. Leidde van 1948-1974 het oudheidkundig
bodemonderzoek in de IJsselmeerpolders en was beheerder van de musea Schokland
en Ketelhaven, daarna van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Was internationaal
erkend als adviseur op het gebied van scheepsarcheologie en museumbeheer.
Woonde sinds 1987 in Kallenkote en trad in 1996-1997 op als docent van de WAS.
Ref.: HM 2006 n4 p150-152.
Heideveld, Het (vroeger ook: Woldveld): voormalig uitgestrekt heidegebied, ongeveer 4
km ten noordnoordwesten van Steenwijk. De gelijknamige caritatieve Vereniging
werd opgericht in 1819 door geërfden van Steenwijkerwold ter ontginning en
beheer van het gebied. De oppervlakte bedraagt 305 ha waarvan 213 ha wordt
verpacht. In 1939 werd hier begonnen met ruilverkaveling, in 1949-1951 voltooid.
Zie ook: Onnasche Heideveld. Ref.: HM 1989 n1 p3-16.
Heidinga, Gerrit (Steenwijk 25 mei 1946), administrateur. Was van 1976-2007 werkzaam als
administrateur van de Woningbouwvereniging Steenwijk en Omstreken, daarnaast
lid van de Commissie Stadsmuseum Steenwijk. Liefhebber van kunst en cultuur.
Schreef onder meer: In het atelier van Rijkman Groenink (2005).
Heij, Willem Hendrik (roepnaam: Wim; Waddinxveen 14 september 1941), humanistisch
geestelijk verzorger. Was vanaf 1970 als geestelijk verzorger werkzaam bij resp.
het Humanistisch Verbond en Defensie, sinds 1973 in Steenwijk. Bekleedde
diverse bestuursfuncties op politiek (PvdA), maatschappelijk (Stichting
Openbare Bibliotheek, Uitvaartvereniging De Laatste Eer) en cultureel gebied (gemeentelijke
Commissie Beeldende Kunst, Stichting Instituut Collectie Krop). Schreef artikelen
en boeken waaronder: Kijk ons eens; Steenwijk in de Nederlandse literatuur
(met H. Klasens; 2002) en De mens en kunstenaar Hildo Krop (2006).
Auteur van hoofdstuk 14.
Heilige Geest Bolwerk: aangelegd in 1627 bij de Gasthuispoort aan de
zuidwestzijde van de stad, in 1870 afgevlakt.
Heilige Geest Gasthuis; zie: Gasthuis.
Heilige Geestpoort; zie: Gasthuispoort.
Heilige Geeststraat; zie: Gasthuisstraat.
heirweg (uitgesproken als “heerweg”): beschermde middeleeuwse wegverbinding om,
vanuit een handelscentrum, het achterland en andere centra over land te kunnen
bereiken. Steenwijk is in de 8e eeuw ontstaan als wijk- of
stapelplaats aan de heirweg tussen Stavoren en Osnabrück. Deze weg heeft zijn
bestaan te danken aan de opkomst en bloei (8e tot 15e
eeuw) van Stavoren als handelscentrum, met invoer van graan en uitvoer van vee,
wol en zout als hoofdproducten. De heirweg diende vooral voor het transport van
kudden koeien (ossen), later ook voor het vervoer met ossen- of paardenwagens.
Van de oorspronkelijke route van deze heirweg konden verschillende delen worden
getraceerd. Ref.: HM 1998 n3 p72-82; HM 2004 n2 p49-64.
Hem, Pieter van der (roepnaam: Piet; Wirdum gem. Leeuwarderadeel 9
september 1885 – Den Haag 24 april 1961), schilder, ontwerper. Gerenommeerd
schilder en politiek tekenaar, in Steenwijk bekend door het atelier dat hij
vele jaren had bij Fredeshiem en een drietal schilderijen dat hij in 1948 maakte
waaronder een gezicht op Steenwijk en het Steenwijkerdiep. Ref.: NBK; SO p95.
Hendrik, Z.K.H. Prins en H.M. Koningin Wilhelmina bezochten Steenwijk
op 4 augustus 1913 ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het
Koninkrijk. Ref.: HM 1990 n4 p124. Zelf bezocht de Prins Steenwijk op 23
februari 1931, tijdens de herdenking van het ontzet van Steenwijk in 1581.
Hento;
zie: Wiechers.
Herdenkingsmonument 1944: te Kallenkote, 3.5 km ten oosten van Steenwijk,
op de plaats waar 13 oktober 1944 zes mannen door de bezetter werden
gefusilleerd: F.H. ten Berge, H.G. Bos, U. de Jong, P. Schipper, E. Verveer en
J.A. de Vries. Het monument bestaat uit een plaquette op een grote zwerfkei in
een halve cirkel van kleinere keien, ontworpen door Henk Kruiter, onthuld op 13
oktober 1999.
herenmud: oude vlaktemaat gelijk aan anderhalve mud of zes schepel; zie:
Steenwijker Maat.
Herenslagen; zie: Heerenslagen.
herindeling; zie: gemeentelijke herindeling.
Hermanshoeve: bungalow op landgoed de Eese, genoemd naar Herman Adriaan van
Karnebeek wiens graf zich bevindt op de er tegenover gelegen familiebegraafplaats.
Hervormde Gemeente: kerkgenootschap ontstaan tijdens de hervorming
aan het einde van de 16e eeuw. In 2004 fuseerde de Nederlandse
Hervormde Kerk met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de
Evangelisch-Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk in Nederland. Er zijn eigen
kerken te Steenwijk (Grote- of Sint Clemenskerk), Steenwijkerwold (Hervormde
Kerk) en te Willemsoord (Hervormde Kerk). De Protestantse Gemeente Steenwijk
heeft een dépendance in Eesveen (sinds 1906 Het Lokaal; sinds 1983 De
Ontmoeting) en in Onnaveld (Ebenhaëzer). De Protestantse Gemeente Willemsoord
ontstond in 1852, werd zelfstandig in 1867 en kerkt samen met Peperga en
Blesdijke. Het archief van de Hervormde Gemeente werd in 2010 opgenomen in het
Gemeentearchief Steenwijkerland. Bekende predikanten te Steenwijk waren: H.
Bake, J. Bogerman, H.E. Deutelius, J.C. Eijkman, H.E. Gravemeijer, P.
Harritius, P. Hofstede, J.C. Jörg, S. Kooistra, W. Laan, J.P. van Leusden, C.A.
Lingbeek, G. de Mey, P. Parson, G. de Roest, J. Rogerius, A. Rotterdam, G.H.
van Senden, J. Sluiter, J. ter Steege, J. Stommelius, A.M. van der Vlugt, J.
Voskuyl, D.J. van Wezep, J. Wilbrink en H.J. de Zwart. Bekende predikanten te
Steenwijkerwold waren: J. Camerlingh en P. Heering; te Willemsoord: H.M.
Schipper en H.J. Trommel. Ref.: HM 2012 n1 p2-9; L. de Jonge en R. Veenstra. Inventaris van de archieven van de
Nederlands Hervormde Gemeente te Steenwijk 1501-1951 (2010). Zie ook:
kerkelijke gezindte.
Hervormde Kerk (1): Grote Kerk; zie daar. (2): aan de Oldemarktseweg 94 te
Steenwijkerwold. Laatgotische kerk, gebouwd in 1401 op de plaats van een (houten?)
kapel uit 1285. De kerk is gewijd aan Sint Andreas. Het schip had
oorspronkelijk een houten tongewelf. Het oudere koor is overdekt met een
stergewelf. Rijk gesneden preekstoel in Slavonisch eiken uit het begin van de
18e eeuw. Op de westgevel een houten torentje. In 1948 vond een
inwendige restauratie plaats; bij de uitwendige restauratie in 1958-1959 werd
een nieuwe consistorie aangebouwd. Ref.: SW p68. Zie ook hoofdstuk 17. (3): aan
de Steenwijkerweg 159 te Willemsoord. De kerk werd gebouwd in 1852 door de
Maatschappij van Weldadigheid en heeft een orgel dat als rijksmonument
beschermd wordt.
Hesle;
zie: Havelte.
Hesselingenbrug: provinciale ophaalbrug over het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl in de
Hesselingendijk, 5 km ten westen van Steenwijk.
Hesselingendijk of Hesselinkdijk: zeer oude veendijk ongeveer 5 km ten westen van
Steenwijk, aangelegd vanuit de hoge gronden van Steenwijkerwold zuidwaarts
naar de Steenwijker Aa. De dijk is genoemd naar Hesseling, een aanzienlijke
familie met bezittingen in Steenwijkerwold waarvan in 1368 ene Klaas Hesseling
wordt genoemd. In een oorkonde uit 1313 eist bisschop Gwij van Avesnes afstand
van het wereldlijk gerecht van “Oyedsgrope tot Hesclersdijc in de parochiën
Stenwic en Ysselhamme”. Deze dijk vormde de scheiding tussen het Ruxveen en
de Wee.
Hesselte; zie: Havelte.
Hesselterveen; zie:
Kolderveen.
Heuga (naar de
familienaam Van Heugten): voormalige tapijtfabriek aan de Meppelerweg met in de
jaren tachtig bijna 500 medewerkers. Voortgekomen uit Verto en in de jaren
negentig voortgezet door Betap (tapijtfabriek) en Crilux (tapijtververij en –drukkerij).
Het fabriekscomplex werd in 2007 afgebroken.
Heulenbrug: vaste brug
in de 16e–eeuwse Gasthuisdijk waar deze, 4.5 km ten zuiden van
Steenwijk, de Stouwe kruist. Een 'heul' is een opening (vergelijk 'hol'), in
dit geval een door een brug overwelfde opening.
Heulendijkje: voormalig veendijkje dat bij de Heulenbrug langs de Stouwe liep en
als waterkering fungeerde tussen de Drentse en Overijsselse venen ten zuiden
van Steenwijk.
Heusdens, Christiaan Hendrik Wilhelmus (Bodegraven 20 oktober 1907 – Zwolle 12 november
1987; begr. ´t Harde De Zwaluwenburg), arts. Was van 1951 tot 1983 huisarts in
Steenwijk en daarnaast gouverneur van Rotary Nederland. Ref.: SW p403.
Heuvel, De: voormalige
bierbrouwerij achter de tegenwoordige woning aan de Meppelerweg 22. Deze werd
in 1874 opgericht door de gebroeders Klaassenz, die tot 1892 het zogeheten
Heuveltjesbier brouwden. Vanaf 1919 was hier de lijstenmakerij, later
meubelfabriek, van Nieweg en Banis, die in 1969 afbrandde. Ref.: HM 2009 n4
p13-18.
Heuvengracht: een
ongeveer 1.5 km lange vaart even oostelijk van Kalenberg. Vormt de grens tussen
de voormalige kerspelen Scheerwolde en IJsselham. De naam houdt verband met de
hier voorkomende zandopduikingen ('heufden' = hoofden, kopjes of pollenduinen).
Hidding, Egbert (zoon
van Geert Hidding, burgemeester van Steenwijk; Steenwijk ca. 1600 – Hasselt
februari 1658), musicus. Kreeg als blinde een opleiding van Jan Pieterszoon
Sweelinck in Amsterdam. Keerde in 1623 in Steenwijk terug en kreeg in 1627 een
aanstelling als kerkorganist, sinds 1638 tevens beiaardier, in Hasselt. Ref.:
SN p27.
Hiddingerberg (1):
mogelijk genoemd naar Geert Hidding, eigenaar van de erve “Camp ofte Wolter
Oldinghe”. Het is de oude naam van de Woldberg; zie daar. (2): motel met
restaurant en zalencentrum aan de Woldmeentherand nabij de rijksweg A32, in
1992 hier gevestigd door Jacobus Oost; zie daar.
Hiemsherne: 18e-eeuws
boerderijtje aan de Eiderberg 2, later in gebruik als vakantiehuis van
Fredeshiem; zie daar.
Hillebrands, Roelof:
stadstromslager, werd in 1606 om het leven gebracht door Henricus Frankena.
Ref.: HM 1984 n1 p22.
Hillegiesstraote: volksbenaming voor Gasthuisstraat.
Historisch Centrum Overijssel (HCO): gevestigd in de gebouwen van het voormalig
Rijksarchief in Overijssel te Zwolle. Naast diverse provinciale en regionale
archieven, zijn er ook zeer vele lokale archieven waaronder een aantal dat
specifiek op Steenwijk en omgeving betrekking heeft. In de Openbare Bibliotheek
Steenwijk heeft het HCO een Historisch Informatie Punt (HIP).
historisch erfgoed; zie hoofdstuk 16.
Historische Vereniging Steenwijk en Omstreken: opgericht, op initiatief van J. Tuit en D.
Weijdema, op 9 april 1984 met als doel het verdiepen en uitbreiden van de
kennis op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis. Dit doel wordt
nagestreefd door het uitgeven van publicaties, het instellen en onderhouden van
werkgroepen, het organiseren en ondersteunen van activiteiten, het leggen en
onderhouden van externe contacten, het medewerken aan projecten van historisch
belang en het verstrekken van informatie aan zowel de leden (in 2009: ruim 900)
als andere belangstellenden.
Het verenigingstijdschrift Historische
Mededelingen verschijnt sinds 20 juni 1984 viermaal per jaar. Elk nummer
bevat enkele artikelen van uiteenlopende aard, themanummers uitgezonderd.
Verder verschijnen er monografieën en speciale uitgaven. Van de werkgroepen
noemen we in het bijzonder de in 1992 opgerichte Werkgroep Archeologie
Steenwijk en Omstreken (WAS) waarvan het werkgebied zich tot over de
provinciegrenzen uitstrekt. De activiteiten van de vereniging bestaan verder
uit het organiseren van lezingen, excursies en historische rondwandelingen. Met
verschillende ‘zusterverenigingen’ worden contacten onderhouden door bezoek,
tegenbezoek en het aangaan van ruilabonnementen op elkaars tijdschriften. Sinds
22 september 2006 beschikt de vereniging over een verenigingsonderkomen in
Gemaal De Meenthe aan de Sluisweg in Steenwijk. Voor een overzicht van
activiteiten gedurende de eerste twee decennia, zie: HM 1994 n2 en HM 2004 n2.
Zie ook: WAS.
Hoek, Willem (Schiedam 3 februari 1863 - ?) was van 1889 tot 1891 predikant van de
Hervormde gemeente in Steenwijk. Vertrok daarna naar Brussel.
Hoeksema, Jurjen Jan (Leens 26 mei 1930 – Laag Soeren 18 november 2012),
bestuurder. Was gemeentesecretaris van Borger (1965-1970), burgemeester van
Bellingwedde (1970-1978) en van Steenwijk (1978-1995). Schreef over de
geschiedenis van Steenwijk onder meer: Het bestuur der gemeenten (1940-1946)
(1985). Ref.: OSC 24 februari 1995 en 21 november 2012, WWN2.
Hoeve Lama: boerderij aan de Zuidveenseweg 24, gebouwd in 1896. De naam duidt op
de vroegere eigenaar, Lambert Martens (1858-1927).
Hoevendijk: tot 1959 de oude benaming voor de Burgemeester G.W. Stroinkweg, van
Zuidveen naar Onna. Dit deel van Zuidveen vormt een karakteristiek lintdorp.
Hof, Jan Gerrits (De Blesse ged. 7 september 1771 – Steenwijkerwold 15 juli 1846) was
vele jaren korenmolenaar op de Baarsmolen.
Hof Gelderding; zie: Gelderingen.
Hofstede, Petrus (Zuidlaren 1716 – Rotterdam 27 november 1803), predikant, hoogleraar.
Was hervormd predikant in Anjum, Steenwijk (1743-1745) en Rotterdam. Was een
uitgesproken Oranjepredikant die in Rotterdam promoveerde en tot hoogleraar
werd benoemd vanwege zijn predikantschap. Was lid van de Zeeuwsche Maatschappij
van Wetenschappen in Vlissingen en publiceerde in de periode 1752-1786. Ref.:
J.P. de Bie. Het leven en de werken van Petrus Hofstede (1899).
Hogebrug; zie: Hogewaterensbrug.
Hoge Huis; zie: Eese.
Hogeman, Joannes (kleinzoon van Willem Hogeman; Steenwijkerwold 2 mei 1828 – Slagharen
10 mei 1893), pastoor. Werd priester gewijd in 1861 en was kapelaan in
Haaksbergen, Keijenberg, Soesterberg en Heeten. Vanaf 1871 was hij pastoor in
Den Ham en Vroomshoop en sinds 1879 in Slagharen en Lutten. Was een
verdienstelijk onderzoeker van de middeleeuwse geschiedenis van onze omgeving
en maakte een vertaling van Quedam Narracio; zie daar. Schreef over onze
regio: De kerk te Runen, de eerste kerk in het zuidwesten van Drenthe, het
noorden van Overijssel en de oostzijde der Stellingwerven (1887) en: Het
oude graafschap Staveren (1890).
Hogeman, Willem (Olst 13 februari 1774 – Steenwijkerwold 11
mei 1836), landbouwer. Bezat een boerderij op Gelderingen met land langs de
Gelderingensteeg. De voormalige Hoogmansvaart is naar hem genoemd.
Hoge Meintje, Het: oude naam voor het Noorderbolwerk; zie daar.
Hoge Tin; zie: Zwanennest Bolwerk.
Hogeveen, Wicher Pieter van ‘t (ook: Wicher Dick; bijnaam: ’t Moffien). Werd op
16 november 1719 opgehangen op het galgenveld. Ref.: HM 1984 n1 p20-25; HM 2006
n4 p144-149.
Hogewal: de
zuidzuidwestelijke stadswal, tussen het Jan Snoeks Bolwerk en het Heilige Geest
Bolwerk. Het is de hoogste van de Steenwijker stadswallen, ongeveer 12 m boven
NAP.
Hogewaterensbrug (ook:
Hogebrug): een andere naam voor de Zuidveensebrug. In 1564 werd daar in de
Langesloot te Zuidveen een verlaat gemaakt ter voorkoming van overstromingen
in de veenderijen tijdens hoogwaterperioden op de Steenwijker Aa.
Hogewaterensmolen: een in 1565 genoemde graanmolen in Zuidveen, ook
aangegeven op de kaart van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560. Verdere gegevens
ontbreken.
Hogewind, Barend (Steenwijk 12 september 1850 – Steenwijk 2 juni 1931), winkelier,
uitgever van ansichtkaarten. Had sinds 1879 een winkel in luxe artikelen aan de
Woldstraat, later met een fotografisch atelier aan de Markt, thans nummer 36.
Van 1901-1904 liet hij vier series fraaie prentbriefkaarten met Steenwijker
stadsgezichten maken, waarschijnlijk van eigen clichés. Na zijn dood werd de
zaak tot 1940 voortgezet door zijn schoonzoon Adriaan Jacob Velsen.
Holenpathe; zie: Oldeholtpade.
Hollander, Bastiaan (Wetering gem. Steenwijkerwold 29 april 1887 –
Meppel 25 januari 1964), firmant van Van Kerkvoorde & Hollander; zie daar.
Hollandschedijk; zie: Oude Nieuwlandsdijk.
Hollandsche Weide: voormalig stuk grond even ten noorden van de
Oosterpoort.
Holleboom, Antonie (roepnaam: Antoon; Dalfsen 17 juli 1864 –
Enschede 6 november 1946), molenmaker. Zette het timmerbedrijf van zijn vader
aan de Gasthuisstraat voort; genoot in de wijde omgeving bekendheid als
molenmaker.
Holsloot (ook: Hoolsloot; oude afwateringsslootsloot van het Eesermeer die
in 1654 werd aangewezen als grens tussen het landgoed Eese en Eesveen.
holt:
dialect voor ‘hout’, een hoger gelegen bosgebied, meestal op zandgrond. Zie
ook: wold.
Holt, Jan Willem Antonius Dominicus ten (Hengelo 8 november 1946), taalkundige. Studeerde
en onderzocht diverse Germaanse talen aan verschillende universiteiten. Schreef
taalkundige publicaties en een transcriptie van het keurboek (1579) der stad
Steenwijk: Diplomatische uitgave van het keurboek van de stad
Steenwijk (1986). Ref.: WWN2.
Holte, Ten (ook: Ten Holthe): voormalige erve aan de noordkant van het dorp
Steenwijkerwold. Was in 1382, als bezit van de bisschop van Utrecht, in leen
bij Johan Sloet. De naam was in 1832 als Ten Holten de kadastrale aanduiding
van land ten noordoosten van Steenwijkerwold.
Hoofdakker, Rutger Hendrik van den (pseudoniem: Rutger Kopland; roepnaam: Rudi; Goor
4 augustus 1934 – Glimmen 11 juli 2012), psychiater, schrijver en dichter.
Deskundige op het gebied van depressiebestrijding door lichttherapie en
slaapverschuiving. Was van 1981-1995 hoogleraar biologische psychiatrie aan de
RUG. Daarnaast een bekend schrijver en dichter die meermalen Steenwijk in zijn
werk vermeldt; zijn ouders woonden lange tijd in Steenwijk waar zijn vader
directeur van de gasfabriek was. Hij debuteerde in 1966 en won in 1988 de P.C.
Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre.
hoofdkerk; zie: dochterkerk.
Hoofien, Jacob
(Steenwijk 25 mei 1846 – Utrecht 5 maart 1886), leraar, geestelijke. Was sinds
1866 leraar in de Hebreeuwse taal en letterkunde, geschiedenis en oudheden te
Amsterdam en van 1875 tot aan zijn dood rabbijn in Utrecht. Schreef van
1870-1882 boeken en artikelen over het jodendom, de Hebreeuwse taal en het
oud-joodse familieleven.
Hoogewegsbrug: provinciale ophaalbrug over het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl in de
Hoogeweg, 0.3 km ten zuidoosten van Ossenzijl.
Hoogmansvaart: een
voormalige 1.5 km lange wetering van de Gelderingse Slagen naar het
Steenwijkerdiep, ongeveer 3.5 km westelijk van Steenwijk. Kruiste de Hooidijk
met een brug en liep vervolgens in zuidelijke richting naar de Woldslagen.
Genoemd naar Willem Hogeman, wiens land onder Gelderingen hierop afwaterde.
Hoogte, De: gebied met
hoger gelegen dekzandruggen, 1 km ten zuidoosten van Huis Eese.
Hoogwolde: villa aan de
Meppelerweg 61, in 1904 gebouwd in art nouveaustijl naar ontwerp van B.
Rouwkema; gemeentelijk monument. Heeft van1938-1984 gediend als Protestants (of:
Christelijk -) Militair Tehuis.
Hooidijk: oorspronkelijk
een dijk ter weerszijden van de Steenwijker Aa tot ongeveer 5 km westelijk van
Steenwijk. De dijk op de linkeroever heette Heerendijk, die op de rechteroever
heette behalve Hooidijk ook wel de Ruxvenigerweg. Deze laatste strekte zich uit
van de Tukseweg tot aan de Woldlakeweg.
Hoomoedt, Adolphanus (roepnaam: Dolf; Steenwijk 8 mei 1918 –
Heerenveen 18 januari 1971), sigarenwinkelier, tekenaar. Was lichamelijk
gehandicapt en veelzijdig begaafd. Dreef van 1938-1964 een kiosk aan de
Gasthuispoort. Was daarnaast een talentvol (pen-)tekenaar en schilder van
landschappen en portretten. Ref.: OSC 15 juni 1988; SW p385-386.
Hoomoedt, Hermina Petronella (roepnaam: Mini; Steenwijk 12 maart 1931 –
Heerenveen 23 september 1997) genoot vanwege haar niet-alledaagse verschijning
grote bekendheid in Steenwijk en omgeving. Zij was een klein schrander
vrouwtje, goed op de hoogte van het lokale nieuws. De cabaretgroep Fragment
bezong haar in: Kennie Mini?. Ref.: OSC 18 oktober 1991.
Hooms, Maria Henriëtte (Rotterdam 4 maart 1826 – Zuidveen 18 februari
1913), evangeliste, echtgenote van Dirk
de Gilde; zie daar.
Hoop, Abraham Johan van der (schoonzoon van David Thomassen à Thuessink; Arnhem
29 januari 1775 – Steenwijk 3 oktober 1826), bestuurder. Was wethouder en Statenlid
in Groningen. Verhuisde om gezondheidsredenen naar Huize De Bult waar hij kort
daarna overleed aan de zogenoemde Groninger ziekte, een malaria-epidemie. Hij
werd begraven in het koor van de Grote Kerk.
Hoop, De; zie: Wasserij Spitzen.
hoopstede: plaats waar gedroogde turf werd
opgestapeld voor verscheping.
Horst, De; zie: Oosterbolwerk.
Horst, Johan Gerhard Henri ter (zoon en opvolger van de volgende; Steenwijk 18
juni 1841 – Amsterdam 30 oktober 1892), was van 1868-1876 notaris te Steenwijk,
daarna in Amsterdam.
Horst, Rudolph Johan Joseph ter (Leeuwarden 25 maart 1811 – Zwolle 24 december
1885), was van 1839-1868 notaris te Steenwijk, sinds 1876 wonende te Zwolle.
Horst, Salomon van der (Steenwijk 1868 – Laag-Keppel 21 december 1925;
begr. Steenwijk JB), manufacturier. Bekende joodse Steenwijker koopman en
winkelier aan de Markt (De Bijenkorf), vele jaren voorzitter van de kerkeraad.
Ref.: POR p140.
Hospitaal van de Heilige Geest; zie: Gasthuis.
hotels.
In 1958 waren er in Steenwijk zeven hotels: Bakker, Blok (later: ‘t Geveltien, aan
de Markt), De Gouden Engel, De Kroon, Het Trefpunt, Oosterveen en Van der
Woude. Bij een totale capaciteit van 69 bedden, waren er in genoemd jaar 1878
gasten onder wie 210 buitenlanders. In 2008 waren er binnen de voormalige
gemeente Steenwijk drie hotels: De Eese, Hiddingerberg en Stadslogement, met
totaal 97 kamers.
hotte:
plaatselijke benaming van roodbruin veen zoals werd aangetroffen langs de bovenloop
van de Steenwijker Aa.
houtskoolbranden: bedrijvigheid die in 1951 voor het laatst plaats vond op landgoed de
Eese.
Houthaven: straatnaam die herinnert aan een voormalige insteekhaven aan de
zuidkant van het Steenwijkerdiep te Steenwijk. Deze behoorde bij de
houtzaagmolen die Salco Tromp Meesters hier in 1846 liet bouwen. De Houthaven
werd in 1949 gedempt.
Houtwal: vroegere naam van de kade aan de zuidkant van het
Steenwijkerdiep te Steenwijk. Hier bevonden zich de houtzaagmolen en loodsen
van de familie Tromp Meesters.
Houwer, Gerrit (Tuk 14 juli 1905 – Steenwijk 21 juni 1980), winkelier, uitgever van
ansichtkaarten. Nam omstreeks 1930 een galanteriewinkel in de Oosterstraat
over, waar hij ook fraaie ansichtkaarten met stads- en dorpsgezichten van
Steenwijk en Steenwijkerwold verkocht. Zijn schoonzoon zette de zaak om tot een
franchisebedrijf van de Hema.
Houwer, Jacob Johannes (roepnaam: Jaap; Steenwijk 12 augustus 1936),
onderwijzer, handelaar. Was van 1958-1960 korte tijd onderwijzer in Dwarsgracht,
Kerkbuurt en Steenwijk en van 1961-1992 handelaar voor de granen- en
veevoederindustrie. Schreef: Familie Houwer-Houwink (2001), De
familie van Jonkman, broodbakker in de Weerribben (2003) en Steenwijk,
hoofdstad van Steenwijkerland (2008).
Hovens Gréve BV, Drukkerij: boek- en offsetdrukkerij en uitgeverij, ook van
familie-, reclame- en handelsdrukwerk en ansichtkaarten, tevens kopieer- en
printservice. Opgericht in 1866 door G. Hovens Gréve, later opgevolgd door K.
Hovens Gréve, in 1960 door U. Koenen, van 1967-1988 door B.J. van Doorne en
sindsdien door diens beide zoons. Ref.: OSC 17 mei 1991. Zie ook hoofdstuk 17.
Hovens Gréve, Coenraad (Haarlem 8 maart 1790 – Steenwijk 28 maart 1874),
was 48 jaar predikant van de Doopsgezinde Gemeente in Steenwijk.
Hovens Gréve, Gerard (zoon van voorgaande; Steenwijk 30 december 1836
– Geel, België 23 januari 1905), drukker, uitgever. Vestigde in 1866 een
drukkerij in de Woldstraat te Steenwijk, sinds 1894 in de Onnastraat. Begon op
1 juli 1869 met het drukken en uitgeven van de Opregte Steenwijker Courant, in
1957 overgenomen door Boom in Meppel.
Hovens Gréve, Koenraad (zoon van voorgaande; Steenwijk 30 juni 1867 –
Amersfoort 8 november 1951), uitgever, voortzetter van de door zijn vader opgerichte
drukkerij en uitgeverij.
Huender, Willem (Nijbroek, gem. Voorst 20 december 1834 – Steenwijk 27 januari 1913),
was van 1876-1913 notaris te Steenwijk.
Huis Eese; zie: Eese.
huishoudschool; zie:
Landbouwhuishoudschool.
huisindustrie: in eigen
huis verricht productiewerk, vroeger vooral tijdens de wintermaanden en dikwijls
met medewerking van de gezinsleden. Zie ook: mattenvlechterij,
sigarenindustrie.
Huis in ’t Veld, Cornelis Johannes George (roepnaam: Kees; Steenwijkerwold 11 januari
1949), leraar. Was van 1971-1975 leraar te Slagharen, tot 1977 te Ellekom en
sindsdien te Meppel. Is, sinds de oprichting in 2001, voorzitter van de
Stichting Mr. J.C. Bloem-poëzieprijs; zie daar. Samensteller en schrijver van In
herinnering J.C. Bloem 1966-2001 (2001).
Huis in ’t Veld, Theodorus Cornelis Antonius (Steenwijkerwold 25 november 1926 –
Steenwijkerwold 9 juni 1996), onderwijzer. Begon in 1946 als onderwijzer in
Blauwhuis, in 1949 in Heerenveen, in 1957 aan de Sint Clemensschool in
Steenwijk en was van 1961-1985 hoofd van de Don Boscoschool in Gelderingen.
Ref.: Steenwijker Expres 14 augustus 1985.
huisnummering: werd in
Steenwijk ingevoerd in 1852, in Steenwijkerwold vier jaar later. De nummering
liep per wijk. In Steenwijk werd in 1870 overgegaan op het gebruik van
straatnamen, in Steenwijkerwold gebeurde dit in 1959.
Huis Paasloo; zie:
Paasloo.
huisvesting; zie:
woningbouw, woonomstandigheden.
Huis Westerbeek; zie:
Westerbeek.
Huize Bergstein; zie:
Bergstein.
Huize Bergzicht; zie:
Bergzicht.
Huize De Bult; zie:
Bult.
Huize De Kom; zie: Kom.
Huize Ronde Blesse; zie:
Ronde Blesse.
Hulstijn, Teunis Francis
(Varik 1838 – Steenwijkerwold 19 april 1900), architect. Woonde en werkte sinds
1868 in Thij. Hij begeleidde in 1870 de bouw van de nieuwe synagoge op de hoek
van de Gasthuisstraat en de Kornputsingel en was de ontwerper van villa
Oostwold in Tuk.
hunebedden:
prehistorische graven, vervaardigd uit grote zwerfstenen, gebouwd door mensen
uit de trechterbekercultuur (ca. 2.800-2.200 v.C.). De graven zijn langwerpig
van vorm en hebben een ingang aan de zuidzijde. Oorspronkelijk waren ze
overdekt door een zandheuvel en omgeven door een stenenkrans. Het voormalige
hunebed op de Eese lag op minder dan 100 m van de Drentse grens. De exacte
ligging was: 204,99 / 539,99. Het was, met dat van Mander, het enige in
Overijssel. In 1781 werd het in tekening gebracht door Petrus Camper; omstreeks
1845 is het vernield en daarna geheel verdwenen. De naam ‘hunebedden’ is van
Duitse oorsprong; in Drenthe sprak men vroeger van ‘steenbergen’. Ref.: A.E.
van Giffen. Het verstoorde hunebed op de Eeze bij Steenwijk (1924).
Husse, De: een voormalige
kleine eendenkooi aan de zuidwestkant van Witte Paarden. Het langwerpige water
van ongeveer 6x60 m werd in het begin van de vorige eeuw wel als ijsbaan
gebruikt door kinderen uit Thij en Witte Paarden. De naam komt van het
Middelnederlands hissen of hussen, in de betekenis van ‘opjagen’.
Huttenberg: voormalige nederzetting ten zuiden van Willemsoord, bewoond door
kolonisten die zich, al of niet vrijwillig, een hut als onderkomen bouwden. In
de 20e eeuw werd het gebied gesaneerd en in 1911 werd de naam
veranderd in Marijenkampen.
Hylkema, Tjeerd Oeds Ma Hylke (Leek 16 juni 1888 – Zeist 12 september 1962), predikant. Was van 1912
tot 1929 predikant van de Doopsgezinde Gemeente Giethoorn. Was zeer actief op
sociaal - en cultuurhistorisch gebied; stichter van jongerenclubhuis Het
Kraggehuis (1918) in het Bovenwijde te Giethoorn en het ontmoetingscentrum
Fredeshiem (1929) ten noorden van Steenwijk. Schreef onder meer: Fredeshiem,
herinneringen van Ds. T.O. Hylkema (1960). In Giethoorn is een weg naar hem
vernoemd. Ref.: HM 2005 n4 p106-118.
ICV:
Industriële en Commerciële Vereniging Steenwijk en Omstreken, in 2001 omgedoopt
tot Business Club Steenwijkerland.
Iersel, Gerardus Clemens Maria Casper van (roepnaam: Gerard; Eindhoven 8 juni 1934),
beeldend kunstenaar. Veelzijdig tekenaar en schilder van architectuur,
composities en landschappen, beeldhouwer en vormgever van monumenten,
kleinplastiek, wanddecoraties, mozaïeken en glasapplicaties. In Steenwijk sinds
1972 bekend van het roestvaststalen plastiek bij de ingang van het NS-station.
IJpenhof: begraafplaats aan de Eesveenseweg te Eesveen, aangelegd in 1913.
ijsbaan: van 1926-2004 aan de westzijde van de Tukseweg, over de Dolderbrug, op
de voormalige Achterslagen. De Steenwijker IJsclub werd opgericht op 20 mei
1926 als voortzetting van de oude club Onder Ons. Naast de exploitatie van de
natuurijsbaan, werkt men mee aan regionale toertochten. In 2006 werd bij
Verlaat een andere plaats als ijsbaan bestemd. Ref.: HM 2001 n4 p94-103.
ijskelders: ondergrondse ruimten, afgedekt door een heuvel van grond, bedoeld als
koelruimten. Ze werden ’s winters deels gevuld met ijsblokken uit open water.
In het Park Rams Woerthe zijn er twee bewaard gebleven.
IJsselham (1): buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 11 km
westnoordwestelijk van Steenwijk, 2 km ten zuidwesten van Oldemarkt, met
ongeveer 70 inwoners. Zeer oude nederzetting, al in 1245 genoemd als Sileham,
een marke met een kerk, gewijd aan Sint Stefanus, behorende tot het Sint
Odulfsklooster bij Stavoren. Was in de 13e en 14e eeuw
het toneel van twisten tussen de bisschop en de Stellingwervers. In 1313 eiste
de bisschop van hen 48 hoeven bij Yselhamme terug te geven. IJsselham verplaatste
zich met de vervening naar het oosten. Een deel van de bevolking vestigde zich
aan de Zuiderzeedijk, waar in 1418 vanuit IJsselham een kerk gesticht werd in
Den Hamme, later Blankenham genoemd. Door ontvolking niet langer in staat de
eigen kerk te onderhouden werd het kerspel in 1675 bij het schoutambt Oldemarkt
en Paasloo gevoegd. De kerk ging in 1730 over naar Oldemarkt. De locatie van de
voormalige kerk is nog bekend; de toren werd in 1810 afgebroken, het vervallen
kerkhof bestond nog tot ver in de 19e eeuw. Ref.: J. ten Hove en
F.D. Zeiler. Turfmakers en boterkopers; de geschiedenis van IJsselham,
Ossenzijl, Kalenberg, Paasloo en Oldemarkt (1996). (2): voormalige
gemeente, in 1973 ontstaan bij de gemeentelijke herindeling van
Noordwest-Overijssel door samenvoeging van Blankenham, Kuinre en Oldemarkt, met
Oldemarkt als hoofdplaats. In 2001 is deze gemeente opgegaan in de nieuwe
gemeente Steenwijkerland.
IJzeren Brug: stalen viaduct over de spoorlijn bij Witte Paarden, op 2 juni 1867 in
gebruik genomen. Het werd in 1927, toen het spoor verdubbeld werd, vervangen
door een breder viaduct met grotere overspanning en in 1952 wegens
elektrificatie met 45 cm verhoogd.
Indisch Monument: gedenkteken in 1997 opgericht door het Comité Indisch Monument
Steenwijk. Het bevindt zich in het Slingerbosje aan de oostzijde van de
Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg, waar op 15 augustus de jaarlijkse
dodenherdenking plaats vindt. Het kunstwerk bestaat uit een door Annica Koot
vervaardigd plastiek Een gebroken tegel.
industrie. Ongeveer één derde van de werkende bevolking is werkzaam in de
industrie. In de 19e eeuw stond Steenwijk vooral bekend om
bedrijfstakken als: leerlooierij, houtzagerij, sigaren- en tabaksindustrie,
maalderij, lijm-, verf- en inktfabricage, touwslagerij en riet- en
mattenvlechterij. In de vorige eeuw kwamen (en gingen) enkele bijzondere
fabrieken: Monsieur’s meubelfabriek (1898-1962), Pasman’s Exportslachterijen en
Fabrieken (1916-1938), de Eerste Steenwijker Kunst- Aardewerk Fabriek ESKAF
(1919-1927) en de speelgoedfabriek ’t Poppenrijk (1953-1976), bekend van het
Wildebras speelgoed. In 1949 waren ongeveer 250 mensen werkzaam in de voedings-
en genotmiddelenindustrie, 200 in de houtbewerking, 150 in de metaalindustrie,
125 in de chemische industrie en 80 in de kledingindustrie. In de 2e
helft van de vorige eeuw nam vooral de kunststofverwerkende industrie een grote
vlucht. Met name bedrijven als Dyka BV, Kornelis Caps & Closures en Eleq BV
(voorheen: Faget) hebben bijgedragen tot het begrip Steenwijk Kunststofstad.
Van de verschillende industrieterreinen is De Dolder het oudste, en Groot
Verlaat, ten westen van de stad, het grootste van Noordwest-Overijssel. Zie verder
hoofdstukken 11 en 17.
infrastructuur; zie hoofdstuk12.
Ingen, Jhr. Hendrik Pilgrim Marius Cato van (Kampen 14 februari 1816 – Kampen 3 juli 1874),
jurist. Werd in 1851 beëdigd als advocaat bij de provinciale gerechtshoven van
Overijssel en Gelderland, was in 1852 burgemeester en secretaris van
Gramsbergen en van 1854-1864 burgemeester van Steenwijkerwold.
Instituut Collectie Krop; zie: Stichting Instituut Collectie Krop.
inwonertal; zie: bevolking.
Irisplein: centrum van de Bloemenbuurt.
Islamitische Stichting Nederland: heeft sinds 1988 in Steenwijk een eigen gebedsruimte,
de Tuba Moskee. Gevestigd in de voormalige Marechausseekazerne, Gasthuislaan
20.
Israëlitische Gemeente, Nederlands- ; zie: joodse gemeente.
Isvhene: oude schrijfwijze van Eesveen; zie daar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten